ECLI:NL:GHSHE:2014:1088

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
20-003516-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige gevolgen door roekeloos rijgedrag

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 5 mei 2009 te Tilburg, waarbij de verdachte, bestuurder van een BMW, met hoge snelheid een stilstaande Hyundai aanreed. De bestuurder van de Hyundai, [C], raakte hierbij zwaargewond, met als gevolg een hoge dwarslaesie en volledige beademingsafhankelijkheid. De verdachte reed met een snelheid tussen de 104 en 156 km/u, terwijl de maximumsnelheid op dat gedeelte van de weg 80 km/u was. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, die een zwaardere straf vroeg, waaronder een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam had gehandeld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan het veroorzaken van het verkeersongeval door roekeloos rijgedrag.

Het hof legde een taakstraf op van 180 uren, met een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden en een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer en de impact op zijn leven en dat van zijn naasten. De verdachte had geen eerdere verkeersdelicten en het hof vond een voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003516-12
Uitspraak : 16 april 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
9 oktober 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-700460-09 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het als bestuurder van een personenauto door zijn schuld veroorzaken van een verkeersongeval waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot:
 een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
 een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 jaren met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest.
Door en namens de verdediging is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
primair:op of omstreeks 5 mei 2009 te Tilburg, in de gemeente Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmede rijdende over de weg, de Dongenseweg en gekomen ter hoogte van en/of op de kruising/splitsing van die weg, de Dongenseweg met de weg, de Dopheistraat,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
rijdend met dat motorrijtuig (personenauto, BMW), over die weg, die Dongenseweg,
- niet, althans niet behoorlijk, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, "rechts" op de door hem, verdachte, gevolgde rijbaan van die weg te (blijven) rijden en/of
- met een snelheid, gelegen tussen 104 kilometer per uur en 156 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden, (zulks terwijl hij, verdachte, op (zeer) korte afstand werd gevolgd door een, eveneens op die weg, met hoge/aanzienlijke snelheid rijdend, motorrijtuig (personenauto, Nissan, bestuurd door de hem, verdachte, bekende [F]),
met (nagenoeg) onverminderd(e) (hoge) snelheid voormelde kruising of splitsing van wegen op te rijden en/of zonder (behoorlijk), gezien zijn, verdachtes, rijrichting, "rechts" te rijden, het kruisingsvlak van voormelde kruising/splitsing van wegen zowel te naderen, als (vervolgens) op te rijden,
op het moment dat de bestuurster van een motorrijtuig (personenauto, Hyundai) doende was die kruising/splitsing van wegen op te rijden (komende vanaf de weg, de Dopheistraat), althans die kruising/splitsing van wegen (komende vanaf de weg, de Dopheistraat) reeds opgereden was en in de middenberm, gelegen tussen de rijbanen van die weg, de Dongenseweg, opgesteld (stil)stond, teneinde, gezien haar rijrichting, "naar links" (in de richting Tilburg) die weg, de Dongenseweg in of op te rijden,
waardoor hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, BMW) in botsing/aanrijding is gekomen met dat motorrijtuig (personenauto, Hyundai, bestuurd door: [A], met als inzittenden: [B] en [C]),
ten gevolge waarvan een van die inzittenden, genaamd [C], van het motorrijtuig (personenauto, Hyundai) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit (tijdelijke) ziekte of verhindering in de uitoefening van diens normale bezigheden is ontstaan, te weten: een dwarslaesie en/of meerdere ribbreuken;
subsidiair:op of omstreeks 5 mei 2009 te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmee rijdende op de weg, de Dongenseweg, en gekomen ter hoogte van en/of op de kruising/splitsing van die weg, de Dongenseweg, met de weg, de Dopheistraat,
- niet, althans niet behoorlijk, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, "rechts" op de door hem, verdachte, gevolgde rijbaan van die weg is (blijven) rijden en/of
- met een snelheid, gelegen tussen 104 kilometer per uur en 156 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, heeft gereden (zulks terwijl hij, verdachte, op (zeer) korte afstand werd gevolgd door een, eveneens op die weg, met hoge/aanzienlijke snelheid rijdend, motorrijtuig (personenauto, Nissan, bestuurd door de hem, verdachte, bekende [F]),
en/of (vervolgens)
- met (nagenoeg) onverminderd(e) (hoge) snelheid voormelde kruising/splitsing van wegen is opgereden en/of zonder (behoorlijk), gezien zijn, verdachtes, rijrichting, "rechts" te rijden, het kruisingsvlak van voormelde kruising/splitsing van wegen zowel is genaderd, als (vervolgens) is opgereden op het moment dat de bestuurster van een motorrijtuig (personenauto, Hyundai) doende was die kruising/splitsing van wegen op te rijden (komende van de weg, de Dopheistraat), althans die kruising/splitsing van wegen (komende vanaf de weg, de Dopheistraat) reeds opgereden was en in de middenberm, gelegen tussen de rijbanen van die weg, die Dongenseweg, opgesteld (stil)stond, teneinde, gezien haar rijrichting, "naar links" (in de richting Tilburg) die weg, de Dongenseweg in of op te rijden,
waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, BMW), in botsing/aanrijding is gekomen met dat motorrijtuig (personenauto, Hyundai, bestuurd door: [A], met als inzittenden: [B] en [C]),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die kruising/splitsing van wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die kruising/splitsing van wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 5 mei 2009 te Tilburg, in de gemeente Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmede rijdende over de weg, de Dongenseweg, en gekomen ter hoogte van de kruising van die weg met de weg, de Dopheistraat,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam,
rijdend met dat motorrijtuig (personenauto, BMW) over die Dongenseweg,
- niet, gezien zijn rijrichting, rechts op de door hem gevolgde rijbaan van die weg te rijden en
- met een snelheid van ten minste 104 kilometer per uur, zijnde een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden,
met hoge snelheid voormelde kruising op te rijden en zonder behoorlijk rechts te rijden het kruisingsvlak van voormelde kruising van wegen zowel te naderen als vervolgens op te rijden,
op het moment dat de bestuurster van een motorrijtuig (personenauto, Hyundai) die kruising van wegen (komende vanaf de Dopheistraat) reeds opgereden was en in de middenberm, gelegen tussen de rijbanen van de Dongenseweg opgesteld stil stond, teneinde, gezien haar rijrichting, naar links (in de richting Tilburg) de Dongenseweg op te rijden,
waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto, BMW) in botsing is gekomen met die personenauto, Hyundai, bestuurd door: [A], met als inzittenden: [B] en [C],
ten gevolge waarvan een van die inzittenden, genaamd [C], van die personenauto, Hyundai, zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: een dwarslaesie en meerdere ribbreuken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De hieronder vermelde paginanummers verwijzen - tenzij anders vermeld - naar de doorlopende paginanummering van het dossier van de regiopolitie Midden en West Brabant, registratienr. 2009064739-17, sluitingsdatum 2 juli 2009 (het voorblad vermeldt registratienr. 2009064739-1, sluitingsdatum 16 juni 2009), aantal doorgenummerde pagina’s 39 en twee ongenummerde bladzijden, met bijlagen.
1.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [A] (p. 25-27):
Het was dinsdag 5 mei 2009. Mijn man [C], mijn schoonmoeder [B]
([B]; hof)en ik reden in mijn auto, een Hyundai Getz, kleur husky blauw. Het kenteken was volgens mij [kenteken 1]. Ik reed, naast mij zat mijn schoonmoeder en [C] zat achter mij.
Ik weet niet hoe die straat heet maar ik noem deze de Dongenseweg. Dit is de doorgaande weg tussen Tilburg en Dongen. Wij reden vanuit de Moer richting deze Dongenseweg
(over de Dopheistraat; hof).
Bij de Dongeseweg aangekomen, moest ik stoppen omdat er veel verkeer vanuit Tilburg aan kwam rijden. Ik heb mijn auto voor de daar aanwezige haaientanden stilgezet. Ik heb daar een tijdje staan wachten. Omdat wij totaal geen haast hadden, was dit ook niet erg. Ik weet dat er nog een auto achter mij is komen staan.
Op een gegeven moment kwam er geen verkeer meer uit de richting van Tilburg. Er was ruim voldoende leegte om naar de middenberm te rijden. Dit moet ook wel anders ga ik echt niet oversteken. Bij twijfel blijf ik zeker staan. Omdat er ruim voldoende ruimte was, besloot ik naar de middenberm te gaan. Dit deed ik door normaal vlot op te trekken en alvast schuin in te steken om richting Tilburg te gaan. Doordat er behoorlijk wat verkeer vanuit Dongen kwam, moest ik in de middenberm stilstaan. Ik zette mijn auto stil in de middenberm. Ik doe dit door de rem in te trappen en getrapt te houden. Voor mij reden diverse voertuigen langs richting Tilburg. Ik weet dat er veel verkeer vanuit Dongen kwam. Ik heb daar een tijdje stilgestaan en toen hoorde en voelde ik een enorme klap en mijn auto begon te tollen. Ik zag mijn man op de straat liggen.
2.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [B] (p. 23-24):
Op dinsdag 5 mei 2009 tussen 15.30 uur en 16.00 uur reden wij richting Tilburg komende uit de Moer. Wij zijn: mijn schoondochter genaamd [A] en mijn zoon [C]. Wij reden in de auto van [A] en [A] reed. [C] zat achterin en zat achter [A]. De personenauto waar wij in reden, was een Hyundai Getz, blauw/grijs van kleur. Wij hadden geen haast. Wij hadden alle tijd.
Bij de bewuste kruising aangekomen, moesten wij stoppen voor het kruisende verkeer. Wij stonden als eerste auto daar te wachten. Voordat wij de kruising opreden, hebben wij best lang moeten wachten. Ondanks dat ik niet de auto bestuurde, keek ik wel mee. Op een gegeven moment kwam er geen verkeer meer vanuit Tilburg gereden. [A] gaf daarop gas en reed naar de middenberm toe. Hier was ook alle tijd en ruimte voor. Er kwam volgens mij wel een auto aan maar dat was nogal een eind weg. Voor mijn gevoel was er zat ruimte om de oversteek veilig te maken.
Op de middenberm aangekomen, stopte [A] de auto. Wel draaide zij de neus van de auto al richting Tilburg. Wij moesten daar stoppen omdat er auto’s vanuit de richting Dongen kwamen. Voordat er ruimte was, waren er enkele auto’s gepasseerd. Wij hebben een tijdje op de middenberm stil gestaan. We hebben daar wel even moeten wachten.
Op een gegeven moment, wij stonden nog steeds stil in de middenberm, hoorde en voelde ik een hele heftige en harde klap. Direct gevolgd door het tollen van de auto. [A] is uit de auto gegaan en naar [C] gelopen die op straat lag.
3.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 28 mei 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [D] (p. 18-20):
Op dinsdag 5 mei 2009 omstreeks 15:35 uur reed ik over de Dopheistraat in de richting van de Dongenseweg. Ik reed hierbij in mijn personenauto. Bij de kruising met de Dongenseweg aangekomen stond er voor mij een lichtblauwe personenauto te wachten. Ik zag dat er achter het stuur een vrouw zat. Deze vrouw keek duidelijk naar links en naar rechts de Dongeseweg op. Ik zag dat zij dit meerdere keren deed. Na enkele minuten leek de weg vrij te zijn en ik zag dat zij naar de middenberm van de Dongenseweg reed. Zij wilde blijkbaar afslaan richting Tilburg. Zij stak met een normale snelheid over. Op deze middenberm zag ik dat zij de auto stil zette om het van rechts komende verkeer voor te laten gaan. Ik heb op dat moment mijn auto een stukje naar voren gereden richting de haaientanden. Nadat ik een stukje naar voren gereden was, zette ik mijn auto ook stil, een stukje voor de haaientanden. Zowel ikzelf als de lichtblauwe auto stonden al even stil. Dit was echt al even.
Ik zag dat deze lichtblauwe auto niet helemaal recht in de middenberm stond maar al iets ingedraaid stond richting Tilburg. Ik keek naar links en zag dat er een zwarte BMW aan kwam rijden met een rode auto er kort achter. Dit was de eerste keer dat ik deze zwarte en rode auto zag. Dit viel mij op omdat het daar wat smaller wordt en ik toch ook die rode auto goed kon zien. De zwarte auto reed uiterst links op de rijbaan en de rode op het normaal gebruikte rijgedeelte. Ik zag dat zij duidelijk harder reden dan normaal. Mijn eerste indruk toen ik naar links keek was “Goh, die lichtblauwe auto is toch goed overgestoken.” Het viel mij direct op dat die zwarte BMW en die rode auto hard en roekeloos reden. Dit roekeloos was omdat zij hard op ons af kwamen en het leek of zij op een racebaan zaten. Mijn eerste indruk was dat zij een wedstrijdje aan het houden waren, en dat terwijl ik niet eens wist of ze bij elkaar hoorden of niet.
Ik zag dat deze zwarte BMW tegen de linkerzijde ter hoogte van het achterwiel van de lichtblauwe auto aan reed. Hierdoor begon deze lichtblauwe auto te tollen. Ik zag dat er een persoon uit een auto geslingerd werd en dat deze met een smak op straat terecht kwam. Deze persoon bewoog hierna ook niet meer. Direct ging er een portier van deze lichtblauwe auto open en zag ik dat een vrouw half op de stoel ging zitten en naar de man die uit de auto geslingerd was keek.
De BMW heeft nog een of meerdere draaien gemaakt en is op dezelfde weg als hij al reed, met rijrichting Dongen, tot stilstand gekomen. De rode auto is tegen een boom tot stilstand gekomen.
Die BMW reed helemaal aan de linkerzijde van de rijbaan en volgde niet de normale weg, die dus veel dichter bij mijn voertuig geweest zou zijn. Ik rijd deze weg vaak en durf zeker te zeggen dat deze twee jongens met verhoogde snelheid reden. Dit was voor mij overduidelijk.
4.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 mei 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [E] (p. 21-22):
Ik reed op dinsdag 5 mei, omstreeks 15.45 uur, in mijn auto op de Dongenseweg, komende uit de richting van Tilburg, rijdende in de richting van Dongen.
Net voor de kruising met de Dopheistraat gaat de tweebaansweg over in een eenbaansweg. Ik reed op de rechterrijstrook. Ik reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur. Ik zag in mijn buitenspiegel dat er een donkere BMW achter mij reed. Ik zag dat hij met grote snelheid naderde. Ik zag dat net voor de overgang van tweebaansweg naar eenbaansweg, de BMW mij met een bloedgang inhaalde. Ik zag dat hij hierbij over het
verdrijvingvlak reed. Deze BMW reed minimaal 100 kilometer per uur. Ik zag dat een Mazda of iets dergelijks
(het hof begrijpt: de door [F] bestuurde rode Nissan; hierna bewijsmiddel 9)kort achter de BMW reed met dezelfde hoge snelheid. Tussen die twee auto’s zat ongeveer 10 meter. Ik heb het vermoeden dat die gasten met elkaar aan het racen waren. Zo kwam het bij mij in ieder geval over. Het was in ieder geval niet normaal auto rijden. Ik moest gas terugnemen om die twee auto’s ertussen te kunnen laten, in verband met tegenliggers.
Ik zag dat de BMW met volle vaart tegen de linker achterzijde van een grijze Hyundai Getz
botste. Ik zag dat een persoon uit de Getz geslingerd werd en op het wegdek terecht kwam. Ik zag dat de man die op de grond lag niet meer bewoog.
5.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor door de rechter-commissaris d.d. 27 april 2012, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [E]:
Van het ongeval kan ik u het volgende nog vertellen. Ik keek op een gegeven moment in mijn linker buitenspiegel en zag een auto aankomen. Ik dacht bij mijzelf dat dat niet goed ging. Ik bedoel daarmee dat het lastig zou worden voor die auto om mij nog in te halen omdat die weg van een tweebaansweg naar een eenbaansweg ging. Ik heb geremd om die auto mij te laten passeren. Die auto is met een snelheid van 100 à 130 km per uur mij gepasseerd. Tijdens het passeren van die auto zag ik een tweede auto. Ik zag die auto vanuit mijn zijruit naast mij. Ook die auto reed heel snel. Beide auto’s hebben mij ingehaald. Zij maakten daarbij gebruik van het verdrijvingsvlak en een stukje berm. De auto die mij het eerste had ingehaald, reed tegen een auto. De auto die mij als tweede had ingehaald, zag ik even later tegen een boom staan.
Ik wil u nog naar voren brengen dat voor mijn gevoel de auto’s die mij hebben ingehaald beide aan het racen waren. Ik concludeer dat op basis van de afstand tussen die beide auto’s en de hoge snelheid waarmee zij mij passeerden. De advocaat houdt mij een stukje van mijn verklaring voor van 5 mei 2009. Ik heb toen verklaard dat de BMW minimaal 100 km per uur reed. Dat heb ik toen verklaard. De advocaat houdt mij voor het proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2010. Daarin staat dat ik verklaard zou hebben dat beide voertuigen die mij kort daarvoor hadden ingehaald zeker 130 km per uur reden. Mij wordt gevraagd hoe ik kan verklaren dat ik eerder heb gezegd dat de BMW minimaal 100 km per uur reed en ik later zou hebben verklaard dat de auto’s zeker 130 km per uur hebben gereden. Het is een schatting die ik heb gemaakt. Misschien reden ze 115 km per uur en misschien wel 135 km per uur. Het ging in ieder geval heel hard.
6.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 mei 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van de verdachte (p. 28-29):
Kort voor de aanrijding op 5 mei 2009 reed ik met mijn personenauto, merk BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], over de Dongenseweg te Tilburg en gaande in de richting van Dongen. Ik botste met de linker voorzijde tegen de linkerzijkant van die grijze auto.
De bestuurder die mij volgde
(hof: in de rode Nissan; hierna bewijsmiddel 9), is een collega. Hij heet [F].
7.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 mei 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van de verdachte (p. 32-34):
(p. 33)
Ik raakte de Getz ter hoogte van het linker achterwiel.
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 25 september 2012, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van de verdachte (p. 2 van dat proces-verbaal):
Op het stuk voor het ongeval heb ik harder dan 80 km/u gereden. Dat was vlak voor de kruising. De weg gaat daar van een tweebaansweg naar een eenbaansweg. Op de tweebaansweg heb ik nog een auto ingehaald.
Het klopt dat je op die weg maar 80 km/u mag rijden.
9.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 mei 2009, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van [F] (p. 35-39):
(p. 35-36)
V(raag): Wat is er op 5 mei 2009 gebeurd?
A(ntwoord): Ik reed achter mijn collega. Hij haalde nog een auto in en ik kon dat ook nog doen. Kort daarna zag ik hem vol in een andere auto rijden.
V: In wat voor auto reed je?
A: Een Nissan 100 NX, rood.
(p. 37-38)
V: Er is een getuige van het ongeval welke verklaart over het rijgedrag van jou en [verdachte]. Deze man vertelt dat jullie een auto in hebben gehaald en dat dit over het verdrijvingvlak ging met een aardige snelheid om het nog te kunnen halen en dat je dan erg snel bij de betreffende kruising bent.
A: Dat klopt. Ik moest er nog snel voorbij en dan ben je zo bij de kruising.
10.
Een registratieset aanrijding van de regiopolitie Midden en West Brabant, registratienummer: 2009064739-1, aantal doorgenummerde pagina’s 36 t/m 45, voor zover inhoudende:
(p. 36)
Datum en tijdstip : dinsdag 5 mei 2009 te 15.37 uur
Plaats : Tilburg
Straat/weg : Dongenseweg
Dopheistraat
Wegsituatie : T-kruising
Weersgesteldheid : Regen (lichte)
Toestand van het wegdek : Nat
11.
Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek van de regiopolitie Midden en West Brabant d.d. 4 december 2009, opgemaakt door verbalisanten [verbalisanten], aantal doorgenummerde pagina’s 49, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
1.1
Verzoeker
Wij stelden op dinsdag 5 mei 2009, omstreeks 16:05 uur, een onderzoek in naar de juiste toedracht van het hierna bedoelde verkeersongeval.
1.2
Beknopte ongevalsomschrijving
Een personenauto (voertuig 1) stak een voorrangsweg over en tijdens of na dat oversteken volgde een botsing tussen de voorzijde van een van links naderende personenauto (voertuig 2) en de linkerzijde van voertuig 1. Een inzittende van voertuig 1 werd uit het voertuig geslingerd en raakte zwaargewond.
Een derde personenauto (voertuig 3) reed achter voertuig 2. De bestuurder van voertuig 3 reageerde op de eerste botsing, remde met geblokkeerde voorwielen en voertuig 3 botste met de voorzijde tegen een boom in de rechterberm.
1.2.1
Voertuig 1
Een personenauto, merk Hyundai, type Getz, kenteken [kenteken 1].
1.2.2
Voertuig 2
Een personenauto, merk BMW, kenteken [kenteken 2].
1.2.3
Voertuig 3
Een personenauto, merk Nissan, type 100NX.
2.2
Omschrijving plaats ongeval
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de T-kruising van de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, Dongenseweg en Dopheistraat, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde kom van Tilburg, in de gemeente Tilburg.
De Hyundai reed over de Dopheistraat in de richting van de T-kruising met de Dongenseweg.
De BMW en de Nissan reden over de Dongenseweg, komende uit de richting van Tilburg en gaande in de richting van de T-kruising met rechts de Dopheistraat. De BMW reed daarbij voor de Nissan.
De rijrichtingen werden vastgesteld aan de hand van de aangetroffen sporen, de schades en de eindposities van de betrokken voertuigen.
De door de BMW en Nissan bereden rijbaan had voor het kruisingsvlak van links naar rechts het volgende profiel:
  • Strook met betontegels van 0,30 x 0,30 meter;
  • 0,55 meter brede kantstrook (doorgetrokken streep);
  • 3,15 meter brede rijstrook (doorgetrokken streep);
  • 0,50 meter brede kantstrook;
  • Berm.
De door de BMW en Nissan bereden rijstrook had op het kruisingsvlak een breedte van 3,20 meter.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Voor de BMW en de Nissan was met borden model A1 een maximumsnelheid aangegeven van 80 km/h. Wij zagen dat de genoemde borden duidelijk zichtbaar geplaatst waren. Alle borden volgens het model van de Bijlage 1 van het RVV 1990.
2.4.1
Bepaling botsplaats en botsposities
Op basis van de schades zagen wij dat de BMW met de voorzijde links in botsing was geweest met de linkerzijde achter van de Hyundai. Voor de botsposities en de schade-inpassing wordt verwezen naar hoofdstuk 3.6.
2.4.2
Zichtbepalingen door voor- en zijruiten
Voor zover na te gaan werd het uitzicht voor de betrokken bestuurders niet belemmerd door zichtbelemmerende objecten en/of vaste obstakels.
Voor het zicht voor de bestuurster van de Hyundai in de richting van de naderende BMW en het zicht voor de bestuurder van de BMW in de richting van de naderende Hyundai wordt verwezen naar hoofdstuk 4.1.1.
3.3.2
Schade en sporen Hyundai
(foto’s blz. 24/49)
Bovenste foto met opschrift: ‘Linkerzijde Hyundai’.
Een foto van de gehele linkerzijde van de Hyundai, waarop is waar te nemen het schadebeeld: de schade strekt zich uit vanaf het uiteinde van het linker voorportier tot en met de achterbumper.
Op de onderste foto een detailopname van de schade aan de linker achterzijde van de Hyundai.
(bovenste foto blz. 26/49)
De Hyundai gezien aan de (onbeschadigde) rechterzijde met daarop vermeld: ‘Afmetingen’.
Als afmeting tussen de bumper en het uiteinde van het rechter voorportier wordt vermeld: ‘1,35 m’.
3.6
Schade-inpassing
(foto blz. 42/49)
Een foto met daarop vermeld: ‘Foto enkel t.b.v. schade-inpassing. Plaats op de weg niet overeenkomend’. Op de foto zijn de BMW en de Hyundai op basis van de geconstateerde schade tegen elkaar geplaatst. De BMW staat dwars met de linker voorzijde tegen de linker achter zijkant (het gedeelte naast het linker voorportier) van de Hyundai.
Onderschrift:
Wij zagen dat de schades aan de voorzijde van de BMW en de linkerzijde van de Hyundai qua hoogte en vorm overeenkwamen.
4.1.1
Uitzicht
Wij zagen dat het zicht voor de bestuurster van de Hyundai in eerste instantie belemmerd werd door de bomen in de rechterberm van de Dongenseweg. Voor het oprijden van de kruising kon de bestuurster van de Hyundai de Dongenseweg, in de richting van de naderende BMW en Nissan, vrij overzien.
Wij zagen dat het zicht voor de bestuurder van de BMW ook werd belemmerd door de bomen in de rechterberm van de Dongenseweg. De bestuurder van de BMW kon echter ruim voor de kruising de Hyundai zien als die het kruisingsvlak naderde.
5.2.
Toedracht, oorzaak en gevolg
De BMW en de Nissan reden over de Dongenseweg, komende uit de richting Tilburg en gaande in de richting Dongen. De BMW reed voorop. De Hyundai reed over de Dopheistraat in de richting van de Dongenseweg en was voornemens om de Dongensweg linksaf richting Tilburg te gaan berijden. Op het kruisingsvlak volgde een botsing tussen de voorzijde van de BMW en de linkerzijde van de Hyundai. Ten gevolge van de botsing roteerde de Hyundai waarschijnlijk linksom de hoogte-as en werd het slachtoffer dat links achter in de Hyundai zat uit het voertuig geslingerd.
12.
Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 november 2009 (als bijlage gevoegd bij voornoemd proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen en conclusies van de deskundige ir. A.C.E. Spek:
4.4
Bepaling van de botsplaats en de snelheid van de BMW
4.4.1
Methode
De snelheid van de BMW wordt bepaald aan de hand van simulatie met het computerprogramma PC-Crash. Dit computerprogramma bevat een relevante fysische modellering van de invloed van bandkrachten en botscontact op de beweging van voertuigen. De validiteit van PC-Crash is aangetoond in gepubliceerde studies.
7
Conclusie
Bij het begin van de botsing met de Hyundai was de snelheid van de BMW tenminste 104 km/u en ten hoogste 154 km/u. Voor de genoemde grenswaarden geldt een betrouwbaarheid, geschat met behulp van de in dit rapport beschreven Monte Carlo analyse, van 99%. Als de BMW voorafgaande aan de botsing werd beremd, dan zou bij aanvang van de remming de snelheid (wat) hoger zijn geweest, afhankelijk van met name de tijdsduur van de remming.
De aangetroffen sporen passen beter bij het scenario waarin de Nissan dicht bij de BMW is, dan bij het scenario waarin de Nissan op grote afstand volgt. Eventuele beremming van de BMW voorafgaande aan de botsing kan de volgafstand beïnvloed hebben. Als de Nissan op het moment van de botsing dicht bij de BMW was, dan moet de BMW bij de botsing uiterst links van de eigen rijbaan hebben gereden, met de linker wielen nabij de denkbeeldig doorgetrokken verhoogde middenberm. Uitgaande van die positie had de Hyundai op dat moment de door de BMW bereden rijbaan al geheel of vrijwel geheel overgestoken.
13.
Een geneeskundige verklaring van [arts], revalidatiearts, d.d. 12 oktober 2009, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [C]
Voornamen: [C]
Omschrijving van het letsel.
Patiënt is ons bekend vanaf overname van Intensive Care naar revalidatiecentrum (datum 21-09-2009). Verklaring hierop betrekking hebbende.
* Hoge dwarslaesie: volledige verlamming armen, benen, romp. Gevoelsverlies vanaf halsregio (beide armen, romp en benen).
* Volledig beademingsafhankelijk.
* Door overdracht verkregen informatie: Hersenkneuzing, breuken ribben.
Hersenletsel / dwarslaesie / breuken zijn gediagnosticeerd in het ziekenhuis.
Volgens overdracht 1 week comaduur sinds ongeval.
Blijvend letsel:
- Extreem hoge complete dwarslaesie
- Volledige beademingsafhankelijkheid
Geen genezing verwacht. Revalidatie (6-12 mnd) richt zich op het zo goed als mogelijk functioneren met blijvende beperkingen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De door en namens de verdachte bepleite vrijspraak is in de kern gebaseerd op de verklaring van de verdachte dat de door [A] bestuurde Hyundai Getz in de Dopheistraat bij de kruising met de Dongenseweg voor de haaientanden stond te wachten en dat, toen de verdachte de kruising naderde, de Hyundai plotseling overstak, waardoor de verdachte een aanrijding niet kon voorkomen. In dat verband is aangevoerd dat de verdachte de maximumsnelheid van 80 km/uur weliswaar heeft overschreden, maar dat hij niet sneller dan 100 km/uur heeft gereden, dat niet blijkt dat de verdachte geheel links heeft gereden en dat het de vraag is of hij nog heeft kunnen remmen voor het ongeval. Aannemelijk is volgens de verdediging dat het aangetroffen krasspoor (2.3.2 Sporen, bovenste foto, pag. 11/49, krasspoor 1A-1B) van de Hyundai afkomstig is en daarmee is de botsplaats midden op de weg.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 het aankomt op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.

De plaats van de BMW en de Hyundai op de weg

Het door de Unit Forensisch Technisch Onderzoek (FTO) van de politie en het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verrichte technische onderzoek naar de aanrijding heeft geen uitsluitsel gegeven over de exacte plaats van de BMW van de verdachte en de Hyundai van [A] op het kruisingsvlak op het moment van de botsing.
In dit verband is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat het op het kruisingsvlak aangetroffen krasspoor, aangeduid als krasspoor 1A-1B, afkomstig is van de Hyundai.
Het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse (VOA) houdt in dat voertuigen die vanaf de Dopheistraat linksaf rijden in de richting van Tilburg, met de linker wielen dit krasspoor overrijden en dat het spoor dus veroorzaakt zou kunnen zijn met de beschadigde binnenste velgrand van de linker achtervelg van de Hyundai. De medewerkers van de Unit FTO hebben echter gerelateerd dat er geen specifieke aanwijzingen in het spoor aanwezig zijn die deze conclusie bevestigen en dat het spoor ook al aanwezig geweest zou kunnen zijn (p. 12).
De bevindingen van het NFI geven geen aanleiding om niettemin te oordelen dat het krasspoor door het onderhavige verkeersongeval is veroorzaakt. K.M. Hagendoorn, onderzoeker verkeersongevallen bij het NFI, heeft in een brief aan de rechter-commissaris d.d. 5 augustus 2011 hierover opgemerkt (p. 2):
“Bij aantreffen van een krasspoor op een ongevalplaats zal moeten worden vastgesteld of het krasspoor is ontstaan bij het ‘zojuist plaatsgevonden’ ongeval of op een eerder moment. Op de ongevallocatie direct na het ongeval kan het krasspoor kenmerken vertonen die wijzen op een zeer recent ontstaan van het krasspoor. Een voorbeeld van een dergelijk kenmerk is het aantreffen van steenstof in en rond de kras wat bij langsrijdend verkeer snel kan worden ‘weggereden’. Het aantreffen van dergelijk steenstof wijst in zo’n geval op een ontstaan van het krasspoor tijdens of zeer kort voor het plaatsvinden van het ongeval. Een ander voorbeeld is vervuiling van het krasspoor door weggebruik. Dergelijke vervuiling kan wijzen op een ‘ouder’ krasspoor dan het moment van het ongeval. Worden geen (duidelijke) kenmerken gevonden, dan kan geen van beide mogelijkheden (wel of niet ontstaan tijdens het desbetreffende ongeval) worden uitgesloten. (…)
In dit geval is in het proces-verbaal aandacht besteed aan de toewijzing van het krasspoor aan dit ongeval. Er wordt daarbij expliciet opgemerkt dat er geen specifieke kenmerken in het spoor aanwezig waren en de mogelijkheid dat het krasspoor al eerder aanwezig was wordt expliciet genoemd. Daarentegen worden andere krassporen (nummers 4, 7 en 8) in het proces verbaal wel als ‘recente sporen’ aangeduid. Het voorbehoud wat de verbalisanten maken met betrekking tot het krasspoor 1A-1B lijkt weloverwogen - het is in elk geval niet een ‘voorzichtige standaardformulering’ die men voor elk spoor gebruikt. (…)
Bij het NFI-onderzoek is gepoogd om bij de Monte Carlo tot een (nadere) inperking van de botspositie te komen. Als daarbij een sterke neiging zou zijn gebleken naar posities nabij het krasspoor 1A-1B, dan had dat gezien kunnen worden als een bijdrage aan de stelling dat het krasspoor bij het ongeval was ontstaan. Dat was echter niet het geval.”
Het hof gaat voorbij aan de verklaring van de verdachte dat de Hyundai plotseling de Dongenseweg overstak toen de verdachte de kruising met de Dopheistraat naderde.
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de gedetailleerde verklaring van de getuige [D] dat de lichtblauwe auto (de Hyundai) al was overgestoken naar de middenberm van de Dongenseweg en daar al even stil stond toen de aanrijding plaatsvond, alsmede dat de BMW uiterst links op de rijbaan reed. Evenals de rechtbank gaat het hof op dit punt uit van de verklaring van [D] en niet van die van de getuige [E]. Daartoe overweegt het hof dat [D] stilstond voor de haaientanden en zich direct achter de Hyundai bevond. Hierdoor had zij het beste zicht op de Hyundai en mede gelet op paragraaf 4.1.1 van het proces-verbaal VOA, ook goed zicht op de van links naderende BMW. [E] bevond zich daarentegen op grotere afstand van de kruising dan [D] en hij reed bovendien achter de Nissan van [F] en de BMW van de verdachte, waardoor hij minder goed zicht op de kruising zal hebben gehad dan [D] en - nu de Nissan tussen [E] en de BMW reed - ook minder goed zicht op de exacte plaats van de BMW op de rijbaan. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de verklaring van [D] dat de Hyundai al was overgestoken naar de middenberm en daar stilstond, steun vindt in de verklaringen van [A] en [B].
De verklaring van [D] dat de BMW uiterst links op de rijbaan reed, is niet in strijd met de bevindingen van het technische onderzoek. De NFI-deskundige Hagendoorn heeft in een brief aan de rechter-commissaris d.d. 8 juli 2011 (p. 11) opgemerkt dat er links van de rijbaan van de BMW nog een asfaltstrook en een watergoot was en dat, als de BMW hier ver links op reed, de breedte van de schade aan de Hyundai verklaarbaar is.
In dit verband overweegt het hof dat, hoewel het technische onderzoek geen uitsluitsel heeft gegeven over de exacte plaats van de BMW en de Hyundai op het moment van de aanrijding, uit de wegsituatie ter plaatse en de locatie en de omvang van de schade aan de Hyundai, wel kan worden afgeleid dat de Hyundai zich deels op de rijbaan van de verdachte heeft bevonden ten tijde van de aanrijding.
De afstand tussen de rijbaan van de verdachte (tussen de twee kantstroken) en de links van die rijbaan gelegen verhoogde middengeleiding bedroeg blijkens het proces-verbaal VOA circa 0,85 meter (0,30 meter strook met betontegels + 0,55 meter kantstrook). Uit de schade aan de linker achterzijde van de Hyundai (pv VOA, foto’s p. 25-26) en de schade-inpassing (pv VOA, foto p. 42) kan worden afgeleid hoe de BMW van de verdachte de Hyundai heeft aangereden. Voorts blijkt uit de bovenste foto op pagina 26 en de daarop aangegeven maten dat het gedeelte van de linker achterzijde van de Hyundai dat werd aangereden, circa 1,35 meter lang is.
Aangenomen moet worden dat de BMW niet over de verhoogde middengeleiding heeft gereden (er is geen enkele aanwijzing dat dit het geval is geweest) maar rechts daarvan - gezien in de rijrichting van de BMW - is gebleven.
Hieruit concludeert het hof dat de achterzijde van de Hyundai zich op het moment van de aanrijding (ten minste) circa 1,35 meter - 0,85 meter = 0,50 meter op de rijbaan van de verdachte (dat wil zeggen tussen de twee kantstrepen) bevond.

De snelheid van de verdachte

Het NFI heeft berekend dat bij het begin van de aanrijding met de Hyundai de snelheid van de BMW ten minste 104 km/u en ten hoogste 154 km/u bedroeg. Voor die grenswaarden geldt een betrouwbaarheid van 99%.
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze berekening van het NFI. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat die berekening steun vindt in de verklaring van de verdachte dat hij sneller heeft gereden dan 80 km/uur en in de verklaringen van [D] en [E] over het rijgedrag van de verdachte en de bestuurder van de Nissan direct voorafgaand aan de aanrijding. Uit de verklaringen van [E] blijkt dat de door hem genoemde snelheden zijn gebaseerd op een schatting. Het hof bezigt die snelheden dan ook niet als bewijs voor de exacte snelheid waarmee de verdachte heeft gereden, maar als ondersteuning voor de door het NFI berekende minimaal gereden snelheid van de verdachte. Voorts verstaat het hof de term ‘roekeloos’ als gebezigd door getuige [D] niet als een door haar getrokken juridische conclusie, maar als een omschrijving van de indruk die de getuige had van de manier van rijden van de BMW.
Het hof gaat op grond van het voorgaande uit van een botssnelheid van de BMW van ten minste 104 km/uur. Daarbij verdient opmerking dat, als de verdachte vóór de aanrijding heeft geremd - hetgeen de verdachte wel heeft verklaard, ook nog ter terechtzitting in hoger beroep - zijn snelheid bij aanvang van de remming hoger moet zijn geweest dan 104 km/uur.

Conclusie

Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof het volgende vast:
De Hyundai was vanuit de Dopheistraat de Dongenseweg reeds overgestoken en stond stil ter hoogte van de middenberm, waarbij de achterzijde van de Hyundai zich deels op de rijbaan van de verdachte bevond.
Er was sprake van lichte regenval en een nat wegdek, hetgeen - naar van algemene bekendheid is - de remweg van een personenauto vergroot, terwijl het zicht voor de verdachte bij het naderen van de kruising aanvankelijk werd belemmerd door de bomen in de rechterberm van de Dongenseweg, hetgeen voor hem aanleiding had moeten zijn om zijn snelheid te matigen en aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse.
De verdachte heeft ten minste 104 km/uur gereden, derhalve een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/uur.
De verdachte heeft bij het naderen van de kruising te ver links gereden.
De verdachte is tegen de linker achterzijde van de stilstaande Hyundai aangereden, hoewel hij ruim vóór de kruising de Hyundai heeft kunnen en moeten zien.
De botsing was derhalve vermijdbaar geweest als de verdachte niet zo hard had gereden, beter had opgelet en meer rechts had gehouden op zijn rijbaan.
Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld en dat hij schuld, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, heeft aan het verkeersongeval.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het is strafbaar gesteld bij artikel 175, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een rijontzegging van 2 jaren zal opleggen.
De raadsman heeft, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring zou komen, betoogd dat een (gedeeltelijk) voorwaardelijke rijontzegging meer passend is en dat de verdachte bereid is tot het uitvoeren van een eventuele taakstraf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is met te hoge snelheid en onvoldoende oplettend de kruising opgereden en heeft daardoor een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Het letsel van de verdachte zelf was relatief beperkt.
Echter voor de heer [C], inzittende van de door de verdachte aangereden Hyundai, heeft het ongeval zeer ernstige en blijvende gevolgen gehad. Hij heeft na het ongeval een week in coma gelegen. Er is sprake van een hoge dwarslaesie met volledige verlamming van armen, benen en romp, gevoelsverlies vanaf de halsregio en volledige beademingsafhankelijkheid. Er wordt geen genezing verwacht; revalidatie richt zich op het zo goed als mogelijk functioneren met blijvende beperkingen. Het ongeval heeft een zeer grote impact op zijn leven en dat van zijn naasten gehad. Door zijn beperkingen kan de heer [C] niet thuis bij zijn vrouw wonen; hij is genoodzaakt in een verpleeghuis te verblijven. Hij zit, zoals hij het heeft uitgedrukt in zijn ter terechtzitting in hoger beroep voorgehouden slachtofferverklaring, opgesloten in zijn eigen lichaam.
Voor de overige inzittenden van de Hyundai, de echtgenote en de moeder van de heer [C], moet het ongeval en de gevolgen daarvan eveneens traumatisch zijn.
Duidelijk is dat de verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild. Hij draagt echter wel schuld aan het verkeersongeval en de gevolgen daarvan.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die doorgaans worden opgelegd in zaken die (enigszins) vergelijkbaar zijn met de onderhavige. Op grond daarvan acht het hof de door de rechtbank opgelegde taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden.
Teneinde de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, acht het hof het voorts aangewezen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden op te leggen.
In afwijking van de rechtbank zal het hof de helft van die rijontzegging in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het bewezen verklaarde inmiddels bijna vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat niet is gebleken dat de verdachte sindsdien - en overigens evenmin voorafgaand aan het bewezen verklaarde - zich aan verkeersdelicten heeft schuldig gemaakt.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door een rijontzegging waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte zes maanden bedraagt - waarop de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht - niet onevenredig zwaar wordt getroffen bij het uitvoeren van zijn werk.
In het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde en het blanco strafblad van de verdachte op het gebied van verkeersdelicten ziet het hof aanleiding af te zien van oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Met voornoemde deels voorwaardelijke strafoplegging wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 16 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.