3.4. De raad voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De raad is van mening dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De gezinssituatie van de meisjes is zorgelijk: al jarenlang worden de meisjes belast en zelfs overbelast met volwassen zaken, hetgeen niet zo zeer te maken heeft met de hen door de moeder opgedragen huishoudelijke taken, maar wel met de ernstige gezondheidsklachten van de moeder, de jarenlange psychische druk die op de kinderen wordt uitgeoefend en de dreigende dood van de moeder die als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt. Vanaf 2007 is de gezondheidstoestand van de moeder onduidelijk, maar de moeder stelt dat sprake is (geweest) van onbehandelbare tumoren, keelkanker en TIA’s. De moeder deelt dit met de kinderen, waardoor de kinderen overstuur raken en hierover op school vertellen. Voorts is volgens de raad bij beide kinderen sprake van jarenlange ziekte- en zorgproblematiek, waarbij in het geval van [minderjarige sub 2.] psychiatrische of psychosomatische componenten een rol kunnen spelen. De kinderen hebben in de afgelopen jaren veel verzuimd op school, hetgeen volgens de raad te relateren valt aan voornoemde zorgen.
Het is volgens de raad onduidelijk wat er nu werkelijk speelt in het gezin en bij de kinderen, aangezien de moeder de raad geen toestemming geeft om informatie bij de behandelend artsen over haar en de kinderen op te vragen. De raad stelt dat de schimmigheid die rond het gezin aanwezig is al voldoende grond is om een ondertoezichtstelling uit te spreken.
Volgens de raad worden de kinderen door de moeder in de gezinsproblematiek meegezogen, hetgeen tevens een ernstige bedreiging voor hun ontwikkeling vormt. De kinderen hebben voorafgaand aan de zitting van het hof kennelijk verklaard dat thuis ‘alles goed gaat’. Hieruit blijkt volgens de raad de vereenzelviging van de kinderen met de moeder.
De kinderen komen volgens de raad onder de huidige omstandigheden niet toe aan hun ontwikkelingstaken waardoor hun gezonde ontwikkeling ernstig bedreigd wordt.
Voorts acht de raad zorgelijk dat de vader een passieve houding aanneemt, dat hij niet op de hoogte is van het reilen en zeilen wat betreft het schoolverzuim en de ziekenhuisopnames van de kinderen en dat hij zich laat ondersneeuwen door de moeder. De vader kiest voor een passieve rol om bovenal het contact met de kinderen te behouden. De vader stelt nu geen noodzaak te zien voor een ondertoezichtstelling, maar dit staat haaks op hetgeen de vader tijdens het onderzoek door de raad heeft verklaard.
Volgens de raad dient de vaagheid over de fysieke klachten van de moeder en de kinderen doorbroken te worden, door aansturing van een neutrale en onafhankelijke persoon op zowel fysiek als geestelijk vlak. Dit kan niet in een vrijwillig kader georganiseerd worden, omdat de moeder en de kinderen de problemen ontkennen, zij geen hulpvraag of probleembesef hebben, dan wel de problemen externaliseren en zij zeer wantrouwend staan ten opzichte van elke hulpverlener. Voorts dient het contact met de vader te worden bewaakt. Het is de raad bovendien gebleken dat zolang hulpverlening in beeld is, de gezinssituatie enigszins normaliseert. Het enkel meekijken van een gezinsvoogd in het gezin kan derhalve voor de kinderen al meerwaarde hebben.
De raad heeft tot slot opgemerkt dat tijdens het onderzoek tweemaal is overwogen ook om uithuisplaatsing van de kinderen te verzoeken, hetgeen de ernst van de situatie illustreert.