ECLI:NL:GHSHE:2014:1042

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
20-002380-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met ontkennende verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal uit een woning en kreeg een gevangenisstraf van twee weken opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, subsidiair bevestiging van het vonnis.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting. De verdachte was op 22 juni 2013 in Eindhoven betrokken bij een diefstal uit een woning, waarbij een portemonnee met geld werd weggenomen. De verdachte werd kort na de diefstal aangetroffen in de buurt van de woning, waar hij zich had verstopt. De getuigenverklaringen en het signalement van de verdachte kwamen overeen met de omstandigheden van de diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen enkelvoudige confrontatie had plaatsgevonden.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal, met dien verstande dat hij op 22 juni 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning een portemonnee heeft weggenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de teruggave van de in beslag genomen portemonnee aan de verdachte gelast, terwijl het geldbedrag van € 165,- aan de benadeelde werd teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002380-13
Uitspraak : 14 april 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 3 juli 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-845492-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de eerste rechter beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter geheel zal bevestigen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit, subsidiair bevestiging van het vonnis.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer] heeft weggenomen een portemonnee inhoudende 165 euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
Op 22 juni 2013 heeft een diefstal uit een woning aan de [adres slachtoffer] te Eindhoven plaatsgevonden. Hierbij is een totaalbedrag van € 150,- weggenomen.

1.

Op 22 juni 2013 heeft [getuige 1], mede namens benadeelde [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal. Zij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- verklaard [2] :
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben woonachtig op [adres slachtoffer] te Eindhoven. Op 22 juni 2013 zaten wij, ik en mijn dochters, in onze nieuwe auto. Deze stond op drie meter van de voordeur af. Ik had de voordeur open laten staan. Ik had op enig moment zicht op de voordeur. Ik zag dat er een man uit mijn woning kwam lopen. Ik sprak de man aan en zei: “Hey wat doe jij in mijn woning”. De man zei toen: “Ik was verkeerd en ik moet verderop zijn”. Toen ik vroeg of de man wilde blijven staan, rende hij weg richting de Geldropsweg te Eindhoven. Mijn dochters vertelden mij dat de portemonnee uit de woning was weggenomen. Dit betreft de portemonnee van mijn man.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Betrokken goed:
Categorie omschrijving: Geld
Object: Euro
Aantal/eenheid: 6 briefjes
Bijzonderheden: 3 x 50 euro, 3 x 5 euro

2.

De melding die bij deze aangifte behoorde, luidt als volgt [3] :
Op zaterdag 22 juni 2013 werd van de meldkamer van de Regiopolitie Oost Brabant de opdracht ontvangen om te gaan naar de [adres slachtoffer] te Eindhoven. De inhoud van de melding luidde dat twee minuten eerder een inbreker/insluiper was overlopen door bewoners van genoemd adres waarna de verdachte was weggerend in de richting van de Geldropseweg. Het signalement van de verdachte zou luiden: Man gekleed in een lederen jasje, een Adidas trainingsbroek en zwarte schoenen, sluik donker haar, onverzorgd uiterlijk, beetje een junkachtig type. Hierop zijn enkele surveillance eenheden ter plaatse gegaan om in de directe omgeving uit te kijken naar een verdachte met genoemd signalement. Surveillerende collega’s werden aangesproken door een passant welke zojuist een man in de bosjes had zien springen. Hierop zijn de surveillerende collega’s naar de aangeduide bosjes gegaan alwaar zij een manspersoon aantroffen waarvan het signalement overeenkwam met het door de meldkamer opgegeven signalement van de verdachte inbreker/insluiper. De plaats waar de man werd aangetroffen is in de omgeving van de [adres slachtoffer]. Verdachte [verdachte] werd aangehouden.

3.

Blijkens het proces-verbaal van aanhouding [4] waren op 22 juni 2013 verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met de noodhulp. Hun bevindingen luiden -zakelijk weergegeven- als volgt:
Wij waren op 22 juni 2013 belast met de noodhulp. Omstreeks 13.45 uur kregen wij van de meldkamer [de melding] [5] dat er een inbraak in een woning, danwel een insluiping had plaatsgevonden [aan de] [adres slachtoffer] te Eindhoven. Wij hebben in de omgeving gezocht naar de verdachte, waarvan de meldkamer het signalement had doorgegeven en de vluchtrichting.
Het signalement van de verdachte betrof:
Man
Blank
Ongeveer 170 cm groot
Ongeveer 40 jaar oud
Sluik donker haar
Smal postuur
Junktype
Zwarte lederen jas
Zwarte broek van het merk Adidas
Zwarte sportschoenen
Wij werden door een onbekend gebleven passant aangesproken dat zijn partner had gezien dat [hij/zij] nabij de Tongelresestraat een man de bosjes had zien [in]springen. Hierop zijn wij achter de passant aangereden naar de genoemde bosschages. Wij zijn vanaf de Geldropseweg, nabij de plaats delict, de Stuiverstraat ingereden. In deze bosschage troffen wij verdachte aan. Wij zagen dat het signalement van verdachte overeen kwam met het door de meldkamer opgeven signalement.
Ter afwending van onmiddellijk gevaar tastten wij de kleding van de verdachte oppervlakkig af. De feiten en omstandigheden voor gevaar van de veiligheid waren: Junk type.

4.

Verdachte heeft op 22 juni 2013 –zakelijk weergegeven- als volgt verklaard [6] :
Ik heb mij op 22 juni 2013, toen ik politieauto’s zag, in de bosjes verstopt. Het zou kunnen dat ik vandaag in de [adres slachtoffer] te Eindhoven ben geweest. Ik had drie briefjes van vijftig euro en drie briefjes van vijf euro in mijn portemonnee zitten.

5.

Als getuige is [getuige 2] gehoord. Zij heeft -zakelijk weergegeven- als volgt verklaard [7] :
Op zaterdag 22 juni 2013 was ik samen met mijn moeder naar onze nieuwe auto aan het kijken voor ons huis. Opeens hoorde ik dat mijn moeder riep dat er een man uit de voordeur van onze woning kwam. Ik keek en zag inderdaad een man uit onze woning komen. Ik had op dat moment onbelemmerd zicht op de man. Ik kan de man die ik uit onze woning zag komen als volgt omschrijven: Man, donkere Adidas broek, donker lederen jasje, bruin haar, onverzorgd uiterlijk en mager postuur. Ik zag dat de man begon te rennen toen mijn moeder hem aansprak.

6.

Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming zijn op 22 juni 2013 onder [verdachte] drie briefjes van 50 euro en drie briefjes van 5 euro inbeslaggenomen. [8]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit. Daartoe is –kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte de diefstal heeft gepleegd, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij voldeed aan het signalement van de dader van de diefstal en voorts volstrekt ten onrechte geen enkelvoudige confrontatie van verdachte met aangeefster heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt van het navolgende.
Verdachte is, kort na de gepleegde diefstal, aangetroffen in bosschages in de directe nabijheid van de [adres slachtoffer] in Eindhoven. Hij had zich verstopt voor de politie. Hij heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Aan de niet onderbouwde verklaring van verdachte dat hij bang was toen hij politieauto’s zag omdat hij een psychische aandoening heeft en zich om die reden verstopte, hecht het hof geen geloof.
Verdachte had drie briefjes van € 50,- en drie briefjes van € 5,- in zijn bezit, hetgeen overeenkomt met de coupures die uit de portemonnee van [slachtoffer] ontbraken nadat een man uit zijn woning was gekomen en was weggerend.
Verdachte voldoet aan het signalement van de dader van de diefstal, waarbij het hof vaststelt dat dat signalement vrij gedetailleerd is. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, heeft het hof geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de ter zake opgemaakte en tot het bewijs gebezigde processen-verbaal. De door de raadsman gesignaleerde verschillen in het signalement van de dader in de handgeschreven versie van de aangifte en de uitgetypte versie daarvan leiden niet tot een ander oordeel.
Op grond van dit een en ander is het hof van oordeel dat verdachte de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal, zoals tenlastegelegd. De omstandigheid dat er geen enkelvoudige confrontatie tussen aangeefster en verdachte heeft plaatsgevonden maakt dat niet anders.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juni 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer] heeft weggenomen een portemonnee inhoudende 165 euro, toebehorende aan [getuige 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechter in eerste aanleg heeft verdachte terzake diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft bevestiging van het vonnis gevorderd.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is op klaarlichte dag een woning binnengelopen en heeft aldaar een portemonnee met geld weggenomen. Hij heeft uit puur winstbejag gehandeld en zich niets aangetrokken van de belangen van de betrokkenen. Blijkens zijn Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 27 januari 2014, heeft verdachte zich reeds eerder meerdere malen schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Naar het oordeel van het hof kan daarom, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de door de advocaat-generaal gevorderde duur van twee weken met zich brengt.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven portemonnee de teruggave aan verdachte gelasten. Vastgesteld is immers dat die portemonnee eigendom van verdachte was.
Met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 165,- zal het hof de teruggave hiervan gelasten aan [getuige 1], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een onder verdachte inbeslaggenomen portemonnee.
Gelast de teruggave aan[getuige 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 165,-.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.J. Jochems, griffier,
en op 14 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.D. Bergkotte en mr. K.J.J. Jochems zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het eindproces-verbaal van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Regionaal Flexteam, registratienummer PL2204 2013085199, op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend te Eindhoven op 23 juni 2013 door hoofdagent [verbalisant 3], bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, dossierpagina’s 001 tot en met 031.
2.Proces-verbaal van aangifte van [getuige 1], op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door agent S.C.G.T.M. Schoenmakers, d.d. 22 juni 2013, dossierpag. 005 – 007.
3.Stamproces-verbaal, op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3], d.d. 23 juni 2013, dossierpag. 001 – 004.
4.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte], op 22 juni 2013 opgemaakt en ondertekend door brigadier [verbalisant 1] (ambtsbelofte) en agent [verbalisant 2] (ambtseed), dossierpag. 010 – 012.
5.De tekst tussen [ ] is ter verbetering van de leesbaarheid door de griffier aangevuld.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door hoofdagent [verbalisant 3], d.d. 22 juni 2013, dossierpag. 021 – 023.
7.Proces-verbaal van verhoor getuig [getuige 2], op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door hoofdagent [verbalisant 3], d.d. 22 juni 2013, dossierpag. 024 – 025.
8.Kennisgeving van inbeslagneming, rapporteur [verbalisant 2], registratienummer PL2209 2013085199-4, dossierpag.026.