Parketnummer : 20-004623-11
Uitspraak : 28 maart 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van
het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 22 november 2011 in de strafzaak met parketnummer 03-702584-10 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte integraal vrijgesproken van het hem onder 1. primair en subsidiair, alsmede van het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde.
De verdenking jegens verdachte ter zake van het onder 1. ten laste gelegde komt er - kort samengevat - op neer dat hij samen met een ander of anderen een overval heeft gepleegd op de woning van [slachtoffer] en [slachtoffer] met geweld of met bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 800,- en voorts door geweld of bedreiging met geweld een horloge heeft weggenomen, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen.
Ter zake van het onder 2. ten laste gelegde komt de verdenking jegens verdachte er - kort samengevat - op neer dat hij samen met een ander of anderen [slachtoffer] in haar woning wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede met bevel tot gevangenneming van verdachte bij eindarrest.
Namens de verdachte is integraal vrijspraak bepleit van het hem ten laste gelegde. Geheel subsidiair is door de raadsman van verdachte een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is bepleit de vordering tot gevangenneming af te wijzen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. In het bijzonder kan het hof zich niet verenigen met de overwegingen van de rechtbank onder het kopje: 3. De voorvragen”, waar zij heeft vastgesteld dat sprake is van een verzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het daaraan ten grondslag liggende verweer is overigens door de verdediging in hoger beroep niet herhaald. Het hof zal om redenen van efficiëntie het gehele vonnis vernietigen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) EUR 800,-) en/of door geweld en/of bedreiging met geweld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval (van) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s);
- (zonder toestemming van die [slachtoffer]) het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] heeft/hebben betreden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij, [slachtoffer], kalm moest blijven en/of stil moest zijn en/of dat ze hun niets zouden doen, maar dat ze voor geld kwamen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij de kluis wilde(n) zien en/of "Ik moet geld hebben" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door het huis te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat als hij/zij niets kon(den) vinden, hij die [slachtoffer] mee moest nemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd (weer) op de bank te gaan zitten (bij de twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] een mes heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar de keuken en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze met haar gezicht tegen de (keuken)muur moest gaan staan en/of niet achterom mocht kijken of bellen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[naam dader] op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) EUR 800,-) en/of door geweld en/of bedreiging met geweld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval (van) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [naam dader] en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, [naam dader], en/of zijn mededader(s);
- (zonder toestemming van die [slachtoffer]) het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] heeft/hebben betreden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij, [slachtoffer], kalm moest blijven en/of stil moest zijn en/of dat ze hun niets zouden doen, maar dat ze voor geld kwamen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij de kluis wilde(n) zien en/of "Ik moet geld hebben" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door het huis te lopen, gevolgd door [naam dader] en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat als hij/zij niets kon(den) vinden, hij die [slachtoffer] mee moest nemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd (weer) op de bank te gaan zitten (bij de twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] een mes heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar de keuken en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze met haar gezicht tegen de (keuken)muur moest gaan staan en/of niet achterom mocht kijken of bellen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet, gedurende enige tijd (te weten (ongeveer een uur) die [slachtoffer] gedwongen door haar woning te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen op de bank plaats te nemen (bij twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) vastgebonden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen met haar gezicht tegen de (keuken)muur te gaan staan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet mocht omkijken of bellen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[naam dader] op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, [naam dader], en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet, gedurende enige tijd (te weten (ongeveer een uur) die [slachtoffer] gedwongen door haar woning te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen op de bank plaats te nemen (bij twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) vastgebonden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen met haar gezicht tegen de (keuken)muur te gaan staan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet mocht omkijken of bellen, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [plaatsnaam], en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven (over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte het onder 1. primair en subsidiair, danwel het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent in het bijzonder het navolgende.
Van de zijde van het openbaar ministerie is uitvoerig betoogd, dat verdachte dient te worden veroordeeld ten aanzien van het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde. In de visie van het openbaar ministerie heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan, kort gezegd, het tezamen met anderen plegen van een overval in de woning van aangeefster [slachtoffer], alsmede het tezamen met anderen gijzelen van die [slachtoffer].
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende komen vast te staan:
Op 3 augustus 2009 wordt aangeefster [slachtoffer] te [plaatsnaam] in haar woning overvallen door twee mannen met een nylonkous over het hoofd. De in de woning aanwezige [slachtoffer] wordt tezamen met twee kleine kinderen van haar vrijheid beroofd. De daders zijn op zoek naar een kluis die in de woning aanwezig zou zijn. Op het moment dat [slachtoffer] zegt dat er geen kluis in de woning aanwezig is, wordt zij gedwongen een geldbedrag van EUR 800,- dat in een lade ligt, af te geven. Tevens wordt een horloge weggenomen. [slachtoffer] wordt gedwongen om met één van de daders door het huis te lopen op zoek naar de kluis, terwijl de andere dader achterblijft in de woonkamer bij de twee kleine kinderen. Deze dader heeft een mes in zijn handen. De polsen van [slachtoffer] worden daarna aan elkaar vastgebonden.
De woning van aangeefster [slachtoffer] bleek rondom te zijn voorzien van in werking zijnde beveiligingscamera’s. De beelden hiervan werden op 1 december 2009 getoond in het televisieprogramma ‘Opsporing Verzocht’. Naar aanleiding van deze uitzending kwam op 4 december 2009 bij de Stichting Meld Misdaad Anoniem een melding binnen dat één van de daders die op de beelden te zien is, [naam dader] zou zijn. Na onderzoek wordt [naam dader] op 20 juli 2010 aangehouden en na aanvankelijk zijn betrokkenheid te hebben ontkend, heeft [naam dader] ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 24 januari 2011 als getuige een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft daarbij onder meer verklaard dat hij deze overval samen met een ander heeft gepleegd, maar dat die ander niet verdachte was. Hij is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep in de zaak van de verdachte als getuige gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij tijdens de overval telefonisch contact met de verdachte heeft gehad, maar heeft ontkend dat de verdachte hem daarbij instructies heeft gegeven of anderszins een bijdrage aan de overval heeft geleverd.
De advocaat-generaal heeft ter onderbouwing van haar betoog in haar requisitoir een aantal punten naar voren gebracht, die volgens haar in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, dienen te leiden tot de vaststelling dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval.
Het hof zal al deze argumenten hierna puntsgewijs behandelen en beoordelen of deze kunnen leiden tot de vaststelling dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval en de gijzeling danwel medeplichtig is geweest aan deze misdrijven.
- De verklaringen van de aangeefster en de inhoud van de telefoongesprekken:
Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte tijdens de overval meermalen telefonisch contact heeft gehad met (onder andere) één van de daders, zijnde de inmiddels onherroepelijk veroordeelde [naam dader]. [slachtoffer] heeft over de inhoud van deze gesprekken verklaard dat de desbetreffende overvaller in het eerste telefoongesprek heeft gezegd “Nou, ze zegt dat hier niets is” en bij een tweede gesprek “Wat moet ik nou doen?”.
De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het klopt, dat hij [naam dader] meermalen heeft gebeld, maar dat [naam dader] eerst de telefoon een aantal keren wegdrukte. Toen [naam dader] de telefoon wel beantwoordde, heeft [naam dader] in eerste instantie aangegeven dat hij niet gestoord wenste te worden. Bij een volgend gesprek begreep de verdachte van [naam dader] dat deze bezig was met het plegen van een overval in een woning op een 27-jarige vrouw, waar ook twee kinderen bij aanwezig waren.
De verdachte heeft [naam dader] daarop naar eigen zeggen te kennen gegeven dat hij moest maken dat hij wegkwam. De verdachte bevestigt ter terechtzitting in hoger beroep dat [naam dader] hem op een gegeven moment heeft gevraagd wat hij moest doen. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij [naam dader] nogmaals heeft geadviseerd te maken dat hij wegkwam. De verdachte ontkent ten stelligste dat hij [naam dader] heeft voorzien van instructies met betrekking tot de overval. Dat uit onderzoek is gebleken dat de verdachte voornoemde [naam dader] op zijn minst zestien keer heeft getracht te bereiken, kan volgens de verdachte worden verklaard uit zijn streven om [naam dader], met wie verdachte goed bevriend was, te stimuleren weg te gaan uit de woning.
Voornoemde [naam dader] heeft als getuige in eerste aanleg en in hoger beroep de verklaring van verdachte over de inhoud van de telefoongesprekken steeds bevestigd. Voorts heeft hij herhaald dat de verdachte op geen enkele wijze betrokken was bij de overval en de gijzeling. Volgens [naam dader] heeft de verdachte hem juist gestimuleerd om weg te gaan, zoals de verdachte zelf ook heeft verklaard.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voorafgaand aan de overval op de hoogte moet zijn geweest van de plannen om een overval te plegen. Met name blijkt dit in de visie van het openbaar ministerie uit het feit, dat de aangeefster [naam dader] over de telefoon niet heeft horen zeggen, dat hij bezig was met het plegen van een overval.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Naar het oordeel van het hof kan uit de verklaring van aangeefster, mede gelet ook op haar ten overstaan van de rechtbank afgelegde verklaring, niet zonder meer de conclusie worden getrokken, dat [naam dader] de verdachte niet eerst op de hoogte heeft gebracht van de omstandigheid dat hij bezig was met het plegen van een overval. Dit blijkt in ieder geval niet uitdrukkelijk uit haar aangifte. Ten overstaan van de rechtbank heeft de aangeefster weliswaar verklaard niet te hebben gehoord dat [naam dader] eerst heeft gesproken over het feit dat hij een overval aan het plegen was, maar het hof merkt daarbij op dat dit verhoor pas op 8 november 2011 plaatsvond en dat de aangeefster daarbij ook heeft verklaard dat zij slechts vage herinneringen heeft aan de gevoerde telefoongesprekken.
Een contra-indicatie voor het vooraf op de hoogte zijn van de overval, kan naar het oordeel van het hof worden gevonden in de verklaring van aangeefster (doorgenummerde pagina 293 van het dossier) dat zij één van de daders (het hof begrijpt: [naam dader]) aan de telefoon heeft horen zeggen dat hij niet thuis was. Gelet op de gegevens met betrekking tot de gevoerde telefoongesprekken moet dit tijdens een gesprek met de verdachte zijn geweest. Als de verdachte op de hoogte zou zijn geweest van de overval zou het naar het oordeel van het hof niet in de rede hebben gelegen dat [naam dader] hem tijdens de overval zou hoeven te vertellen dat hij niet thuis was.
In dit verband overweegt het hof overigens dat de aangeefster heeft verklaard over drie gesprekken, die [naam dader] zou hebben gevoerd met zijn telefoon, terwijl uit onderzoek is gebleken dat er minstens tien gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam dader]. Hieruit volgt dat het niet onaannemelijk is dat de aangeefster niet alles wat besproken is, heeft meegekregen.
Uit het enkele feit dat door [naam dader] aan verdachte in een later gevoerde telefoongesprek is gevraagd, wat hij, [naam dader] nou moest doen, kan naar het oordeel van het hof ook niet de conclusie worden getrokken, dat verdachte doende was met het geven van instructies ten aanzien van de overval.
Het is ook mogelijk dat de verdachte trachtte [naam dader] te bewegen zich uit de voeten te maken, zoals verdachte zelf heeft verklaard en [naam dader] als getuige heeft bevestigd.
- De resultaten van zendmastgegevens en de aanwezigheid van de telefoon van verdachte in de directe nabijheid van de plaats van het delict:
Uit zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte is gebleken dat hij, althans zijn telefoon zich ten tijde van de overval in de directe nabijheid van de woning van aangeefster bevond, waarbij uit nader onderzoek is komen vast te staan dat de telefoon zich over drie zendmasten bewoog. Uit onderzoek blijkt dat de telefoon van verdachte in beweging was. Uit de zendmastgegevens kan daarnaast worden afgeleid dat de telefoon van verdachte zich na de overval verwijderde van de plaats delict.
De verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep verklaard niet meer te weten waar hij zich exact bevond ten tijde van de overval.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Wat er ook zij van de vaststelling dat de telefoon van verdachte zendmasten heeft aangestraald in de directe nabijheid van de woning van de aangeefster, naar het oordeel van het hof legt deze omstandigheid onvoldoende gewicht in de schaal om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat de verdachte dus op de uitkijk stond, te minder nu verdachte ten tijde van het ten laste gelegde woonachtig was in [woonplaats].
- De geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte en [naam dader] :
De advocaat-generaal heeft onder verwijzing naar het relatief groot aantal telefonische contacten tussen de verdachte en [naam dader] gedurende de overval, hun wisselende verklaringen over de inhoud van deze gesprekken, het relatief late tijdstip waarop zij zijn overgegaan tot het geven van openheid van zaken omtrent deze inhoud, de inhoud van het op 30 juli 2010 door [naam dader] gevoerde telefoongesprek waarin hij er bij verdachte op aandringt hem nog diezelfde dag te spreken alsmede de inhoud van een aantal andere tapgesprekken van na de overval, betoogd dat daaruit, in onderlinge samenhang en onderling verband bezien, kan worden vastgesteld dat de verklaringen van zowel verdachte als ook [naam dader] ongeloofwaardig zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de advocaat-generaal kan worden toegegeven dat er veel telefonische contacten hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam dader] gedurende de overval en dat beiden pas, nadat de verdachte vijf maanden in voorarrest heeft doorgebracht, zijn overgegaan tot het afleggen van eensluidende, de verdachte ontlastende verklaringen omtrent de inhoud van deze telefoongesprekken. Verdachte heeft echter verklaard lange tijd te hebben willen wachten met het geven van openheid omtrent deze inhoud omdat hij zijn vriend, [naam dader], niet wenste te belasten. Ofschoon het hof deze handelwijze van verdachte merkwaardig acht, heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat de verklaring van verdachte op dit punt, en daarmee ook op het punt van de inhoud van de met [naam dader] gedurende de overval gevoerde telefoongesprekken, ongeloofwaardig is.
De inhoud van het op 30 juli 2010 gevoerde telefoongesprek alsmede de inhoud van de overige door de advocaat-generaal aangehaalde telefoongesprekken brengen het hof niet tot een ander oordeel, nu al deze gesprekken onvoldoende wijzen op bekendheid bij verdachte van het plaatsvinden van de overval voorafgaand of ten tijde ervan, laat staan betrokkenheid van verdachte als medepleger van dan wel medeplichtige aan deze overval.
Alles overziende is het hof met de rechtbank van oordeel dat er in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is, dat de verdachte tezamen en in vereniging met [naam dader] en een andere onbekend gebleven dader de woning van aangeefster [slachtoffer] heeft overvallen en haar wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, dan wel daar op enigerlei wijze behulpzaam bij is geweest. Hetgeen door de advocaat-generaal voor het overige is aangevoerd, leidt niet tot een andersluidend oordeel.
Gelet op het vorenstaande is hof dan ook van oordeel dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De vordering tot gevangenneming zal om die reden ook worden afgewezen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en subsidiair en 2. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. J.F.M. Pols en mr. W.J. Kolkert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, griffier,
en op 28 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.