ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ6386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
20-001681-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder vrijgesproken van het opzettelijk opsporen van een beschermde inheemse diersoort, een haas, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de verdachte samen met zijn mededader opzettelijk twee keer een haas heeft opgespoord met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader in het buitengebied van Tilburg, genaamd De Zwaluwse Bunder, handelingen hebben verricht die in strijd zijn met artikel 9 van de Flora- en faunawet. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 80 uren. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen bestelauto van de verdachte uitgesproken, omdat deze auto is gebruikt bij het plegen van de feiten. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke overtredingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001681-12
Uitspraak : 5 april 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Breda van 23 april 2012 in de strafzaak met parketnummer 82-164960-11 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het op 20 mei 2011 te Tilburg al dan niet tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een dier behorende tot een beschermde inheemse diersoort (een haas) met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen opsporen (feit 3) en ter zake van het op 13 mei 2011 en op 17 mei 2011 te Tilburg medeplegen van opzettelijk een dier behorende tot een beschermde inheemse diersoort (een haas) met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen opsporen (feiten 1 en 2) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Voorts is de onder de verdachte in beslag genomen bestelauto verbeurd verklaard.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de vrijspraak door de economische politierechter van het onder 3 ten laste gelegde en te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht dat het hof de door de economische politierechter opgelegde straf zal matigen. Ten aanzien van de in beslag genomen bestelauto heeft de verdediging verzocht dat het hof de teruggave aan de verdachte zal gelasten.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk (een) dier(en), behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten één of meer hazen, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[mededader] op of omstreeks 13 mei 2011 te Tilburg opzettelijk (een) dier(en), behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten één of meer hazen, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 13 mei 2011 te Tilburg opzettelijk behulpzaam is geweest door toen daar die [mededader] en/of de door die [mededader] gebruikte hond te vervoeren naar en/of van de plaats van het misdrijf;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2011, te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zich ter uitoefening van de jacht in het veld heeft bevonden met (een) ander(e) dan tot jagen geoorloofd(e) middel(en), te weten een lange hond;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk (een) dier(en), behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten één of meer hazen, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[mededader] op of omstreeks 17 mei 2011 te Tilburg opzettelijk (een) dier(en), behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten één of meer hazen, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 17 mei 2011 te Tilburg opzettelijk behulpzaam is geweest door toen daar die [mededader] en/of de door die [mededader] gebruikte hond te vervoeren naar en/of van de plaats van het misdrijf;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2011, te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zich ter uitoefening van de jacht in het veld heeft bevonden met (een) ander(e) dan tot jagen geoorloofd(e) middel(en), te weten een lange hond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 mei 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een haas, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord;
2.
hij op 17 mei 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een haas, met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen heeft opgespoord.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
1. De bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] (hoofdagent) en [verbalisant 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 13 mei 2011, omstreeks 19.30 uur, bevonden wij ons in het buitengebied van Tilburg, genaamd De Zwaluwse Bunder, gelegen in de gemeente Tilburg. Het betreft een agrarisch gebied waarin weilanden en akkers elkaar afwisselen. In dit gebied liggen enkele bosschages en vennetjes. Door de afwisseling van vegetatie met bosschages is dit een aantrekkelijk gebied voor kleinwild en komen hazen er veelvuldig voor.
Wij namen een postpunt in van waaruit wij bovengenoemd gebied goed konden overzien.
Wij zagen, omstreeks 20.35 uur, over de onverharde weg, genaamd Zwaluwsestraat, gelegen buiten de bebouwde kom van de gemeente Tilburg, een witte bestelauto rijden. Wij zagen dat deze auto stapvoets door bovengenoemd gebied reed over zandwegen welke geen naam hebben. Wij zagen dat deze bestelauto tot stilstand werd gebracht. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag door mijn verrekijker dat er een persoon uit dit voertuig stapte met twee zogenaamde “lange honden”. Ik zag dat een hond geel/bruin van kleur was en dat de andere hond zwart van kleur was.
Wij zagen dat de persoon met de “lange honden” over de weilanden liep en met een grote omtrekkende boog terug gelopen kwam richting Zwaluwsestraat. Dit duurde ongeveer vijftien minuten. Ik, verbalisant [verbalisant 2], kon met behulp van mijn verrekijker duidelijk zien dat deze persoon zigzaggend over de weilanden liep. Ook zag ik dat de bij deze persoon lopende “lange honden” los liepen. Wij zagen dat deze persoon met de loslopende “lange honden” door de weilanden en velden richting onze postpositie kwam gelopen.
Nadat bovengenoemde witte bestelauto ongeveer tien minuten was blijven staan, zagen wij dat dit voertuig over genoemde naamloze zandwegen stapvoets terug gereden kwam. Wij zagen dat dit voertuig reed in de richting van de Zwaluwsestraat.
Wij zagen dat het betrokken voertuig vervolgens stapvoets over de Zwaluwsestraat op en neer ging rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag middels mijn verrekijker dat deze witte bestelauto was voorzien van het kenteken: [kenteken]. Nadien bleek dat dit kenteken was afgegeven voor een Ford Escort Van ten name van [naam verdachte], geboortedatum [geboortedatum] 1971.
Wij zagen dat de persoon die vergezeld was van de twee loslopende “lange honden” nog steeds zigzaggend over de weilanden in de richting van de Zwaluwsestraat liep. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag middels mijn verrekijker duidelijk dat deze persoon de mij bekende [mededader] was.
Wij zagen dat [mededader] met versnelde pas zigzaggend over de weilanden liep in de richting van de Zwaluwsestraat. Op het moment dat [mededader] de Zwaluwsestraat tot op ongeveer driehonderd meter genaderd was zagen wij dat de geel/bruine “lange hond” die los in de buurt bij [mededader] liep, een haas opjaagde. Wij zagen dat [mededader] onmiddellijk knielde op het weiland. Wij zagen dat de loslopende zwarte “lange hond” ook de achtervolging inzette op deze haas. Wij zagen dat deze haas, achtervolgd door beide “lange honden”, over het weiland in de richting van de Zwaluwsestraat vluchtte. Aan de overkant van de Zwaluwsestraat was ter plaatse een boomkwekerij.
Wij zagen dat de bestuurder van bovengenoemde witte bestelauto zijn snelheid zeer snel opvoerde en in de richting reed van de plaats waar de vluchtende haas, die nog steeds werd achtervolgd door beide “lange honden”, vermoedelijk uit zou komen op de Zwaluwsestraat. Wij zagen dat de bestuurder van deze auto genoemd voertuig abrupt tot stilstand bracht in het verlengde van de vluchtrichting van de vluchtende haas. Wij zagen dat de bestuurder uit zijn auto sprong.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag door mijn veldkijker duidelijk dat de bestuurder van het betrokken voertuig, die inmiddels uit de auto was gesprongen, de mij bekende [verdachte] (het hof: de verdachte, [naam verdachte]), de broer van [mededader], was. Wij zagen dat [verdachte] wild met zijn armen in de lucht zwaaide, kennelijk met de bedoeling te voorkomen dat de vluchtende haas de boomkwekerij in zou rennen, zodat de haas zou ontsnappen.
Wij zagen dat de zwarte “lange hond” naar [verdachte] rende. Wij zagen dat deze zwarte “lange hond” onmiddellijk door [verdachte] opnieuw werd ingezet op deze vluchtende haas welke nog steeds achtervolgd werd door de geel/bruine “lange hond”. Wij hoorden dat [verdachte] met luide stem de hond ophitste en riep: JAJAJAJAJAJAJAJAJA.
Wij zagen dat bovengenoemde haas ternauwernood aan de achtervolgende honden kon ontkomen door de boomkwekerij in te vluchten.
Wij zagen dat [mededader] in de richting van het betrokken voertuig rende, waar zijn broer [verdachte] stond te wachten. Wij zagen kort hierna dat beide honden over de Zwaluwsestraat liepen, op de plaats waar de haas de boomkwekerij in was gevlucht.
Wij zagen, omstreeks 21.15 uur, dat [mededader] met beide honden achterin de betrokken bestelauto stapte. Wij zagen dat [verdachte] plaats nam achter het stuur van dit voertuig. Wij zagen dat het voertuig hierna keerde en dat dit voertuig met hoge snelheid wegreed.
2. De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 17 mei 2011, omstreeks 19.30 uur, bevond ik mij in het buitengebied van Tilburg, genaamd De Zwaluwse Bunder, gelegen in de gemeente Tilburg. Het betreft een agrarisch gebied waarin weilanden en akkers elkaar afwisselen. In dit gebied liggen enkele bosschages en vennetjes. Door de afwisseling van vegetatie met bosschages is dit een aantrekkelijk gebied voor kleinwild en komen hazen er veelvuldig voor.
Ik nam een postpunt in van waaruit ik bovengenoemd gebied goed kon overzien.
Ik zag, omstreeks 19.45 uur, over de onverharde weg, genaamd Zwaluwsestraat, gelegen buiten de bebouwde kom van de gemeente Tilburg, een witte bestelauto rijden.
Ik zag dat deze auto was voorzien van het kenteken [kenteken]. Nadien bleek dat dit kenteken was afgegeven voor een Ford Escort Van ten name van [naam verdachte], geboortedatum [geboortedatum] 1971.
Ik zag dat de bestuurder van dit voertuig de mij bekende [verdachte] was. Ik zag dat de bijrijder van dit voertuig de mij bekende [mededader] was.
Ik zag dat het raam aan de passagierskant van dit voertuig open stond en ik zag dat de kop van een “lange hond” uit dit raam stak.
Ik zag dat deze auto stapvoets door bovengenoemd gebied reed over zandwegen welke geen naam hebben.
Ik zag, omstreeks 19.55 uur, dat deze bestelauto tot stilstand werd gebracht in dit veld. Ik zag dat [mededader] uit dit voertuig stapte met een zogenaamde “lange hond”. Ik zag dat deze hond zwart van kleur was.
Ik zag dat [mededader] met deze “lange hond” zigzaggend over de weilanden liep in de richting van de Zwaluwsestraat. Ik zag dat deze “lange hond” daarbij constant los liep.
Ik zag, omstreeks 20.20 uur, dat [mededader] met deze “lange hond” in deze bestelauto stapte. Ik zag dat deze auto weer werd bestuurd door [verdachte]. Ik zag dat deze auto weer stapvoets door dit veld ging rijden.
Kort hierna zag ik dat deze auto tot stilstand werd gebracht op het onverharde gedeelte van de Waalwijksebaan. Ik zag dat [mededader] met de zwarte “lange hond” uit dit voertuig stapte. Gelijktijdig zag ik dat op een afstand van ongeveer 100 meter van dit voertuig een haas op het weiland wegrende van dit voertuig af. Ik zag dat [mededader] betrokken “lange hond” kennelijk achter deze haas aanstuurde want ik zag deze hond op volle snelheid achter deze haas aanrennen. Ik zag dat deze hond over een afstand van ongeveer 300 meter achter deze haas aanrende en de haas daarbij inliep. Ik zag dat deze haas echter een dichte bosschage inliep waardoor betrokken “lange hond” het zicht op deze haas verloor en de achtervolging staakte. Ik zag dat [mededader] ondertussen ongeveer 50 meter het weiland op was gelopen en dat de “lange hond” weer naar [mededader] liep.
Ik zag, omstreeks 20.35 uur, dat [mededader] met de zwarte “lange hond” weer in betrokken voertuig stapte en dat dit voertuig wegreed.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gestroopt. Ook de broer van de verdachte, [mededader], heeft verklaard dat hij alleen is gaan stropen en dat de verdachte daar niets mee te maken heeft gehad. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zou slechts kunnen volgen uit de waarnemingen van de verbalisanten. De betrokkenheid van de verdachte blijkt niet uit de foto’s die door de verbalisanten ter plaatse zijn gemaakt.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat het geen reden ziet om te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zoals opgenomen in de bewijsmiddelen. Op grond van de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 13 mei 2011 en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] op 17 mei 2011, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Uit de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat op 13 mei 2011 door [mededader] en verdachte met behulp van “lange honden” een haas werd opgespoord. Verdachte is met [mededader] en de honden stapvoets door het gebied gereden. Hij heeft de auto tot stilstand gebracht waarna [mededader] met de honden is uitgestapt. [mededader] is met de honden zigzaggend over de weilanden gaan lopen. Verdachte is op enig moment weer stapvoets teruggereden en stapvoets op en neer gaan rijden. Verdachte heeft vervolgens zijn auto tot stilstand gebracht in het verlengde van de vluchtrichting van de haas en is daar uit de auto gesprongen, heeft met zijn armen gezwaaid en heeft een van de honden weer ingezet op de vluchtende haas en de hond aangemoedigd.
Uit de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat ook op 17 mei 2011 door [mededader] en verdachte met behulp van een “lange hond” een haas werd opgespoord. Verdachte heeft wederom [mededader] en diens hond vervoerd en is met [mededader] stapvoets door het gebied gereden. Op enig moment is verdachte gestopt en is [mededader] met de hond uitgestapt. [mededader] is vervolgens met de hond zigzaggend over de weilanden gelopen. Na enige tijd is [mededader] met de hond weer in de auto van verdachte gestapt en is verdachte weer stapvoets door het gebied gaan rijden. Verdachte heeft zijn auto na enige tijd wederom tot stilstand gebracht waarna [mededader] met zijn hond is uitgestapt en de hond een haas heeft achtervolgd.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat zowel op 13 mei 2011 als op 17 mei 2011 sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [mededader] bij het opsporen van een haas. Uit de bewijsmiddelen kan voorts worden afgeleid dat het opsporen geschiedde met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van de haas.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert telkens op:
Medeplegen van overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededader tweemaal opzettelijk een haas, zijnde een beschermde inheemse diersoort, opgespoord met het oog op het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van die haas. Door zijn handelen heeft de verdachte de bescherming die in het wild levende diersoorten toekomt en een zorgvuldig natuurbeheer ondermijnd. Bovendien is de verdachte, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2013, eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van overtreding van de Flora- en faunawet (artikel 53 van de Flora- en faunawet). Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 80 uren, passend en geboden. Door naast een taakstraf tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om te komen tot een verdere matiging van de straf, ook niet in de omstandigheid dat – zoals hierna zal worden overwogen – de bestelauto van de verdachte zal worden verbeurd verklaard.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven bestelauto is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze bestelauto aan verdachte toebehoort en dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde met behulp van de bestelauto is begaan. De waarde van het voertuig is geschat op € 1.000,-. Bij de beslissing tot verbeurdverklaring heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9 van de Flora- en faunawet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven bestelauto Ford Escort, kenteken [kenteken], kleur wit, chassisnummer [chassisnummer], bouwjaar 2000.
Aldus gewezen door
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. J. Buhrs-Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 5 april 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.P.E. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.