1patroonhuls (bodemstempel PMP 9mm Luger),
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1: moord dan wel doodslag
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 15 februari 2012 in Hoensbroek [slachtoffer] (zijn vader) heeft doodgeschoten. Ter beoordeling staat of verdachte daarbij met voorbedachte raad heeft gehandeld en derhalve of het onder 1. primair tenlastegelegde (moord) dan wel het onder 1. subsidiair tenlastegelegde (doodslag) bewezen dient te worden verklaard.
De advocaat-generaal heeft op gronden als verwoord in het schriftelijke requisitoir betoogd dat verdachte heeft gehandeld met de voor moord vereiste voorbedachte raad.
De raadsman heeft zich bij pleitnota op het standpunt gesteld dat er contra-indicaties zijn voor het aannemen van voorbedachte raad en derhalve moord niet kan worden bewezen verklaard. In essentie heeft de raadsman daartoe, onder meer met verwijzing naar uitlatingen van de verdachte, bepleit dat verdachte bij voortduring heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, te weten een hevige drift die is ontstaan bij het lezen van een – door zijn vader opgestelde en aan hem, verdachte, gerichte – brief. Deze gemoedsopwelling is blijven voortbestaan tot het door de verdachte lossen van de dodelijke schoten op zijn vader.
Het hof overweegt het volgende.
Uitgangspunt voor de beoordeling
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ – in de tenlastelegging tot uitdrukking gebracht met de bewoordingen ‘na kalm beraad en rustig overleg’ – moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat, ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, is niet toereikend om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
De feitelijke gang van zaken
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 februari 2012 ‘s middags thuis kwam, zijn mail opende en zag dat hij een mailbericht van zijn advocaat had ontvangen, met daarbij een brief van zijn vader [slachtoffer]. Verdachte voelde zich door de inhoud van de brief, naar eigen zeggen, tot op het bot getergd, is in zijn auto gestapt en is naar het bedrijf van zijn vader gereden. (blz. 183) Vooral een passage in die brief waarin zijn vader hem beschuldigde op 13 of 14 jarige leeftijd een kind seksueel te hebben misbruikt, terwijl vader wist dat dat niet waar was, deed bij hem de bom klappen. Verdachte heeft daaraan toegevoegd: “Dan maak ik je af.” (blz. 188-189)
Gevraagd naar een nadere uitleg heeft verdachte verklaard: “Als je dit zegt en je weet dat het niet waar (hof: is) en dat je dit dan naar buiten brengt, dan maak ik je echt af. Als je dit nu tegen me zou zeggen, dan zou ik het morgen weer doen. (blz. 189)
Gevraagd naar het plan als hij in de auto stapt, heeft verdachte het volgende verklaard:
- “Om hem af te schieten” (blz. 189);
- “Ik wist wat ik ging doen. Hoe dan ook: voor 100%, je gaat eraan. (…) Hij verdiende het niet meer om te leven, dat varken.” (blz. 189);
- “Ik wilde hem gewoon vinden en hem afschieten.” (blz. 190)
Verdachte is vervolgens naar het industrieterrein gereden waar het bedrijf van zijn vader was gevestigd. Hij heeft daaromtrent het volgende verklaard: “Ik rijd het industrieterrein op. Ik rijd heel rustig en ik zat te kijken of zijn auto er stond. Die stond er. Ik had het pistool al op de bijrijdersstoel gelegd. Ik heb de auto voor het kantoor gezet. Ik heb het wapen toen in mijn linkerhand gepakt en ik ben uit de auto gestapt. Ik dacht dat ik het wapen nog heb doorgeladen. Ik weet niet meer of ik het wapen in de auto of buiten de auto heb doorgeladen”. Van mijn huis naar de zaak is het maar vijf minuten. (blz. 189)
De auto met daarin verdachte rijdt op 15 februari 2012 om 13:23:38 uur het terrein van het bedrijf van zijn vader op. (blz. 134)
Verdachte heeft over het wapen verklaard dat hij altijd een vuurwapen in zijn auto bewaarde en dat het magazijn en het wapen los van elkaar in een speciaal verborgen vak in de middenconsole in zijn auto lagen. Om bij dit wapen te komen moet je de console in twee delen openen, voordat je bij het verborgen vak komt om het wapen te kunnen pakken. Verdachte heeft het wapen en het magazijn uit het onderste middenconsole gehaald, het magazijn in het wapen gedaan en het wapen op de bijrijdersstoel gelegd. Met het wapen in zijn hand is verdachte naar de achterkant van het kantoor van zijn vader gelopen en is het kantoor binnen gegaan. Hij heeft daar [getuige 1] gezien. (blz. 189 tot en met 191)
[getuige 1] heeft daarover verklaard:
Ik hoorde het geluid van de auto van [verdachte]. Ik keek en zag inderdaad [verdachte] door het raam aan komen lopen. Ik zei meteen tegen [slachtoffer]: ‘Oh, daar komt [verdachte].’ [slachtoffer] zei: “Ja, nou en?” En [getuige 2] zei daarop meteen: “Met een pistool”. Ik zag [verdachte] langs mijn raam lopen en ik zag dat [verdachte] ook mij aankeek. Op het moment dat ik naar buiten liep kwam [slachtoffer] aan mij voorbij gerend naar buiten toe. (blz. 081)
[getuige 2] heeft verklaard:
Ik kon [verdachte] door de ruit buiten zien lopen. Hij hield een pistool in zijn hand. Ik bemerkte dat [verdachte] vastberaden liep. Ik bedoel hiermee dat hij gewoon strak naar een punt toeliep. Ik zei dat [verdachte] een pistool bij zich had. Ik zag toen dat [slachtoffer] opstond en meteen wegvluchtte naar de deur aan de voorzijde. Ik zag dat [slachtoffer] de deur opende en naar buiten rende. Ik zag dat [verdachte] weer om het gebouw naar de voorzijde rende. Ik zag dat [verdachte] achter zijn vader aanrende, via de poort linksaf de weg op. Aangezien ik er zeker van was dat er iets mis was, heb ik onmiddellijk 112 gebeld met mijn GSM. (blz. 084)
Gevraagd naar wat er door hem heen ging toen hij zijn vader zag wegrennen, heeft verdachte verklaard: “Niks, Ik pak je. Ren maar, het heeft toch geen zin. Dat dacht ik”.
(blz. 191)
Verdachte heeft verklaard dat hij het pand via de achteringang verlaten heeft en achter zijn vader is aan gerend. Tijdens het rennen heeft hij op twee verschillende momenten op zijn vader geschoten (blz. 191) en hij heeft zijn wapen onder het rennen nogmaals doorgeladen. (blz. 193)
[getuige 3] heeft verklaard dat hij verdachte achter het [slachtoffer] aan heeft zien rennen en zag dat verdachte een keer schoot in de richting waarin [slachtoffer] heen was gerend. De afstand tussen verdachte en [slachtoffer] was ongeveer 15 á 20 meter op het moment dat hij hen waarnam. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] bij de poort gekomen linksaf de straat oprende, dat de bestuurder van de Dodge (het hof: verdachte) bij die poort gekomen even inhield, dat hij zijn rechterarm ophief tot borsthoogte en gericht hield in de richting waarin [slachtoffer] weggerend was, waarna de getuige meteen daarop een knal hoorde. (blz. 109)
[getuige 4] heeft verklaard dat hij een knal hoorde en tegen een collega zei dat er werd geschoten. Op het moment dat hij vanuit het kantoor naar buiten keek, zag hij van rechts een man komen aanrennen met een vuurwapen in zijn hand. De man stopte en de getuige zag dat de man zijn vuurwapen richtte. Vervolgens hoorde de getuige weer een schot. (blz. 093)
Verdachte heeft verder verklaard (mede aan de hand van zelfgemaakte situatietekeningen op blz. 194-195)) als volgt:
Nadat mijn vader de bocht om was gerend, kon hij niet meer rennen. Ik weet niet waardoor, maar ik haalde hem zo in. Hij is toen achter langs een geparkeerde auto gelopen.
Daar is hij aan de andere kant achter de auto gaan bukken. Mijn vader had ook niet de kans om ergens anders binnen te vluchten, want dan had ik hem ook gehad. Toen hij bij de auto kwam, zag ik dat hij aan de zijkant van de auto gebukt zat.
“V(raag): Wat voelde je op dat moment?
A(ntwoord): Niks, ik voelde niks. Je komt je klus klaren, dat gevoel heb je dan.
Ik kom aanrennen en sta aan die kant van de auto. (…) Ik stond, hij zat gebukt en ik heb een keer geschoten over de auto heen, zo naar beneden. Ik denk niet dat ik hem geraakt heb. Volgens mij heb ik die auto geraakt.
V: En dan?
A: Heel belangrijk. Omdat ik stond en hij gebukt zat, ben ik om de auto heen gerend. Ik liep achter de auto langs naar zijn kant. Hij stond en hij struikelde en viel met zijn gezicht in de modder. Hij lag (hier) op de grond (wordt ingetekend).
V: Hoe lag hij?
A: Hij lag met zijn gezicht op de grond. Hij lag met zijn gezicht in de modder. Ik ben toen achter hem gaan staan. Ik heb toen nog gezegd van : “Jij vies vuil varken, jij met je gore leugens”. En toen heeft mijn vader nog geroepen: “Nee, [verdachte], doe het niet.”
Ik heb hem toen volgens mij drie keer achter in de nek geschoten.
V: Hoe groot was de afstand tussen jou en je vader op dat moment?
A: Ik stond erboven. (…)
Ik stond gewoon rechtop, mijn linkerarm was gestrekt en heb hem toen zo geschoten. Hij lag gewoon op de grond.
(…)
V: Wat zag je toen je op je vader schoot, toen hij op de grond lag?
A: Ik heb 2 of 3 keer geschoten. Ik zag dat ik hem in de nek of achter in het hoofd raakte.
Ik heb eigenlijk snel achter elkaar geschoten. Ik ben blijven schieten tot het niet meer ging. Ik heb niet meer gekeken en ben weggelopen.” (blz. 192)
[getuige 5] bevestigt deze handelingen van verdachte. Hij heeft daarover verklaard:
- dat hij aan het werk was en knallen hoorde, dat hij uit het raam keek en een man zag lopen met een geweer (het hof begrijpt: pistool) in zijn hand;
- dat een andere man verderop strompelend achter een geparkeerde auto wegdook, en
- dat de man met het pistool naar de auto liep, waarachter die strompelende man was weggedoken, en aan de andere kant ging staan.
[getuige 5] verklaart vervolgens:
“Ik zag dat de weggedoken man heel erg bang was. Ik kon duidelijk zijn gezicht zien en zag angst. Ik zag dat de man (het hof begrijpt: verdachte) zijn arm omhoog had met in zijn handen een geweer en dit over de auto richtte in de richting van de weggedoken man. Ik hoorde een aantal knallen, twee of drie keer en uit de beweging van de man zag en hoorde ik dat hij een aantal schoten loste. Ik zag dat de weggedoken man steeds verder in elkaar dook. (…) Omdat er op die strompelende man werd geschoten (…) ben ik omlaag gedoken. (…) Nadat ik omlaag was gedoken, hoorde ik weer een schot. Kort hierna keek ik weer naar buiten. Ik zag dat die strompelende man vanachter de auto vandaan was en in de groenstrook lag welke zich voor de geparkeerde auto bevond. Ik zag dat de man, de schutter, op een meter afstand stond van die andere man.
Die andere man lag op de buik in de groenvoorziening. Ik zag dat die schutter het geweer in de richting van die man, die op de buik lag, hield en minimaal twee of drie schoten loste.
Ik zag dat de neergeschoten man zich niet bewoog. Hierna draaide de schutter zich om en liep weg”. (blz. 086 en 087)
Verdachte is vervolgens teruggelopen naar zijn auto en is weggereden naar het politiebureau. (blz. 183) Uit camerabeelden blijkt dat verdachte om 13:27:13 terug het bedrijfsterrein oploopt, waarna hij in zijn auto stapt en wegrijdt. (blz. 140) Hij heeft zich vervolgens omstreeks 13.29 uur op het politiebureau gemeld, met de mededeling: “Ik heb mijn vader neergeschoten. Het heeft nu lang genoeg geduurd ”. (blz. 061)
Het hof stelt op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden het volgende vast.
Verdachte heeft thuis een aan hem gerichte brief van zijn vader gelezen. Hij was daardoor tot op het bot getergd en heeft meteen na of tijdens het lezen van die brief het besluit genomen zijn vader “af te schieten”. Hij is vervolgens direct (of hals over kop, zoals door de raadsman is aangevoerd) in zijn auto gestapt, waarin – zo hij wist – zich een wapen en munitie bevond. Hij heeft het wapen in de auto schietklaar gemaakt, terwijl hij onderweg was naar de plaats waar hij vermoedde dat zijn vader zich op dat moment zou bevinden, te weten zijn bedrijf. Toen verdachte daar (na een autorit van naar eigen zeggen 5 minuten) zijn vermoeden bevestigd wist, is hij uitgestapt en is met doorgeladen wapen in de hand het kantoor naar binnen gegaan. Zijn gewaarschuwde vader heeft al rennend het pand aan de voorkant verlaten en verdachte, die dit zag, is met het wapen in de hand achter zijn vader aangerend. Vervolgens heeft verdachte tijdens de achtervolging meerdere keren op zijn vader geschoten. Hij heeft daarbij gericht geschoten en is daartoe zelfs stil gaan staan. Toen zijn vader achter een auto is weggekropen heeft verdachte hem eerst over die auto proberen te raken. Toen zijn vader is gevallen, is hij op hem af gelopen. Zijn vader heeft hem nog gevraagd het niet te doen, maar verdachte heeft hem vervolgens op korte afstand doelgericht meermalen in de nek/het hoofd geschoten, als gevolg waarvan zijn vader ter plaatse is overleden.
Naar het oordeel van het hof staat op grond van voornoemde gedragingen van verdachte, voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van zijn besluit om zijn vader “af te schieten”, bezien in samenhang met de overige omstandigheden in onderhavige kwestie en de tijdspanne tussen het nemen van het besluit en de uitvoering daarvan, vast dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof acht het redelijk aan te nemen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Het enkele feit dat verdachte, nadat hij – zoals door de raadsman aangevoerd – in blinde woede/in drift ontstoken tot het besluit was gekomen om zijn vader te doden, niet tot inkeer is gekomen en van de uitvoering van zijn besluit heeft afgezien, is, anders dan namens de verdachte betoogd, geen contra-indicatie voor het daadwerkelijk nadenken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven en derhalve evenmin een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad in de omstandigheden van onderhavig geval. Verdachte heeft die gevolgen kennelijk geaccepteerd.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheden, die inhouden dat verdachte om meerdere redenen – waaronder de gevolgen van zijn handelen voor zijn gezin en/of zijn financiële positie – beter wel tot inkeer had kunnen komen, zijn evenmin dergelijke contra-indicaties. Dat het verdachte zakelijk goed ging en hij die dag – voor het lezen van de bewuste brief – goed geluimd was, zoals de raadsman als contra-indicaties heeft aangevoerd, wil het hof wel aannemen maar het ziet hierin geen, voor de beoordeling in deze, relevante omstandigheden. Tot slot gaat het hof voorbij aan de door de raadsman genoemde inhoud van getuigenverklaringen over de staat waarin verdachte zich na de uitvoering van zijn daad bevond. Dat zijn immers slechts subjectieve waarnemingen van derden, die niets zeggen over de te beoordelen daaraan voorafgaande situatie.
Het hof is dan ook met de advocaat-generaal en anders dan de rechtbank en de verdediging van oordeel dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade zijn vader [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: