8.2.1 [appellant] en [geintimeerde sub 1.] c.s. zijn achterburen van elkaar. [geintimeerde sub 1.] c.s. wonen aan de [perceel 1.] te [woonplaats]. [appellant] woont aan de [perceel 2.] te [woonplaats].
[geintimeerde sub 1.] c.s. hebben hun pand op 27 april 2001 gekocht van de heer [verkoper A.], die op zijn beurt op 25 juli 1989 het pand gekocht heeft van [verkoper B.]. [appellant] heeft omstreeks 1988 zijn huidige woning laten bouwen, en is daar in 1989 gaan wonen.
Deze [verkoper B.] had het perceel aan de [straat] samen met zijn vader [vader van verkoper B.] op 23 oktober 1974 gekocht van [verkoper C.]. Het perceel grond dat zij toen van [verkoper C.] kochten is in 1982 – inmiddels bebouwd met een woonhuis - in twee delen gesplitst. Het perceel [perceel 1.] is toen toegescheiden aan [verkoper B.].
8.2.2. Tussen het perceel van [geintimeerde sub 1.] c.s. en [appellant] staat een coniferenhaag. Deze bevindt zich op een afstand van minder dan 50 centimeter van de door het kadaster geplaatste grenspaaltjes (p-v descente d.d. 17 mei 2011). [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben in het najaar van 2005 de coniferenhaag laten snoeien tot 4,5 meter. In de periode 2005 tot en met 2009 is de coniferenhaag uitgegroeid tot een hoogte van 7 meter. Medio 2009 is de coniferenhaag door [geintimeerde sub 1.] c.s. teruggesnoeid tot een hoogte van 4,5 meter. Op het moment van de gerechtelijke plaatsopneming door de rechtbank op 17 mei 2011 had de coniferenhaag een hoogte van ongeveer 5,5 meter bereikt.
[geintimeerde sub 1.] c.s. hebben op hun perceel, achter de haag, een taxushaag geplaatst en daarachter weer een bomenrij. De bomenrij was op het moment van de gerechtelijke plaatsopneming door de rechtbank behoorlijk volgroeid maar nog niet zo dat daar in het geheel niet doorheen gekeken kon worden. De taxushaag was toen ook nog niet volgroeid.
Het voorste deel van de woning van [appellant] is vrij donker als gevolg van de aanwezigheid van de coniferenhaag. De dakplaten aan de achterzijde van de woning zijn doorzichtig.
8.2.3. Bij brief van 23 februari 1988 heeft [appellant] aan [verkoper B.] onder meer het navolgende geschreven:
“Heel duidelijk is geregeld dat er geen hoogopschietende bomen binnen een afstand van twee meter en geen heggen binnen een afstand van 50 cm. van de grens mogen staan. Ik verwacht dat u zich natuurlijk aan deze voorschriften zult houden en op korte termijn de coniferen die waarschijnlijk pal tegen of op de erfgrens staan, tenminste 50 cm verplaatst.” (prod. bij akte in eerste aanleg d.d. 1 juni 2011).
8.2.4. Op 4 maart 2002 en 30 juni 2002 heeft [appellant] [geintimeerde sub 1.] c.s. om overleg over de coniferenhaag verzocht (prod. G mvg) [appellant] schrijft onder meer op 4 maart 2002: “Wat vindt u er van om samen een nieuwe erfafscheiding te plaatsen? (..) We vinden beslist iets mooier dan de huidige coniferen! (..) Kortom, u zou ons zeer verplichten als u zo vriendelijk bent een dezer dagen op dit briefje te reageren.” [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben op deze brieven niet gereageerd. Op 27 september 2005 heeft [appellant] [geintimeerde sub 1.] c.s. gesommeerd de coniferenhaag te snoeien en gesnoeid te houden tot vier meter, dan wel deze te verwijderen (prod. 2 inl. dagv.).
8.2.5. Op 21 juli 2007 heeft [appellant] aan [geintimeerde sub 1.] c.s. en aan de bewoners van de woning aan [perceel 3.] een brief geschreven. Daarin staat onder meer het navolgende:
“Wij wonen aan ons adres [perceel 2.] alhier, nu alweer 18 jaar. Toen wij er kwamen wonen troffen we een bestaande erfafscheiding aan tussen uw en onze woning, bestaande uit (...) een rij coniferen (...). In de loop der jaren is er wel e.e.a. gewijzigd maar in grote lijnen zijn de bestaande onderdelen gebleven. Dat (...) de coniferen (...) inmiddels een andere omvang hebben, moge duidelijk zijn ...!” (prod. 2 cva).
8.2.6. Op 24 juli 2009 schrijft [appellant] aan [geintimeerde sub 1.] c.s. over de nieuwe coniferenhaag, die door [geintimeerde sub 1.] c.s. in het verlengde van de oude coniferenhaag achter de schutting is aangebracht (prod. 9 inl. dagv.), welke nog laag is, maar weldra hoger zal worden en op enig moment aan [appellant] overlast zal gaan geven. Later is [appellant] nogmaals schriftelijk op deze nieuwe coniferenhaag teruggekomen.