ECLI:NL:GHSHE:2014:1086

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
20-003220-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van schuldheling van een fiets na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor schuldheling van een fiets en had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 juni 2013 in 's-Hertogenbosch een fiets heeft verworven, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte had de fiets geleend van een jongen van wie hij de naam niet wilde noemen en had gezien dat het slot kapot was. Ondanks dat de verdachte het landelijk fietsendiefstalregister had geraadpleegd en de fiets daaruit niet als gestolen naar voren was gekomen, oordeelde het hof dat hij niet gerechtvaardigd op de fiets had mogen vertrouwen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan schuldheling, maar sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde opzetheling. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte bijdroeg aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen en hield rekening met zijn eerdere veroordelingen bij de straftoemeting. De beslissing over de in beslag genomen voorwerpen werd ook behandeld, waarbij het hof de teruggave aan de verdachte gelastte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003220-13
Uitspraak : 9 april 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 24 september 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-855054-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
wonende te [woonplaats].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van schuldheling van een fiets veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de kinderrechter beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de (impliciet) subsidiair ten laste gelegde schuldheling bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen lifehammer zal worden onttrokken aan het verkeer en de overige in beslag genomen goederen zullen worden teruggegeven aan de verdachte. De advocaat-generaal heeft zich niet uitgelaten over de vraag of het hof het beroepen vonnis dient te vernietigen dan wel te bevestigen.
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de in beslag genomen goederen heeft de raadsman zich gerefereerd aan de vordering van de advocaat-generaal.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de (impliciet) primair ten laste gelegde opzetheling heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging bedoelde fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (impliciet) subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juni 2013 te 's-Hertogenbosch, een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte (impliciet) subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft - voor zover thans nog van belang - ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de (impliciet) subsidiair ten laste gelegde schuldheling. Hij heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft de fiets geleend van de broer van een vriend van hem. Hij heeft zich voldoende ingespannen om te controleren of deze fiets wellicht van diefstal afkomstig was. In de eerste plaats heeft hij navraag gedaan bij die broer van die vriend. Die broer heeft hem verteld dat hij - die broer - die fiets voor € 150,- op Marktplaats had gekocht. Dat is een redelijk bedrag voor een tweedehands fiets. Verdachte heeft voorts aan die broer gevraagd waarom er geen sleutel in het slot van de fiets zat. Die broer heeft hem daarop geantwoord dat de sleutel in het slot was afgebroken en dat hij de afgebroken sleutel met een tang uit het slot had gehaald. Aangezien verdachte een 'gewaarschuwd mens' is, gelet op de diefstal van een fiets op 7 maart 2013 waarvoor verdachte inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, heeft hij vervolgens ook nog onderzoek gedaan in het landelijk fietsdiefstalregister op de site van de RDW. Uit dat register kwam de fiets niet als gestolen naar voren.
Aan de koper van een tweedehands fiets mogen niet al te hoge eisen worden gesteld. Gelet op de inspanningen die verdachte heeft verricht, hoefde hij niet redelijkerwijs te vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt het volgende. Op 29 mei 2013 is de aangifte opgemaakt waarin[betrokkene 1 ] aangifte doet van diefstal van de fiets (merk Batavus Jakima, [framenummer]), die eigendom is van [betrokkene 2]. Hij heeft verklaard dat de fiets, die met een gehard stalen kettingslot/insteekketting en een beugelslot aan het fietsenrek was vastgezet, op 27 mei 2013 ter hoogte van perron 3 te Rosmalen is weggenomen.
Op 26 juni 2013 troffen verbalisanten [verbalisanten] ter hoogte van Achter de Driesprong te Rosmalen een groep jeugdigen aan, bestaande uit drie jongens - onder wie verdachte - en twee meisjes. Eén van de verbalisanten zag dat verdachte nabij een herenfiets stond en vervolgens wegliep. Eén van die meisjes zei daarop tegen verdachte 'Hé je vergeet je fiets' of woorden van gelijke strekking. Eén van de verbalisanten zag dat verdachte toen iets mompelde tegen dat meisje, dat zijn gelaat iets rood kleurde en dat hij zijn hoofd naar beneden hield.
De genoemde herenfiets bleek de gestolen fiets van [betrokkene 2] te zijn. De verbalisanten zagen dat het slot van de fiets niet meer was voorzien van een stang en dat er geen sleutel in het slot van de fiets zat.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij de in de tenlastelegging bedoelde fiets een maand tot anderhalve maand vóór zijn aanhouding (op 26 juni 2013) had geleend van de broer van een vriend van hem. Verdachte heeft de naam van die 'broer' niet willen noemen. Het is een jongen die volgens verdachte 'bepaalde dingen niet schuwt'. Verdachte heeft vervolgens desgevraagd niet willen toelichten wat hij met dit laatste bedoelde. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet echt bang is voor die jongen, maar dat het een jongen is met wie je geen ruzie wilt krijgen. Verdachte heeft verklaard: 'Hij is sterker dan ik. Hij zou mij kunnen slaan als ik ruzie met hem zou krijgen'.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij in het begin het vermoeden had dat de fiets gestolen was. Verdachte had gezien dat het slot van de fiets kapot was. Volgens verdachte heeft hij aan de jongen van wie hij de fiets leende gevraagd waarom er geen sleutel in het slot zat. Die jongen zou hem daarop hebben gezegd dat hij de fiets voor € 150,- had gekocht op Marktplaats, dat de sleutel kapot was en dat hij die sleutel er met een tang had uitgehaald. Vervolgens heeft verdachte naar eigen zeggen - naar hij gelooft rond 14 of 15 mei (
het hof begrijpt: 2013) - aan de hand van het framenummer van de fiets op de site van de RDW gecontroleerd of de fiets was gestolen, hetgeen volgens de verdachte niet het geval was.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte de fiets in bruikleen kreeg van een hem relatief onbekende jongen die 'bepaalde dingen niet schuwt', en van wie verdachte de naam niet wil noemen, en gelet op de omstandigheden dat verdachte heeft gezien dat het slot van de fiets kapot was en dat die jongen verdachte heeft gezegd dat hij de fiets op Marktplaats - dus niet bij een professionele en/of erkende fietshandelaar - had gekocht, is het hof van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van een misdrijf afkomstig was.
Aan de verklaring van verdachte dat de jongen die de fiets uitleende desgevraagd heeft gezegd dat hij de fiets voor € 150,- had gekocht op Marktplaats - hetgeen volgens de raadsman een redelijke prijs is voor een tweedehands fiets -, dat de sleutel kapot was en dat hij die sleutel er met een tang had uitgehaald, gaat het hof voorbij nu zij op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. De verklaring is ook niet verifieerbaar door bijvoorbeeld die jongen alsnog als getuige te (laten) horen, omdat niet bekend is wie die jongen is nu verdachte de naam van die jongen niet heeft willen noemen.
De omstandigheid dat verdachte naar eigen zeggen het landelijk fietsdiefstalregister op de website van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) heeft geraadpleegd en de fiets daaruit niet als gestolen naar voren is gekomen, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het hof stelt voorop, dat niet is komen vast te staan dat verdachte inderdaad in dit register heeft gecontroleerd of de fiets gestolen was. De verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd acht het hof twijfelachtig, omdat verdachte dat register - naar hij gelooft - rond 14 of 15 mei 2013 zou hebben geraadpleegd, terwijl de betrokken fiets pas op 27 mei 2013 is gestolen.
Wat daar echter ook van zij, zelfs al zou verdachte dit register hebben geraadpleegd en al zou de fiets daaruit niet als gestolen naar voren zijn gekomen, dan had verdachte er naar het oordeel van het hof nog steeds niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de fiets niet van misdrijf afkomstig was. Zoals het hof in zijn tussenarrest van 14 februari 2014 ambtshalve heeft vastgesteld, bevat de bedoelde website van de RDW - vóórdat de raadpleger toegang krijgt tot het fietsdiefstalregister - onder het kopje 'Controleren of een fiets gestolen is' onder meer de navolgende informatie:

'Belangrijk: aangiftes sinds 2008

In het register vindt u alleen de aangiftes van na 1 januari 2008. Aangiftes van vóór 1 januari 2008 zijn slechts beperkt verwerkt in het register.

Wel of niet gestolen

Om te controleren of een fiets als gestolen staat geregistreerd heeft u een combinatie van het framenummer en het merk van de fiets nodig. Een andere mogelijkheid is met behulp van het fietschipnummer, ook wel diefstalpreventiechip (dpc) of protagtor. Als de fiets als gestolen staat geregistreerd is het antwoord ja.
Staat de fiets niet als gestolen geregistreerd dan is het antwoord nee. Bij 'nee' kan de fiets echter nog steeds uit diefstal afkomstig zijn. Op dit moment wordt slechts in 15% van de gevallen van fietsdiefstal aangifte gedaan bij de politie. Als er geen aangifte wordt gedaan, is uw fiets niet herkenbaar als gestolen.
Het kan ook zijn dat de aangifte nog niet is verwerkt in het fietsdiefstalregister. De politie heeft maximaal 10 dagen de tijd om te controleren of een aangifte voorzien is van de juiste gegevens zoals framenummer en/of chipnummer. Pas daarna wordt de fiets als gestolen geregistreerd.'
Uit het proces-verbaal van politie d.d. 5 maart 2014 dat naar aanleiding van het tussenarrest van het hof is opgemaakt, blijkt dat deze informatie ook in de periode van 27 mei 2013 tot en met 26 juni 2013 op de website stond. De raadpleger van het landelijk fietsdiefstalregister wordt derhalve vóórdat hij toegang krijgt tot dat register uitdrukkelijk erop gewezen dat de fiets nog steeds van diefstal afkomstig kan zijn als het antwoord 'nee' luidt, omdat in slechts 15% van de gevallen aangifte van fietsdiefstal wordt gedaan en het ook kan zijn dat de aangifte nog niet in het register is verwerkt.
Dat verdachte er ook daadwerkelijk rekening mee hield dat de fiets van misdrijf afkomstig was, blijkt naar het oordeel van het hof uit zijn gedrag toen de verbalisanten hem op 26 juni 2013 bij de fiets zagen staan. Verdachte liep op dat moment immers van de fiets weg en toen een van de eveneens aanwezige meisjes daarop tegen hem zei dat hij zijn fiets vergat (of woorden van gelijke strekking), mompelde hij iets tegen dat meisje, kleurde zijn gelaat iets rood en hield hij zijn hoofd naar beneden.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fiets. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister
d.d. 14 maart 2014 reeds eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van een vermogensdelict (diefstal van een fiets).
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken, in het bijzonder het gegeven dat hij voor het onderhavige feit reeds een maand huisarrest heeft ondergaan, ziet het hof aanleiding om, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal, te volstaan met oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de hierna te melden duur.
Het geschorste, tegen verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis zal door het hof worden opgeheven.
Beslag
Het hof is van oordeel dat van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen de teruggave dient te worden gelast aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder hem in beslag zijn genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het (impliciet) primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het (impliciet) subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte (impliciet) subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste, tegen verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00 STK Autogereedschap Kleur: oranje - lifehammer;
1.00 STK Autogereedschap;
2.00 STK Sleutel (scooter en huissleutel);
1.00 STK Schroevendraaier - multitool.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 9 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.