In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Beheer B.V. tegen V8 Supercars B.V. over de non-conformiteit van een auto die door Beheer B.V. was aangeschaft. De procedure volgde op een eerder tussenarrest van 12 november 2013, waarin het hof had geoordeeld dat Beheer B.V. niet tijdig had geklaagd over de non-conformiteit van de auto. Het hof stelde vast dat de klachten over de auto voor het eerst waren geuit op 22 september 2010, terwijl de auto in januari 2010 was aangeschaft. Beheer B.V. had in januari 2010 weliswaar mededelingen gedaan aan V8 Supercars B.V., maar deze konden niet worden aangemerkt als een kennisgeving in de zin van artikel 7:23 BW.
Het hof oordeelde dat Beheer B.V. niet had aangetoond dat zij tijdig had geklaagd over de non-conformiteit van de auto. Dit betekende dat alle rechtsgevolgen die voortvloeien uit de (mogelijke) non-conformiteit verloren waren gegaan. Beheer B.V. had daarnaast betoogd dat er geen reparatieovereenkomst tot stand was gekomen en dat het onaanvaardbaar was dat zij de kosten van de reparatie moest dragen. Het hof oordeelde dat V8 Supercars B.V. terecht had gesteld dat er wel degelijk een overeenkomst was gesloten, waarbij Beheer B.V. de kosten van de reparatie zou dragen.
Het hof concludeerde dat Beheer B.V. niet voldoende had onderbouwd dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in de weg stonden aan de verplichting om de reparatiekosten te betalen. De grieven van Beheer B.V. werden afgewezen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. Beheer B.V. werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die werden vastgesteld op € 1.815,- aan griffierecht en € 1.341,- aan salaris advocaat.