ECLI:NL:GHSHE:2014:1073

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
HD 200.132.974-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen rolbeslissing inzake ontslag van instantie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Sportcentrum [sportcentrum] Beheer B.V. tegen een rolbeslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Bergen op Zoom, waarbij het verzoek tot ontslag van instantie is geweigerd. De rolbeslissing, gedateerd op 7 augustus 2013, werd genomen in het kader van een procedure waarin [geïntimeerde] Sportcentrum [sportcentrum] had gedagvaard. Op 21 mei 2013 werd [geïntimeerde] in staat van faillissement verklaard, en de curator heeft aangegeven het geding niet over te nemen. Sportcentrum [sportcentrum] verzocht de kantonrechter om ontslag van instantie, maar dit verzoek werd afgewezen.

Het hof oordeelt dat de rolbeslissing van 7 augustus 2013 moet worden beschouwd als een tussenvonnis en dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze beslissing, tenzij er tussentijds hoger beroep was opengesteld. Aangezien dit niet het geval was, verklaart het hof Sportcentrum [sportcentrum] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Het hof wijst erop dat de rolbeslissing geen eindbeslissing is, omdat er geen uitdrukkelijk dictum was dat het proces beëindigde.

De uitspraak van het hof houdt in dat Sportcentrum [sportcentrum] de kosten van het hoger beroep moet vergoeden, die zijn begroot op € 683,= aan vast recht en € 894,= aan salaris advocaat. De zaak wordt terugverwezen naar de kantonrechter te Bergen op Zoom voor verdere behandeling en afdoening. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.132.974/01
arrest van 15 april 2014
in de zaak van
Sportcentrum [sportcentrum] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst te Etten-Leur,
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.E. Izeboud te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 augustus 2013 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Bergen op Zoom gegeven rolbeslissing van 7 augustus 2013 en de daarop gevolgde beslissing van 12 augustus 2013 in de zaak tussen appellante - Sportcentrum [sportcentrum] - als gedaagde en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer: 776665/CV EXPL 13-2525)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde beslissingen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van Sportcentrum [sportcentrum] van 23 augustus 2013 met grieven en producties;
- de conclusie van eis van Sportcentrum [sportcentrum] van 17 september 2013;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 26 november 2013 met een productie.
Sportcentrum [sportcentrum] heeft arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.

4.De beoordeling

4.1
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. [geïntimeerde] heeft Sportcentrum [sportcentrum] bij dagvaarding van 2 mei 2013 voor de kantonrechter te Bergen op Zoom gedagvaard. Op 21 mei 2013 is [geïntimeerde] in staat van faillissement verklaard. De curator in het faillissement van [geïntimeerde] heeft te kennen gegeven het geding niet over te nemen en geen bezwaar te hebben tegen voortzetting van het geding door [geïntimeerde] op persoonlijke titel en buiten bezwaar van de boedel. De gemachtigde van Sportcentrum [sportcentrum] heeft bij brief van 9 juli 2013 de kantonrechter verzocht op de voet van artikel 27 lid 2 Fw ontslag van instantie te verlenen. Bij rolbeslissing van 7 augustus 2013 heeft de kantonrechter Sportcentrum [sportcentrum], in het kader van het doorprocederen - op eigen titel - door eiseres, in de gelegenheid gesteld een conclusie van antwoord te nemen. De kantonrechter heeft daaraan toegevoegd dat een ontslag van instantie niet aan de orde is. Bij brief van 12 augustus 2013 heeft de griffier laten weten dat de kantonrechter een verzoek van Sportcentrum [sportcentrum] tot herziening van de rolbeslissing van 7 augustus 2013 niet honoreert. Tegen deze beslissingen komt Sportcentrum [sportcentrum] in dit hoger beroep op.
4.2
De rolbeslissing van 7 augustus 2013 is aan te merken als een vonnis, waarbij het verzoek tot het verlenen van ontslag van instantie is geweigerd. Deze beslissing is, anders dan Sportcentrum [sportcentrum] meent, geen eindbeslissing aangezien hierbij niet door een uitdrukkelijk dictum een einde werd gemaakt aan het proces omtrent enig deel van het gevorderde. Hetzelfde geldt overigens voor de beslissing van de kantonrechter om niet van deze beslissing terug te komen. De rolbeslissing van 7 augustus 2013 is daarom aan te merken als een tussenvonnis. Van dit tussenvonnis staat ingevolge artikel 337 lid 2 Rv geen hoger beroep open anders dan tegelijk met dat van het eindvonnis, tenzij van het tussenvonnis tussentijds hoger beroep is opengesteld. Gesteld noch gebleken is evenwel dat in dit geval tussentijds hoger beroep is opengesteld. Dit betekent dat Sportcentrum [sportcentrum] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het hoger beroep van de rolbeslissing van 7 augustus 2013. De brief van 12 augustus 2013 is in dit verband verder niet van belang.
4.3
Sportcentrum [sportcentrum] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof zal de zaak terug verwijzen naar de kantonrechter te Bergen op Zoom voor verdere behandeling en afdoening.

5.De uitspraak

Het hof:
verklaart Sportcentrum [sportcentrum] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
veroordeelt Sportcentrum [sportcentrum] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op 683,= aan vast recht en op € 894,= aan salaris advocaat;
verwijst de zaak terug naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Bergen op Zoom, voor verdere behandeling en afdoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, P.Th. Gründemann en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 april 2014.