ECLI:NL:GHSHE:2013:CA2929

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
20-002802-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de behandeling in eerste aanleg door afwezigheid van de raadsman

In deze zaak gaat het om de nietigheid van de behandeling in eerste aanleg, waarbij de verdachte zonder zijn raadsman is gehoord. De verdachte, die preventief gedetineerd was, had een raadsman die niet op het juiste tijdstip aanwezig was. De politierechter begon de behandeling abusievelijk een uur te vroeg, waardoor de verdachte zonder zijn raadsman werd gehoord. De verdachte verklaarde desgevraagd dat hij zonder advocaat verder wilde gaan. Na de uitspraak van de politierechter, die de verdachte veroordeelde tot een gevangenisstraf van 29 dagen, kwam de raadsman alsnog opdagen en maakte bezwaar tegen de afdoening van de zaak zonder zijn aanwezigheid. Het hof oordeelde dat het onderzoek zonder instemming van de raadsman nietig was en verwees de zaak terug naar de rechtbank.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. Beide partijen verzochten om terugwijzing naar de eerste rechter. Het hof benadrukte de belangrijke rol van de raadsman in het proces en dat de behandeling zonder zijn aanwezigheid niet was toegestaan. De politierechter had niet opgemerkt dat de aanvangstijd van de zitting op de dagvaarding niet overeenkwam met het tijdstip waarop de zitting daadwerkelijk begon. Dit leidde tot de conclusie dat de behandeling in eerste aanleg nietig was, en het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Breda voor een nieuwe behandeling op basis van de bestaande dagvaarding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002802-12
Uitspraak : 29 mei 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 9 augustus 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-800668-12 tegen:
[VERDACHTE] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
postadres: [adresgegevens].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is verdachte ter zake van diefstal, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De verdediging heeft bepleit en de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het onderzoek in eerste aanleg nietig zal verklaren en de zaak zal terugwijzen naar de eerste rechter.
De verdediging heeft, gelijk de advocaat-generaal, ook terugwijzing naar de eerste rechter verzocht.
Geldigheid van de behandeling in eerste aanleg
De verdachte is gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter van 9 augustus 2012 te 11.25 uur. De raadsman van de verdachte is van voornoemde datum en tijdstip in kennis gesteld.
De terechtzitting van 9 augustus 2012 is door de politierechter echter al aangevangen om 10.25 uur. Op dat tijdstip was alleen de verdachte, die ter zake van het hem ten laste gelegde feit in voorlopige hechtenis verbleef, aanwezig. Nadat de politierechter had opgemerkt dat de raadsman van verdachte niet aanwezig is, heeft de politierechter aan verdachte gevraagd of de zaak buiten aanwezigheid van zijn advocaat kon worden behandeld. De verdachte heeft hierop aangegeven dat hij zijn zaak zonder zijn advocaat wilde voortzetten. De politierechter heeft de zaak afgedaan en vonnis gewezen.
Aan de voet van het vonnis van 9 augustus 2012 is het volgende opgenomen:
“Opmerkingen
Nadat het onderzoek ter terechtzitting is gesloten, komt de raadsman van verdachte zichzelf melden. De raadsman was op het tijdstip dat op de dagvaarding van verdachte stond, namelijk 11.25 uur, aanwezig en maakt bezwaar tegen behandeling van zijn zaak buiten zijn aanwezigheid. De politierechter deelt mee dat de zaak al behandeld is, omdat deze om 10.25 uur geappointeerd stond volgens de zittingslijst waar zij over beschikt. Zij constateert dat er op de dagvaarding inderdaad het tijdstip 11.25 uur staat vermeld. Dit was haar niet opgevallen, anders had zij uiteraard gewacht.”
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De behandeling van de zaak in eerste aanleg heeft vóór het op de dagvaarding en aan de raadsman van de verdachte aangekondigde tijdstip buiten aanwezigheid van de raadsman plaatsgevonden. Gelet op de kernrol die de raadsman vervult bij het onderzoek ter terechtzitting en de belangen van de verdachte die daarmee zijn gemoeid, was dit niet toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming van de raadsman zelf. Hiervan was geen sprake, zodat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig is. Het hof stelt deze situatie gelijk aan die waarin de raadsman niet ter terechtzitting is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag en het tijdstip van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag en dat tijdstip hem tevoren bekend was.
Zowel de verdediging als de advocaat-generaal hebben terugwijzing naar dezelfde rechtbank verlangd.
De zaak dient op de voet van de uitbreiding in de jurisprudentie van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering te worden teruggewezen naar de eerste rechter, teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de behandeling in eerste aanleg nietig.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Breda teneinde de zaak af te doen op de bestaande dagvaarding.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. C.M. Hilverda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Voet, griffier,
en op 29 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.