8.8.1. Met betrekking tot het letsel van [appellant] overweegt het hof het volgende.
Bij de inleidende dagvaarding heeft [appellant] de volgende stukken overgelegd:
- Een letselbeschrijving van 27 oktober 2006 van [forensisch geneeskundige], forensisch geneeskundige GGD Zuid Limburg. Daaruit blijkt dat er sprake was van een hoofdwond die gehecht is, een epileptisch insult, gering bloedverlies uit de hoofdwond, een breuk van de sinus frontalis en van de neus, nekklachten en enkele scheur- en kneuswonden aan het hoofd, het gezicht, de kin en een arm.
- Een brief van 15 december 2006 van [huisarts], huisarts. Daaruit blijkt dat [appellant] is geopereerd in het AzM en dat hij uit het ziekenhuis is ontslagen op 2 november 2006 (in het tussenarrest staat abusievelijk 1996) en dat [appellant] een litteken op het voorhoofd heeft van ongeveer 6 cm, wat altijd zichtbaar zal zijn.
- Een brief van 4 januari 2007 van prof. dr. [KNO arts], KNO arts AzM. Daaruit blijkt dat op een CT scan van de schedel geen intracerebrale afwijkingen zijn gezien en dat het beloop na de operatie voorspoedig was, er waren alleen lichte duizeligheidsklachten.
- Een brief van 19 juni 2008 van huisarts [huisarts]. Daaruit blijkt dat [appellant] last had van een verminderd gehoor, maar dat de gehoortest volledig normaal was. [appellant] had ook last van draaiduizeligheid, maar de KNO arts kon geen afwijkingen vaststellen. Ook hield [appellant] last van hoofdpijn, maar een controle foto gaf geen oorzaken.
Bij de akte van 27 november 2012 heeft [appellant] de volgende stukken overgelegd:
- Een bericht van 4 november 2006 van een waarnemend huisarts betreffende een consult naar aanleiding van de vechtpartij.
- Een specialistenbrief van 16 november 2006 van drs. [neuroloog], neuroloog. Daarin is vermeld dat [appellant] opgenomen is geweest op de afdeling neurologie i.v.m. observatie na trauma capitis door mishandeling, waarbij twee fracturen en een eenmalig epileptisch insult. Mobiliseren was aanvankelijk moeizaam vanwege heftige hoofdpijn, maar op de dag van overplaatsing waren er weinig klachten meer.
- Een uittreksel uit het huisartsendossier, lopend van 19 januari 2006 tot en met
23 augustus 2007. Daaruit blijkt van de opname in november 2006, van gehoorklachten op
3 januari 2007 en van een volledig normale gehoortest op 19 januari 2007. Verder klaagde [appellant] op 9 mei 2007 over hoofd- en aangezichtspijn; hij wilde een foto om een tumor uit te sluiten. Op 18 mei 2007 bleek dat de röntgenfoto negatief was. Op 16 augustus 2007 klaagde [appellant] over duizeligheid; daarbij is opgetekend: “KNO kan niks vinden”.
- Een “Model 2.27 Modelverklaring ten behoeve van arts/deskundige in het kader van de ontheffing van de naturalisatietoets”, voorzien van een stempel van [huisarts 2] en
[huisarts 3], huisartsen te Sittard, gedateerd 21 september 2011, waarin is vermeld: Niet in staat kleine letters in juiste volgorde te schrijven na Trauma Capitis in 2006.
- Een ”rapportage medisch advies inburgeringsexamen” van 5 januari 2012, namens
[arts GGD], arts GGD, waarin is vermeld: Betrokkene heeft tot 2006 staatsexamen Nederlandse taal gedaan. In oktober 2006 kreeg hij een trauma van het hoofd na een onenigheid op het werk. De schedel van zijn voorhoofd liep daarbij verschillende breuken op. Na dit trauma is het voor betrokkene nooit meer hetzelfde geweest, hij verloor zijn baan, raakte in de bijstand, kreeg schulden. Ook is het geheugen en de concentratie sindsdien verminderd. Betrokkenen werkt nu samen met zijn echtgenote in een eigen friture.
Bij onderzoek worden geen ernstige fysieke beperkingen gezien.
De geheugen/concentratieproblemen lijken wel reëel te zijn. De huisarts stuurt een brief mee waarin deze de beperkingen van betrokkenen bevestigt. Met de aldus geobjectiveerde beperkingen wordt betrokkene niet in staat geacht verder te kunnen leren voor het onderdeel schrijven van de inburgeringscursus.