ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4800

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-001778-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en vrijspraak van deelneming aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Breda. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor verschillende feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten en subsidiair een lagere straf gevraagd.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de deelneming aan een criminele organisatie en de andere ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering voor de deelneming aan de criminele organisatie onvoldoende was en dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als pleger of medepleger van de andere feiten. Wel werd bewezen dat de verdachte op 4 november 2008 te Kaatsheuvel opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 3689 gram hennep aanwezig heeft gehad, wat in strijd is met de Opiumwet.

De strafmaat werd vastgesteld op 10 weken gevangenisstraf, waarbij het hof rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder hennep en munitie. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn in de overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001778-10
Uitspraak : 19 maart 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 16 april 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-811386-08 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats ([geboorteland])] op [geboortedatum] [geboortejaar],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte ter zake van:
1.A.: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
1.B.: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde lid;
2.: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4.: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en waarbij de onttrekking aan het verkeer alsmede de teruggave werd gelast van een aantal in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van de onder 1.A, 1.B, 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft:
- primair bepleit dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken;
- subsidiair -voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen- dat zal worden volstaan met oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 november 2008 te Drunen, gemeente Heusden en/of te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk en/of te Esbeek, gemeente Hilvarenbeek en/of te Waspik, gemeente Waalwijk en/of te Dirksland en/of Tilburg en/of elders in Nederland en/of in een of meer plaats(en) in België, heeft deelgenomen aan een organisatie (te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- (het) witwassen van opbrengsten uit de hennepteelt en/of de in- en/of uitvoer en/of verkoop van en/of handel in hennep en/of
- het plegen van valsheid in geschrift en/of oplichting;
EN/OF
B.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 november 2008 te Drunen, gemeente Heusden en/of te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk en/of te Esbeek, gemeente Hilvarenbeek en/of te Waspik, gemeente Waalwijk en/of te Dirksland en/of Tilburg en/of elders in Nederland en/of in een of meer plaats(en) in België, heeft deelgenomen aan een organisatie (te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote hoeveelheden) hennep en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 31 mei 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer)
* op of omstreeks 14 mei 2008 30 kg hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E57) en/of
* op of omstreeks 22 mei 2008 een (onbekende) hoeveelheid hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E60);
3.
hij op of omstreeks 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 3689 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, althans in Nederland, munitie van categorie III, te weten vier, althans meerdere (scherpe) patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
De advocaat-generaal heeft, in navolging van de eerste rechter, aan de bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde, twee leveringen van hennep, te weten: op 14 mei 2008 en op 22 mei 2008, ten grondslag gelegd. De betrokkenheid van de verdachte bij die leveringen zou in het bijzonder moeten blijken uit verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken.
Met betrekking tot de vermeende levering van hennep op 14 mei 2008 kan uit de betreffende tapverslagen met betrekking tot de rol van de verdachte niet meer worden opgemaakt dan dat de verdachte op verzoek van hoofdverdachte [medeverdachte 1] een “ding” is gaan ophalen en ermee naar [medeverdachte 1] is gekomen, dat de verdachte heeft gereden met de “bus” van [medeverdachte 1] en dat de verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] kennelijk heeft ontmoet bij een hotel nadat hij, zoals uit de tapverslagen van de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou kunnen worden afgeleid “spul” van [medeverdachte 1] heeft meegekregen.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof, met de verdediging, van oordeel dat die feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om daaruit af te leiden dat het hier gaat om het vervoer/de levering van 30 kg hennep op 14 mei 2008 en dat de verdachte daarbij als pleger, dan wel als medepleger kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot de vermeende levering van hennep(planten) op 22 mei 2008 kan uit de betreffende tapverslagen worden opgemaakt dat:
- de verdachte op 22 mei 2008, om 16.56 uur, met hoofdverdachte [medeverdachte 1] heeft gebeld en tegen deze heeft gezegd dat hij vanavond vijf vierkante meter bestrating krijgt;
- de verdachte op diezelfde dag om 17.26 nogmaals met [medeverdachte 1] belt en dat “hij vanavond doorgaat”;
- [medeverdachte 1] om 20.44 uur op die avond wordt gebeld door een zekere [medeverdachte 3] die zegt dat hij er vanavond “een stuk of 15” krijgt;
- [medeverdachte 1] bij dat gesprek zegt dat hij er vanavond van [voornaam verdachte] (de voornaam van verdachte) krijgt en dat hij dan helemaal vol zit;
- [medeverdachte 1] om 21.06 uur naar [medeverdachte 3] belt en dat “ze” koeran (in het Maleisisch: minder) hebben gebracht en dat [medeverdachte 3] kan brengen als hij wil.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof, met de verdediging, van oordeel dat die feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om daaruit af te leiden dat de verdachte zelf daadwerkelijk aan [medeverdachte 1] heeft geleverd nu [medeverdachte 1] over “ze” spreekt. Bovendien is, indien daadwerkelijk een levering zou hebben plaatsgevonden, niet vast te stellen dat het hier gaat om het vervoer/de levering van hennep(planten) op 22 mei 2008 en dat de verdachte daarbij als pleger dan wel als medepleger kan worden aangemerkt.
Bijgevolg dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde “voorhanden hebben” (te weten: in de zin van de Wet wapens en munitie) te kunnen komen, dient uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen (onder meer) te blijken dat bij de verdachte tenminste een zekere mate van bewustheid met betrekking tot de aanwezigheid van de ten laste gelegde munitie in zijn woning heeft bestaan.
De onderhavige patronen zijn aangetroffen in een kast in de woning van verdachte en zijn echtgenote.
De raadsman heeft, onder overlegging van schriftelijke stukken, namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat:
- de verdachte, evenals zijn echtgenote, in het verleden lid is geweest van een schietvereniging;
- de verdachte, anders dan zijn echtgenote, een ervaren schutter was, die hoofdzakelijk schoot met een kogelgeweer met munitie kaliber 30 mm;
- de echtgenote van verdachte met een kleiner kaliber schoot en dat de aangetroffen munitie aan haar toebehoorde.
Bij gelegenheid van haar verhoor door de rechter-commissaris heeft de echtgenote van verdachte verklaard dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen munitie in haar woning en die patronen zijn achtergebleven uit de tijd dat verdachte en zij lid waren van een schietvereniging.
De voorhanden zijnde bewijsmiddelen kunnen de lezing van de verdediging niet weerleggen en bevatten evenmin enige aanwijzing die duidt op enige bewustheid bij de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de ten laste gelegde munitie in zijn woning.
Bijgevolg dient de verdachte van het onder 4. ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Mede gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde is overwogen, heeft het hof in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende redengevende feiten en omstandigheden aangetroffen die erop duiden dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van de in de tenlastelegging onder 1.B bedoelde criminele organisatie. Daarnaast bevinden zich in het procesdossier geen bewijsmiddelen die erop duiden dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken was bij feiten als witwassen, valsheid in geschrift en/of oplichting, vermeld in tenlastelegging onder 1.A, dan wel -voor zover het oogmerk van die criminele organisatie gericht was op het plegen van die feiten- in strafrechtelijke zin heeft deelgenomen aan die onder 1.A bedoelde criminele organisatie.
Bijgevolg dient de verdachte van zowel het onder 1.A als het onder 1.B ten laste gelegde te worden vrijgesproken
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
hij op 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 3689 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat niet de verdachte, maar zijn echtgenote [medeverdachte 4] degene is die de ten laste gelegde hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop gesteld dient te worden dat als uitgangspunt geldt dat de bewoner van een woning geacht moet worden er mee bekend te zijn met hetgeen zich in zijn woning bevindt, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel. Dienaangaande is het volgende van belang.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Ten tijde van de doorzoeking van de woning aan de [woonadres verdachte]te Kaatsheuvel op 4 november 2008 waren de verdachte en zijn echtgenote de bewoners van die woning.
Bij die doorzoeking is onder meer aangetroffen:
- een plastic doos met ongeveer 140 gram hennep op de zolder;
- een plastic zak (van EmTe) met ongeveer 850 gram hennep in de garage;
- een (vacuüm) zak met ongeveer 1670 gram hennep in een locker in de garage;
- een plastic zak (van AH) met ongeveer 1040 gram hennep in de garage.
Daarnaast is bij voormelde doorzoeking in de garage een afgetimmerde ruimte aangetroffen met daarin goederen kennelijk bestemd om hennep te drogen (droogrekken).
De verdachte en zijn echtgenote hebben zich bij hun eerste verhoren met betrekking tot de aanwezigheid van voormelde hoeveelheden hennep in hun woning op hun zwijgrecht beroepen.
De stelling van de verdediging, inhoudende dat voormelde hoeveelheden hennep uitsluitend aan de echtgenote van de verdachte toebehoorden, is eerst naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 februari 2013, derhalve 4 jaren en drie maanden na het aantreffen van die hennep.
Onder die omstandigheden kan het hof geen enkel geloof hechten aan de stelling van de verdediging dat de verdachte niet op de hoogte was van aanwezigheid van voormelde hoeveelheden hennep in zijn woning en garage, welke garage –zo blijkt uit verdachtes eerste verhoor bij de politie- ook door hem werd gebruikt, en dat alleen zijn echtgenote hiervoor verantwoordelijk is.
Op grond van dit één en ander is het hof van oordeel dat de hierboven geformuleerde uitzonderingssituatie zich te dezen niet voordoet en dat het redelijkerwijze niet anders kan zijn dan dat de verdachte bekend was met de aanwezigheid van de voormelde hoeveelheden hennep in zijn woning, zodat hij voormelde hoeveelheden hennep opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) aanwezig heeft gehad.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijd-)verband beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat -zoals wetenschappelijk is aangetoond- het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, in het bijzonder waar het geestelijke aandoeningen betreft.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2013, waaruit blijkt dat hij eerder (te weten: in 2006) een transactie heeft voldaan in verband met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet (hennepteelt);
- zijn persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Op grond van het vorenstaande, in het bijzonder voormelde recidive, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 26 april 2010, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 19 maart 2013, een periode van bijna 3 jaar is verstreken. Het hof is zich ervan bewust dat dit tijdsverloop mede te wijten is aan de omstandigheid dat in hoger beroep op verzoek van de verdediging een aantal getuigen is gehoord, maar is van oordeel dat niet het gehele tijdsverloop uitsluitend daardoor kan worden verklaard. Dat brengt met zich mee dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Beslag
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 4. ten laste gelegde feit waarvoor verdachte is vervolgd, zijn (nog niet teruggegeven) 4.00 STK patronen (19Na) in beslag genomen. De onder het beslag vallende voorwerpen worden door het hof beschouwd als voorwerpen die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang. Niettegenstaande de vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde feit stelt het hof vast dat ten aanzien van die patronen een strafbaar feit is begaan, te weten –kort gezegd-: de overtreding van de Wet wapens en munitie. Het hof zal daarom het beslag aan het verkeer onttrokken verklaren.
De hierna in de beslissing te noemen voorwerpen zijn middelen als bedoeld in de Opiumwet en zullen op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet aan het verkeer worden onttrokken.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggeven aan de verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3, 11 en 13a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1.A, 1.B, 2., en 4. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 3. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1N 1.00 plastic doos met henneptoppen, zolder 2e etage;
- 11N 1. 00 STK Hennep, EmTe tas met hennep 850 gram in garage XII.11;
- 12N 1670 .00 GR Hennep, in vacuüm zak in garage in locker links XII.12.d;
- 13N 1040.00 GR Hennep, in AH tas in garage XII.13;
- 14N 7.00 STK Verdovende Middelen, 7 jerrycans 1/3 gevuld in garage XII.14;
- 15N 1.00 STK Poeder, zak groen poeder, garage XII.15;
- 16N 1.00 STK Poeder, DEXTROSE, anderhalve zak wit poeder, garage XII.16;
- 17N 1.00 STK Verdovende Middelen, Jerrycan met rood/bruine vloeistof, garage XII.17;
- 19Na 4.00 STK Patroon, 22 mm, 1e plank kast kamer 0.I.19c.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2N 1.00 STK Rekening, [bedrijfsnaam], zolder 2e etage 2 .XL.2a;
- 3N 1 .00 STK Document, TRANSACTIEBON creditcard, begane grond 0.1.3b;
- 4N 1.00 STK Document, HUURCONTRACT, op dashboard VW [kenteken1] (stond op de oprit);
- 5N 7.00 STK Papier, NOTITIES, in dashboard VW Transporter [kenteken] op oprit;
- 6N 1.00 STK Document, STORTINGSBEWIJS, in portemonnee in tafeltje onder aquarium 0.I.6b;
- 7N 113 .00 STK Foto, in kamerkast achter rechtse glasdeurtje 0. I.7a;
- 8N 1.00 STK Papier, MC Rising Dutch Reglement, begane grond 0. l. 8a;
- 9N 1.00 STK Papier, retourbon bouwmaterialen voorstoel Clio [KENTEKEN 2];;
- 10N 2.00 STK Rekening, BOUWMATERIALEN factuur, 4e plank kast kamer begane grond 0.1.10c;
- 18N 1.00 STK Document, STORTINGSBEWIJS, 4e plank kast kamer 0.I.18c;
- 19N 26.00 STK Patroon, 22 patronen, 1e plank kast 0.I.19c;
- 20N 1.00 STK Mobiele telefoon, NOKIA GSM + oplader begane grond huiskamertafel 0.I.20d;
- 21N 2.00 STK Cd-Rom, HELLS ANGELS cd, kamerkast achter rechtse glasdeurtje 0.I.7a;
- 22N 1.00 STK Lijst, HELLS ANGELS ledenlijst, kamerkast achter rechtse deurtje begane grond 0.I.7a;
- 23N 2.00 STK papier, notities, dashboard VW Transporter [kenteken1] stond op oprit;
- 24N 1.00 STK Rekening, CENTRAL factuur, in dashboard VW Transporter [kenteken1] op oprit;
- 25N 3.00 STK Document, BOUWMARKT huurcontracten dashboard VW Transporter [kenteken 1];
- 26N 2.00 STK Document, AHW huurcontracten dashboard VW Transporter [kenteken1].
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. M. van Zinnen en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 19 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.