7.4.5 [getuige A.] heeft op 27 mei 2004 ten overstaan van de notaris de volgende (beëdigde) verklaring afgelegd (prod. 8 bij voormelde brief van mr. Van Dalen van 28 mei 2004):
“Ik treed al jaren op als de vaste accountant van de heer [appellant] , de heer [getuige B.], Uveco Groep B.V., [Holding A.] Holding B.V. en (tot omstreeks mei 2003) [Holding C.] Holding B.V. In deze hoedanigheid kan ik het volgende verklaren met betrekking tot de lening die destijds is overeengekomen tussen de heer [appellant] en [Holding A.] Holding B.V.
() Op () (12 januari 2000) heeft [Holding A.] Holding B.V. alle aandelen in het kapitaal van Uveco Groep B.V. van de heer [appellant] overgenomen. [Holding A.] Holding B.V. kon de koopsom van die aandelen niet direct voldoen en daarom kwamen partijen overeen dat [Holding A.] Holding B.V. een bedrag ter grootte van () (f 1.892.031,07) aan de heer [appellant] verschuldigd zou blijven in de vorm van een geldlening.
Blijkens de grootboekkaarten uit de administratie van [Holding A.] Holding B.V. is op () (11) januari, () (6) juli en () (13) november () 2000 driemaal een bedrag ad () (f 50.000,00) door [Holding A.] Holding B.V. aan de heer [appellant] voldaan door overmaking van die bedragen op de bankrekening van de heer [appellant] (). Daarnaast heeft Uveco Groep B.V. () tot een bedrag van () (f 113.374,84) aan betalingen verricht ten behoeve van de heer [appellant] , welke betalingen door Uveco Groep B.V. ten laste zijn gebracht van [Holding A.] Holding B.V., die dat bedrag op haar beurt weer ten laste heeft gebracht van de heer [appellant] (dit alles via de rekening-courant verhoudingen tussen partijen). Zodoende is volgens de boekhouding van [Holding A.] Holding B.V. () (f 263.374,84) door [Holding A.] Holding B.V. in het jaar () (2000) voldaan aan c.q. verrekend met de heer [appellant] , hetgeen verwerkt is als aflossing op de lening van [appellant] aan [Holding A.] Holding B.V.
Een en ander is op schrift gesteld waarbij ook rente is berekend die door [Holding A.] Holding B.V. aan de heer [appellant] verschuldigd was over het jaar () (2000). Deze rente kwam neer op een bedrag ad () (f 82.070,00). Deze rente werd bijgeschreven bij het saldo dat [Holding A.] Holding B.V. aan de heer [appellant] verschuldigd was. Zodoende resteerde per ultimo () (2000) door [Holding A.] Holding B.V. aan de heer [appellant] te voldoen een bedrag ad () (f 1.710.726,00) (aan hoofdsom en rente).
Vervolgens kocht [Holding C.] Holding B.V., de onroerend goed maatschappij waarin de heer [appellant] (via zijn persoonlijke holding) en [Holding A.] Holding B.V. beiden participeren, het aan Uveco Groep B.V. in eigendom toebehorende kantoorpand (). [Holding C.] Holding B.V. voldeed een deel van de koopsom van het pand van Uveco Groep B.V. niet aan deze laatste en aldus ontstond een vordering van Uveco Groep B.V. op [Holding C.] Holding B.V. ter grootte van () (f 1.582.106,80) voor de pro resto verschuldigd gebleven koopsom. Deze vordering ontstond op () (30 mei 2001), op welke datum de eigendom van het pand () is overgegaan van Uveco Groep B.V. naar [Holding C.] Holding B.V.
De vordering van de heer [appellant] op [Holding A.] Holding B.V. uit hoofde van de hiervoor gememoreerde geldlening bedroeg per () (30 mei 2001) () f 1.753.494,00). Uit de boekhouding van [Holding A.] Holding B.V. heb ik in dit verband een schriftelijke opstelling aangetroffen waaruit dit blijkt. () Uit diezelfde opstelling blijkt dat de lening vervolgens per () (31 mei 2001) middels verrekening volledig is afgelost, waarover ik hierna nader zal verklaren.
Per () (30 mei 2001) bestond de situatie dat de heer [appellant] een vordering had ten bedrage van () (f 1.753.494,00) op [Holding A.] Holding B.V. en dat Uveco Groep B.V. een vordering had ten bedrage van () (f 1.582.106,80) op [Holding C.] Holding B.V.
Na overleg met de heer [appellant] op () (5 juli 2001) heb ik aan de directie van [Holding A.] Holding B.V. en Uveco Groep B.V. verzocht de vordering van [appellant] op [Holding A.] Holding B.V. in de plaats te doen komen van de vordering op [Holding C.] Holding B.V., middels overdracht van de vordering die Uveco Groep B.V. op [Holding C.] Holding B.V. had. De directies van [Holding A.] Holding B.V. en Uveco Groep B.V. hadden daar geen bezwaar tegen waardoor een en ander als volgt boekhoudkundig is verwerkt in de jaarstukken van () (2001). Uveco Groep B.V. droeg haar vordering op [Holding C.] Holding B.V. ad () (f 1.582.106,80) over aan [Holding A.] Holding B.V.
Boekhoudkundig is die overdracht verwerkt via de rekening courantverhouding tussen Uveco Groep B.V. en [Holding A.] Holding B.V.
Aldus verkreeg niet Uveco Groep B.V. maar [Holding A.] Holding B.V. een vordering van () (f 1.582.106,80) op [Holding C.] Holding B.V., hetgeen blijkt uit de rekening-courant opstelling tussen [Holding A.] Holding B.V. en [Holding C.] Holding B.V.
Daarnaast zou [Holding C.] Holding B.V. de schuld van [Holding A.] Holding B.V. aan de heer [appellant] overnemen, waardoor niet [Holding A.] Holding B.V. maar [Holding C.] Holding B.V. een schuld kreeg van () (f 1.753.494,00) aan de heer [appellant] . Daartegenover stond dat zij ([Holding C.] Holding B.V.) datzelfde bedrag kon terug vorderen van [Holding A.] Holding B.V.
Vervolgens zijn de vorderingen van [Holding C.] Holding B.V. op [Holding A.] Holding B.V. en van [Holding A.] Holding B.V. op [Holding C.] Holding B.V. met elkaar verrekend, zodat per saldo een schuld resteerde van [Holding A.] Holding B.V. aan [Holding C.] Holding B.V. van () (f 171.387,20) (). Daarnaast had de heer [appellant] een vordering van () (f 1.753.494,00) op [Holding C.] Holding B.V. in plaats van op [Holding A.] Holding B.V.
De directies van [Holding A.] Holding B.V., Uveco Groep B.V. en [Holding C.] Holding B.V. hebben, zoals hiervoor vermeld, een en ander in hun boekhouding en jaarrekening over () (2001) verwerkt. Om voor mij onbekende redenen zijn de heer [appellant] , [Holding A.] Holding B.V. en Uveco Groep B.V. niet meer tot schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken overgegaan.”