ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ5763

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-001706-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling door gebrek aan bewijs voor wederrechtelijkheid en opzet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij een werkstraf van 80 uren had gekregen, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de getuigenverklaringen en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een bewezenverklaring van de tenlastelegging, met een werkstraf als strafmaat. De verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van noodweer of putatieve noodweer.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de wederrechtelijkheid van het handelen van de verdachte. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig; sommige getuigen stelden dat de verdachte zonder aanleiding begon te slaan, terwijl anderen verklaarden dat hij belaagd werd door meerdere personen. Hierdoor kon het hof niet buiten twijfel vaststellen of er sprake was van een noodweersituatie. Dit leidde tot de conclusie dat het bewijs voor de wederrechtelijkheid en opzet ontbrak.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Tevens is de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De kosten werden door beide partijen gedragen. Het arrest is ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001706-11
Uitspraak : 14 maart 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 11 april 2011 in de strafzaak met parketnummer 03-265559-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van ‘mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft’, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en de verdachte deswege zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit wegens noodweer dan wel putatieve noodweer dan wel noodweerexces. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof anders dan de eerste rechter niet tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met de vuist in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gescheurde neusschelp en/of gebroken enkel en/of gescheurde enkelbanden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit het voorhanden bewijsmateriaal is wel komen vast te staan, dat hij op 2 april 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) met de vuist in het gezicht heeft gestompt, tengevolge waarvan deze een gebroken neus en een gescheurde neusschelp heeft bekomen.
Vervolgens ligt ter beantwoording de vraag voor of ook kan worden vastgesteld dat verdachte dit opzettelijk mishandelend heeft gedaan dat wil zeggen dat verdachtes opzet daarbij was gericht op het wederrechtelijke karakter van het ten laste gelegde misdrijf.
Dienaangaande is van belang dat met betrekking tot de vraag of zijn handelen geboden was ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, onderscheidelijk of er sprake was van een overschrijding van de grenzen van die verdediging als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, zoals door de verdediging ter zitting gesteld, in het strafdossier van elkaar verschillende verklaringen zijn opgenomen.
Zo hebben enerzijds onder meer de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat hoewel er sprake was van een opstootje, verdachte zonder enige aanleiding om zich heen begon te slaan, terwijl anderzijds de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat verdachte werd belaagd door meerdere personen, waarbij zich nog anderen hebben aangesloten; bij die schermutseling zou verdachte duidelijk niet de overhand hebben gehad.
Onder deze omstandigheden is het hof niet in staat om buiten twijfel vast te stellen of er -kort gezegd- al dan niet van een noodweersituatie sprake is geweest; dat betekent dat naar het oordeel van het hof het bewijs ontbreekt voor de in term “mishandelend” impliciet besloten liggende wederrechtelijkheid en de opzet daartoe.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2863,68. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2761,68.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. J. Huurman-van Asten en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 14 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.D. Bergkotte is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.