GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Uitspraak: 7 maart 2013
Zaaknummer: HV 200.117.733/01
Zaaknummer eerste aanleg: 848121 / 12-7995
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. E.C.M.J. van Kempen,
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
[Y.]
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te [verblijfplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton van 29 augustus 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 23 november 2012, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog toestemming te verlenen voor de reeds gedane schenking over het jaar 2012.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2013. Bij die gelegenheid is gehoord de bewindvoerder, bijgestaan door mr. van Kempen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 5 december 2012 met de mededeling dat geen proces-verbaal kan worden overgelegd nu er geen mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft plaatsgevonden;
- de brief van de advocaat van de bewindvoerder d.d. 11 december 2012 met als bijlage het procesdossier in eerste aanleg;
- de brief met één bijlage van de advocaat van de bewindvoerder d.d. 12 december 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de bewindvoerder d.d. 11 januari 2013.
3.1. De bewindvoerder heeft in het verzoekschrift van 26 augustus 2012 de rechtbank verzocht om alsnog toestemming te verlenen voor de door de bewindvoerder gedane schenking van € 5.000,- aan elk van de vijf kinderen voor het jaar 2011 en zo ook voor het jaar 2012, welke schenking eveneens reeds is gedaan. Voorts heeft de bewindvoerder verzocht om voor toekomstige schenkingen voor het jaar 2013 en 2014 toestemming te verlenen.
3.2. Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, alsnog toestemming verleend voor de reeds gedane schenking in 2011 en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3. De bewindvoerder kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. De bewindvoerder voert - kort samengevat - aan dat beschikking van de rechtbank in strijd is met de door de rechthebbende en haar inmiddels overleden echtgenoot herhaaldelijk nadrukkelijk uitgesproken wens om geld uit te delen zodra de financiële situatie dat toeliet. Dit om te voorkomen dat een groot deel naar de Belastingdienst zou gaan. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met het eerder ontbreken van liquide vermogen waardoor geregelde grote schenkingen niet mogelijk waren. Wel werd er incidenteel en onregelmatig geld verdeeld. Voorts brengen de schenkingen de financiële situatie van de rechthebbende en derhalve de toekomstige zorg op geen enkele manier in gevaar. Ook stemmen alle kinderen in met het verzoek van de bewindvoerder. Tot slot stelt het terugstorten van de reeds uitgekeerde schenking over 2012 de kinderen voor grote problemen nu de kinderen op de schenking hebben gerekend en er inmiddels uitgaven hebben plaatsgevonden.
3.5. Het hof overweegt het volgende.
3.5.1. Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek behoeft de bewindvoerder voor het doen van een beschikkingsdaad, zoals de onderhavige schenkingen, toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is, machtiging van de kantonrechter.
3.5.2. Het hof merkt op dat de bewindvoerder zich bij de uitoefening van zijn taak dient te richten naar de wil van de rechthebbende. In het onderhavige geval dient het hof te beoordelen of de rechthebbende en haar inmiddels overleden echtgenoot tot de betreffende schenkingen zouden zijn overgegaan als de rechthebbende in staat zou zijn geweest haar wil te bepalen en haar echtgenoot nog in leven was geweest.
3.5.3. Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende is gebleken dat de rechthebbende en haar inmiddels overleden echtgenoot destijds de wil hadden om de vijf kinderen te laten meedelen in de opbrengst uit de verkoop van hun woning. De echtgenoot van de rechthebbende had meteen besloten om met de schenkingen te starten toen de verkoop van de woning reëel in zicht was. Daarnaast is gebleken dat er reeds in het verleden incidenteel en onregelmatig schenkingen zijn gedaan aan de kinderen. Het hof acht het derhalve aannemelijk dat wanneer de rechthebbende niet onder bewind was gesteld en haar echtgenoot nog in leven was geweest het in de lijn der verwachtingen had gelegen dat zij hun schenkingstraditie hadden voortgezet. Mede gelet op de omstandigheid dat de schenking over 2012, zijnde een bedrag ad € 5.000,- aan ieder van de vijf kinderen, inmiddels is gedaan en mogelijke problemen met het terug storten op de rekening van de rechthebbende, zal het hof alsnog toestemming verlenen voor de schenking in 2012.
3.6. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de bewindvoerder om toestemming te verlenen voor de schenking in 2012 alsnog toewijzen.
vernietigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, van 29 augustus 2012 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent alsnog toestemming voor de reeds gedane schenking aan ieder van de vijf kinderen van de rechthebbende Maria Helena Antonia Jetten w/v van Kempen, ter grootte van € 5.000,- ieder, in het jaar 2012;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. Koens, M.C. van Dijkhuizen en A.A.P. Draijer-Udo en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.