ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ6698
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- N.J.M. van Etten
- B.A. Meulenbroek
- G.J. Vossestein
- Rechtspraak.nl
Aanspraak op uitoefening aanspraken uit hoofde van verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden ontzegd vanwege betrokkenheid bij moord op echtgenoot
In deze zaak gaat het om de appellante, die aanspraak maakt op de uitoefening van haar rechten uit hoofde van een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden met haar overleden echtgenoot. De appellante was gehuwd met de broer van de erflater en hun huwelijk eindigde door het gewelddadige overlijden van haar echtgenoot op 1 of 2 juni 1998. De appellante is veroordeeld voor haar betrokkenheid bij de moord op haar echtgenoot, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Breda die haar de aanspraken op het verrekenbeding ontzegde. De erven van de erflater hebben de grieven van de appellante bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.
De rechtbank oordeelde dat de appellante, die aanwezig was tijdens de gewelddadige dood van haar echtgenoot, geen afdoende verklaring kon geven voor haar stelling dat zij niets had waargenomen. De rechtbank concludeerde dat de appellante de hand had gehad in de dood van haar echtgenoot, wat haar aanspraak op het verrekenbeding ongeldig maakte. De appellante voerde in hoger beroep aan dat zij mogelijk bedwelmd was, maar het hof oordeelde dat deze mogelijkheid niet voldoende onderbouwd was. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellante geen recht had op de aanspraken uit het verrekenbeding, gezien haar betrokkenheid bij de dood van haar echtgenoot.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellante in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het beginsel dat iemand die betrokken is bij de dood van een echtgenoot geen aanspraak kan maken op voordelen uit huwelijkse voorwaarden, zoals een verrekenbeding.