ECLI:NL:GHSHE:2013:CA1874
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden
- W.H.B. den Hartog Jager
- R.R.M. de Moor
- Rechtspraak.nl
Exhibitieplicht en onrechtmatige werknemersconcurrentie in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], een organisatie van accountants en belastingadviseurs, tegen [geintimeerde], die eerder in dienst was bij [appellante]. De kern van het geschil betreft de vordering van [appellante] om inzage te krijgen in bepaalde documenten op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [appellante] stelt dat [geintimeerde] onrechtmatige concurrentie heeft gepleegd door klanten van [appellante] te benaderen na haar vertrek. De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] afgewezen, omdat deze te ruim was geformuleerd en [geintimeerde] gewichtige redenen had om inzage te weigeren. In hoger beroep heeft [appellante] haar vordering verminderd, maar het hof oordeelt dat de gevraagde documenten niet geschikt zijn om het bewijs van onrechtmatige concurrentie te leveren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij het belang van een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevraagde gegevens gewaarborgd is. Het hof concludeert dat [geintimeerde] in beginsel vrij is om te concurreren met [appellante], aangezien er geen concurrentiebeding van toepassing is. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor [appellante] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en te bewijzen om onrechtmatige concurrentie aan te tonen. De proceskosten van het hoger beroep worden toegewezen aan [geintimeerde].