7.5.7.Converse wijst erop dat de Duitse versie van dit arrest iets anders is geredigeerd dan de Nederland-se versie. Het hof herhaalt de derde volzin van r.o. 42 in de Nederlandse versie, gevolgd door de overeenkomende volzin in de Duitse versie; Duits was in het geschil tussen Van Doren en Lifestyle de rechtstaal. De onderverdeling in alinea's is van het hof.
Nederlands:
1) Wanneer de derde erin slaagt aan te tonen dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten wor-den afgeschermd wanneer hij dit zelf moet bewijzen,
2) met name wanneer de merkhouder zijn waren binnen de EER in de handel brengt door middel van een exclusief distributiesysteem,
3) moet de merkhouder aantonen dat de waren aanvankelijk door hemzelf of met zijn toestemming buiten de EER in de handel zijn gebracht.
Duits:
a) So obliegt dem Markeninhaber
b) insbesondere dann, wenn er seine Waren im EWR über ein ausschließliches Vertriebssystem in den Verkehr bringt,
c) der Nachweis, dass die Waren ursprünglich von ihm selbst oder mit seiner Zustimmung außerhalb des EWR in den Verkehr gebracht wurden,
d) wenn der Dritte nachweisen kann, dass eine tatsächliche Gefahr der Abschottung der nationalen Märkte besteht, falls er den genannten Beweis zu erbringen hat.
7.5.8.De plaats van de tussenzin NL 2) suggereert dat als Schoenenreus erin slaagt te bewijzen dat Con-verse een gesloten, exclusief distributiestelsel hanteert, daarmee eo ipso gegeven/bewezen is dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd wanneer hij zelf moet bewijzen dat het merkrecht van Converse is uitgeput (bijvoorbeeld als gevolg van legale parallelimport). Het hof wijst erop dat de Franse en Engelse tekst van dit arrest, waarvan het hof ambtshalve kennis heeft kunnen nemen, op een vergelijkbare wijze als de Nederlandse tekst zijn opgesteld (Engels "particularly", Frans: "en particulier"), waarbij de bijzin telkens is geplaatst op een vergelijkbare plaats als in de Nederlandse versie.
7.5.9.Anders dan in de Nederlandse (en de Engelse en Franse) versie is in de Duitse versie onderdeel DL b) niet direct na onderdeel d) geplaatst en lijkt daarin niet automatisch besloten te liggen dat bij een exclusief distri-butiestelsel "eine tatsächliche Gefahr der Abschottung der nationalen Märkte besteht wenn der Markeninhaber seine Waren im EWR über ein ausschließliches Vertriebssystem in den Verkehr bringt".
7.5.10.Hier staat tegenover dat uit rechtsoverwegingen 38, 39 en 40 lijkt te volgen dat (zie ook het gebruik van het woord "bijvoorbeeld" in r.o. 39) het enkele feit dat er een exclusief distributiesysteem bestaat uit zichzelf reeds meebrengt dat een reëel gevaar voor de afscherming van nationale markten bestaat.
7.5.11.Converse heeft verwezen naar diverse arresten (Lancaster/Uijtdewilligen, Lancôme/Kruidvat) waaruit volgens haar valt af te leiden dat het bestaan van een exclusief distributiestelsel niet eo ipso leidt tot de conclusie dat er een reëel gevaar voor afscherming van nationale markten bestaan.
Schoenenreus heeft erop gewezen dat die uitspraken zagen op selectieve distributiestelsels.
7.5.12.Belangrijker dan de loutere kwalificatie van een bepaald distributiestelsel acht het hof de vraag of de kenmerken van dat stelsel (dan wel de wijze waarop de stelsel concreet wordt gehanteerd) de conclusie rechtvaar-digen dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd.
7.5.13.In gelijke zin de uitspraak van het Bundesgerichtshof van 15 maart 2012, nr. I ZR 52/10, inzake Converse-Mawa waarnaar Converse verwijst. Deze uitspraak, waarin wordt verwezen naar het arrest Van Doren-Lifestyle, heeft tot onderwerp onder meer de kwestie van de toestemming (hetgeen hiervoor reeds aan de orde was), alsmede de kwestie van de invloed van het bestaan van een bepaald type distributiestelsel.
7.5.14.Rechtsoverwegingen 30 tot en met 39 van genoemde uitspraak komen, kort samengevat, op het volgende neer.
- Het enkele feit dat er een exclusief distributiestelsel bestaat met in elk land een alleen-importeur impli-ceert nog geen afscherming van nationale markten (r.o. 33, eerste deel).
- Uit bestudering van de contracten betreffende Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en de Benelux blijkt dat het contractueel niet verboden was naar andere landen te leveren. De overeenkomsten als zodanig wij-zen zijn dus niet op afscherming van de nationale markten (r.o. 33, tweede deel).
- Dat laat onverlet dat denkbaar is dat de merkhouder desondanks feitelijk druk tracht uit te oefenen op al-leenvertegenwoordigers om niet aan andere landen te leveren, en dat dan feitelijk wel gevaar bestaat voor afscherming van nationale markten (r.o. 35).
- Het OLG had echter op basis van ontoereikende feiten en omstandigheden aangenomen dat die situatie zich voor had gedaan (r.o. 34, 36, 37 en 38).
- Zelfs als een alleenvertegenwoordiger in zijn eigen gebied zou optreden tegen in zijn ogen te lage door een wederverkoper gehanteerde prijzen, volgt daaruit nog niet dat de merkhouder maatregelen neemt te-gen de harmonisatie van tussen de lidstaten bestaande prijsverschillen (r.o. 38).
- Prejudiciële vragen acht het BGH niet nodig (acte éclairé; r.o. 39).
7.5.15.Schoenenreus is van mening dat het BGH hiermee een te strenge maatstaf heeft aangelegd. Naar 's hofs oordeel is het oordeel van het BGH evenwel in overeenstemming met de beslissing van het HvJ EG in de zaak Van Doren/Lifestyle.
7.5.16.Resumerend: in het kader van het op art. 2:23 lid 3 BVIE gegronde verweer van Schoenenreus dat de gewraakte schoenen via legale parallelimport binnen de EER zijn verkregen rust op haar de bewijslast daarvan. Indien zij echter kan aantonen dat er een concreet en reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afge-schermd, dan wel indien het distributiestelsel zoals dat door Converse wordt gehanteerd dusdanig is ingericht dat daaruit reeds voortvloeit dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd, behoeft Schoenenreus het in beginsel op haar rustende bewijs van omstandigheden als bedoeld in art. 2:23 lid 3 BVIE niet te leveren.
7.5.17.In dat geval - dit is onderwerp van het aspect zoals hiervoor aangehaald onder r.o. 7.3.9 punt g) - zou de bewijslast dus worden omgekeerd en op Converse komen te rusten. Wat die op Converse rustende bewijs-last dan concreet inhoudt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het hof komt daarop terug indien en voor zoveel blijkt dat er inderdaad een reëel gevaar voor afscheiding van nationale markten als hiervoor omschre-ven bestaat.