ECLI:NL:GHSHE:2013:CA3581

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
20-002075-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor seks met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, in dit geval een tienjarig kind. De rechtbank had een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte heeft zich gedurende een half jaar schuldig gemaakt aan seksuele handelingen met het slachtoffer, waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de psychische gevolgen voor het kind.

Het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten en heeft besloten de gevangenisstraf te verhogen naar 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Dit besluit is genomen met inachtneming van de relatieve ouderdom van de feiten en het feit dat de verdachte sindsdien geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte heeft blijk gegeven van spijt en inzicht in zijn handelen, wat het hof heeft meegewogen in de beslissing.

De bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact is aan de voorwaardelijke straf verbonden, om de verdachte te ondersteunen bij het naleven van de voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de straf en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002075-10
Uitspraak : 6 juni 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 10 mei 2010 in de strafzaak met parketnummer 03-703638-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1954],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt deelname aan een ambulante therapeutische behandeling bij FPK De Horst of een soortgelijke instelling voor geestelijke gezondheidszorg en
- met de opdracht aan de reclasseringsinstelling om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, doch een geheel voorwaardelijke straf of een werkstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een half jaar schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen jegens [slachtoffer], een toen tienjarig kind, welke handelingen bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]. Hij heeft daarbij slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van het minderjarige slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden vaak nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ervan en blijkens de zich bij de stukken bevindende slachtofferverklaringen van [slachtoffer] lijdt deze nog steeds onder hetgeen hem destijds door verdachte is aangedaan.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij acht het hof een vrijheidsstraf van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk zoals door de rechtbank opgelegd, in beginsel een passende straf. Het hof zal evenwel een groter deel van deze straf voorwaardelijk opleggen, zulks gezien de relatieve ouderdom van de feiten en de omstandigheid dat verdachte sedertdien blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2013 geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd en hij blijkens het uitgebrachte reclasseringsrapport van 11 januari 2010 oprecht spijt van zijn handelen heeft getoond en inzicht heeft in het verwerpelijke van zijn handelen. Een geheel voorwaardelijke straf dan wel een werkstraf zoals door de verdediging bepleit doen onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. De persoonlijke omstandigheden van verdachte leggen tegenover de ernst van de feiten onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Aan deze voorwaardelijke straf zal het hof de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact verbinden zoals is geadviseerd in voormeld reclasseringsrapport.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt deelname aan een ambulante therapeutische behandeling bij FPK De Horst of een soortgelijke instelling voor geestelijke gezondheidszorg.
Draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. R.M. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 6 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.M. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.