4.1. De bladzijden 12 tot en met 21 van de memorie van grieven bevatten een bespreking van het vonnis van de rechtbank, en richten zich mede tegen de feitenvaststelling door de rechtbank in rechtsoverweging 3 van het bestreden vonnis. Het hof gaat, mede gelet op deze opmerkingen van [appellant sub 1.] en [appellant sub 2.] in de memorie van grieven, uit van navolgende feiten.
(a) Tot zijn overlijden in 2002 was [bestuurder D Group Europe N.V.] bestuurder van D Group Europe N.V. (hierna: D Group). Deze Belgische vennootschap was op haar beurt vanaf 10 oktober 1996 directeur en 100% aandeelhouder van D Freight Group B.V. (hierna: D Freight Group).
(b) Blijkens uittreksel uit het handelsregister (productie 15 bij memorie van grieven) is Roosendaal de statutaire zetel van D Freight Group. D Freight Group exploiteerde een transportonderneming.
(c) D Freight Group was 100% aandeelhouder van vier rechtspersonen, te weten [Logistics] Logistics B.V., VIT Freight Service B.V., Techno "D" Service B.V. en Polisol.
(d) Volgens artikel 1 van de statuten van Polisol (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg) is deze vennootschap gevestigd te [vestigingsplaats] (Limburg) (artikel 1 statuten). Volgens artikel 10 lid 1 van de statuten worden de directeuren van Polisol benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders, en kunnen zij te allen tijde door deze vergadering worden geschorst en ontslagen.
D Freight Group was sinds 12 februari 1998 bestuurder van Polisol (uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel, productie 17 bij memorie van grieven).
(e) Op 1 november 1996 hebben D Freight Group en [bestuurder D Group Europe N.V.] enerzijds en de heren [X.] en [Y.] anderzijds een overeenkomst gesloten krachtens welke de activa van de door laatstgenoemden bestuurde vennootschappen zouden worden ingebracht in D Group. Daar stond tegenover dat de heren [X. en Y.] de helft van de aandelen in het kapitaal van D Group zouden verkrijgen.
(f) Er ontstonden vervolgens geschillen over de uitvoering van deze overeenkomst.
(g) In maart 1999 zijn [Logistics] Logistics B.V., VIT Freight Service B.V. en Techno "D" Service B.V. failliet verklaard, met benoeming van Mr. Ph.W. Schreurs tot curator.
(h) In juli 1999 hebben D Freight Group, [bestuurder D Group Europe N.V.] en voormelde heren [X. en Y.] een vaststellingsovereenkomst gesloten, zulks ter beslechting van alle geschillen voortvloeiende uit onder meer de hiervoor onder (e) genoemde overeenkomst van 1 november 1996. Alle door D Freight Group gehouden aandelen in Polisol werden aan de heer [Y.] verkocht tegen een koopsom van ƒ 540.000.
(i) [appellant sub 1.] is in februari 2000 in opdracht van [bestuurder D Group Europe N.V.] de belangen van D Group gaan behartigen.
(j) D Freight Group is op 25 april 2000 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van [geintimeerde sub 1.] tot curator.
(k) Op 20/21 november 2000 hebben [Y.], handelend voor zich in privé maar ook als aandeelhouder/bestuurder van [Holding] Holding B.V. en andere (dochter-) vennootschappen, mr. Schreurs als curator en voor zich in privé, en mr. [geintimeerde sub 1.] als curator en voor zich in privé een vaststellingsovereenkomst gesloten (productie 20 bij memorie van grieven).
Daarin heeft [geintimeerde sub 1.] q.q. zich verplicht de door D Freight Group verkochte vordering op de [Holding] Holding aan [Y.] over te dragen. Partijen hebben vastgesteld dat mr. Schreurs q.q. een regresvordering op Polisol had van circa ƒ 840.000 en dat hij was gesubrogeerd in de rechten van ING, als hypotheekhouder. Polisol verplichtte zich tot levering van de aan haar toebehorende onroerende zaken te [plaatsnaam] aan [Y.] voor de koopsom van ƒ 520.000. Mr. Schreurs werkte mee aan royement van de hypotheek op voorwaarde dat [Y.] een bedrag van ƒ 780.000 zou overmaken, zijnde de koopsom vermeerderd met ƒ 260.000.
(l) Kort na de overdracht heeft [Y.] de betreffende onroerende zaken aan een derde doorverkocht voor een bedrag van ƒ 1.915.000.
(m) Op 28 maart 2002 is [bestuurder D Group Europe N.V.] overleden, waarna mevrouw [bestuurder van D Group] als bestuurder van D Group is gaan optreden.
(n) Blijkens door notaris [notaris], notaris te [standplaats] (België), opgemaakt notariële akte van 4 november 2002 (productie 16 bij memorie van grieven) heeft D Group, blijkens die akte "vertegenwoordigd door mevrouw [bestuurder van D Group] als gedelegeerd bestuurder van de vennootschap", verklaard "als algemene en bijzondere lasthebber aan te stellen: In zijn hoedanigheid van advocaat: Meester [appellant sub 1.], kantoorhoudende te NL [postcode] [kantoorplaats], [kantooradres]. En hem te machtigen, alleen handelend alle daden van dagelijks bestuur te stellen, namelijk:" (waarna een opsomming volgt van 20 punten waarop deze daden betrekking (kunnen) hebben).
(o) Op diezelfde datum heeft [appellant sub 1.] zorg gedragen voor inschrijving in het handelsregister van D Group als (mede)bestuurder van Polisol.
(p) Op 10 maart 2003 heeft D Group D Freight Group met terugwerkende kracht tot 4 november 2002 laten uitschrijven als bestuurder van Polisol. [geintimeerde sub 1.] heeft op 29 april 2003 deze vennootschap weer als bestuurder laten inschrijven.
(q) Met ingang van 6 juni 2003 heeft [geintimeerde sub 1.] zich als enig bestuurder van Polisol laten inschrijven in het handelsregister (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg).
(r) De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 5 januari 2004 op verzoek van D Freight Group een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Polisol over het tijdvak vanaf 1 januari 2000. [appellant sub 2.] trad hierbij op als advocaat van D Freight Group.
(s) Bij beschikking van 29 april 2005 (LJN AT0144; NJ 2005, 433; productie 6 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de Hoge Raad, na een verzoek van Polisol alsmede van [geintimeerde sub 1.] als curator van D Freight Group, D Freight Group niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Polisol.
De Hoge Raad heeft daartoe onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie onder meer overwogen dat de curator in het faillissement van een moedermaatschappij bevoegd is met betrekking tot een dochtermaatschappij een enquête te verzoeken. Het gaat daarbij niet om de uitoefening van een vennootschapsrechtelijke bevoegdheid. Voor de moedermaatschappij vormen de aandelen in de dochtermaatschappij bestanddeel van haar vermogen. De bevoegdheid een enquête te verzoeken is geen vermogensrecht, maar dat sluit niet uit dat de aandeelhouder met zulk een verzoek kan beogen een vermogensbelang te dienen. Gelet op dit een en ander bestaat er geen grond om aan een dergelijk verzoek het karakter te ontzeggen van een daad van beheer met betrekking tot een vermogensbestanddeel, tot welk beheer, indien dat vermogensbestanddeel in een failliete boedel is begrepen, krachtens artikel 68 van de Faillissementswet de faillissementscurator bevoegd is. Die beheersbevoegdheid is een exclusieve, zodat de ondernemingskamer D Freight Group in haar verzoek niet-ontvankelijk had dienen te verklaren.