ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
HV 200.110.367
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator ten behoeve van pleegkind in geschil tussen pleegmoeder en vader

In deze zaak verzoekt de pleegmoeder om de benoeming van een bijzondere curator voor haar pleegkind, omdat zij van mening is dat er een wezenlijk conflict bestaat tussen de belangen van het pleegkind en die van de vader. De pleegmoeder stelt dat het pleegkind, dat sinds 2001 onder toezicht van de stichting staat, bij haar wil blijven wonen, terwijl de vader, die het ouderlijk gezag heeft, op verzoek van de stichting wil dat het pleegkind bij een familielid van hem gaat wonen. De pleegmoeder is van mening dat de vader niet bijdraagt aan de kosten van verzorging en opvoeding van het pleegkind, wat haar in een moeilijke financiële situatie plaatst. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2012 hebben de pleegmoeder en de vader aangegeven open te staan voor mediation, maar deze is zonder resultaat beëindigd. Het hof heeft de zaak vervolgens vier maanden aangehouden in afwachting van de resultaten van de bemiddeling. Na de mediation heeft de pleegmoeder het hof verzocht om een beschikking te geven, omdat er geen overeenstemming was bereikt.

Het hof heeft de situatie van het pleegkind en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het hof concludeert dat er geen wezenlijk conflict of belangenverstrengeling is tussen de pleegmoeder en de vader, en dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk is. De pleegmoeder heeft niet voldoende onderbouwd dat de benoeming van een bijzondere curator in het belang van het pleegkind zou zijn. Het hof wijst het hoger beroep van de pleegmoeder af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat er geen noodzaak was voor de benoeming van een bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 14 maart 2013
Zaaknummer: HV 200.110.367/01
Zaaknummer eerste aanleg: 115230 / FA RK 12-479
in de zaak in hoger beroep van:
[Pleegmoeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
advocaat: mr. N.D. Wassink.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van 3 mei 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juli 2012, heeft de pleegmoeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog voor [pleegkind] een bijzondere curator te benoemen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2012, heeft de heer [vader van het pleegkind] (hierna te noemen: de vader) verzocht de pleegmoeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen.
2.3. Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de stichting) heeft bij brief, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2012, welke brief het hof aanmerkt als een verweerschrift, verzocht (naar het hof begrijpt:) het appel van de pleegmoeder af te wijzen.
2.4.1. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2012. Hiervan is een verkort proces-verbaal opgemaakt. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- de stichting, vertegenwoordigd door de heer W. Janssen en de heer H.A. Goes.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) en mevrouw [moeder van het pleegkind] (hierna: de moeder) zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.2. Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [pleegkind] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van appellante en de overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.3. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de pleegmoeder en de vader zich bereid verklaard om een mediationtraject in te gaan om te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen hen. Tevens zullen zij trachten overeenstemming te bereiken omtrent hun geschil over de wenselijkheid van het benoemen van een bijzondere curator ten behoeve van [pleegkind].
Partijen zijn tijdens de zitting door het hof via het mediationbureau verwezen naar een mediator.
Het hof heeft de zaak daarop vier maanden aangehouden, tot 19 januari 2013, in afwachting van de resultaten van de bemiddeling.
2.5. Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlage van de stichting d.d. 25 juli 2012;
- de brief van de raad d.d. 25 juli 2012;
- het faxbericht van mr. J.M. Simons, namens mr. Wassink, d.d. 6 augustus 2012;
- de brief met bijlagen van mr. J.M. Simons, namens mr. Wassink, d.d. 6 september 2012.
2.6. Bij brief van 10 januari 2013, waarvan een kopie naar mr. Plass is verzonden, heeft het hof van de advocaat van de pleegmoeder vernomen dat de mediation zonder resultaat is beëindigd en dat de pleegmoeder en de vader geen overeenstemming hebben bereikt.
Verder verzoekt de pleegmoeder het hof om een beschikking te geven, aan welk verzoek het hof gehoor zal geven.
3. De beoordeling
3.1. Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de vader en de moeder is geboren:
- [zoon] (hierna: [pleegkind]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].
De vader heeft het ouderlijk gezag gekregen over [pleegkind] bij beschikking van 11 december 2001 en oefent dit thans alleen uit, nu de moeder bij beschikking van 2 februari 2006 is ontheven van het ouderlijk gezag over [pleegkind].
3.2. [pleegkind] heeft van 18 mei 2001 tot 18 november 2011 onder toezicht van de stichting gestaan. Sinds medio mei 2001 verbleef hij, op vrijwillige basis, in het gezin van de pleegmoeder. Van medio december 2010 tot februari 2012 heeft [pleegkind] bij de vader gewoond, waarna hij wederom naar de pleegmoeder is gegaan alwaar hij nog steeds verblijft.
Bij beschikking van de rechtbank d.d. 19 april 2012 is [pleegkind] voorlopig onder toezicht gesteld van de stichting en bij beschikking van de rechtbank d.d. 3 juli 2012 is [pleegkind] onder toezicht gesteld voor een termijn van een jaar en is een machtiging verleend tot plaatsing van [pleegkind] bij een netwerkgezin, te weten bij pleegmoeder tot 3 juli 2013.
3.3. [pleegkind] heeft de rechtbank een brief geschreven. Naar aanleiding van deze brief heeft de rechtbank een zitting gehouden en is de vraag of de benoeming van een bijzondere curator ten behoeve van [pleegkind] wenselijk is aan de orde gekomen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder andere geoordeeld dat de noodzaak tot het benoemen van een bijzonder curator is komen te vervallen.
De pleegmoeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. De pleegmoeder voert – kort samengevat – aan dat de belangen van [pleegkind] in strijd zijn met de belangen van de vader. Hoewel [pleegkind] herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij bij de pleegmoeder wil blijven wonen, heeft de stichting zich op het standpunt gesteld dat [pleegkind] – op verzoek van de vader – bij een familielid van de vader moet gaan wonen. Dit heeft de stichting aan [pleegkind] meegedeeld zonder verder onderzoek te doen naar (of rekening te houden met) de wensen en belangen van [pleegkind]. [pleegkind] is gehecht in het gezin van de pleegmoeder.
Verder stelt de pleegmoeder dat de vader niet bereid is in de kosten van verzorging en opvoeding van [pleegkind] te voorzien, terwijl hij wel de kindertoeslag ontvangt. De pleegmoeder voorziet noodgedwongen in het onderhoud van [pleegkind].
De pleegmoeder is daarom van mening dat het in het belang van [pleegkind] is indien een bijzondere curator wordt benoemd die [pleegkind] in de toekomstige onzekere periode zal kunnen bijstaan.
3.5. In zijn verweerschrift voert de vader aan dat benoeming van een bijzondere curator een forse inbreuk betekent op zijn ouderlijk gezag. Verder acht de vader benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk in het belang van [pleegkind]. [pleegkind] staat onder toezicht van de stichting en een bijzondere curator zou geen toegevoegde waarde hebben of een waarborg inhouden ten opzichte van de vigerende situatie.
Tot slot merkt de vader op dat er geen sprake is van tegenstrijdige belangen tussen hem en [pleegkind].
3.6. De stichting stelt in het verweerschrift dat de belangen van [pleegkind] worden “gemonitord” door de stichting in het kader van de ondertoezichtstelling. Een bijzondere curator zou volgens de stichting geen toegevoegde waarde hebben.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1. Uit artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt onder andere dat de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende een bijzondere curator benoemt, om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
3.7.2. Het hof stelt daarbij voorop dat het is niet de bedoeling is om algemene opvoedingsproblemen met behulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen, maar dat wel is beoogd te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast. De wetgever heeft daarbij gedacht aan concrete problemen. ( HR 4 februari 2005, LJN AR4850.)
3.7.3.Ter zitting van het hof heeft de pleegmoeder op vragen van het hof nader toegelicht op welke gronden zij benoeming van een bijzondere curator verzoekt. Er zou sprake zijn van problemen in de financiële situatie bij de pleegmoeder, omdat de vader niet bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van [pleegkind]. Deze grond kan, wat daar ook van zij, naar het oordeel van het hof niet leiden tot benoeming van een bijzonder curator.
Verder is het hof niet gebleken van tegengestelde belangen tussen enerzijds [pleegkind] en anderzijds de vader en de stichting die zouden moeten leiden tot benoeming van een bijzonder curator, nu blijkens het eerste plan van aanpak d.d. 12 juni 2012 de vader en de stichting thans instemmen met de wens van [pleegkind] om te verblijven bij de pleegmoeder. Het hof overweegt daarbij dat [pleegkind] in staat is gebleken zijn mening duidelijk kenbaar te maken zoals hij reeds meermalen heeft gedaan en dat hiermee rekening wordt gehouden bij zwaarwegende keuzes die dienen te worden gemaakt, zoals de vaststelling van zijn verblijfplaats.
Nu de stelling van de pleegmoeder dat het in het belang van [pleegkind] is indien een bijzondere curator wordt benoemd die [pleegkind] in de toekomstige onzekere periode zal kunnen bijstaan, niet nader concreet wordt onderbouwd is het hof van oordeel dat in hoger beroep niet is gebleken van gronden die zouden moeten leiden tot benoeming van een bijzondere curator in het belang van [pleegkind]. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank op goede en juiste gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, niet tot benoeming van een bijzondere curator is overgegaan.
3.7.3. Op grond van het vorenstaande wijst het hof het door de pleegmoeder ingestelde hoger beroep af met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.F.G.M. Gelderman, C.D.M. Lamers en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.