ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3616

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
HV 200.117.948
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor lening en wijziging van bewindregels

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming van de rechter voor het verstrekken van een lening van € 35.000,- door haar minderjarige zoon. De vrouw, die onder bewind staat, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Breda, dat was afgewezen. De vrouw stelde dat zij de lening nodig had om een schuldeiser te voldoen en om te voorkomen dat zij en haar zoon op straat zouden komen te staan. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2013 werd de vrouw bijgestaan door haar advocaat, mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, en was haar vader als toehoorder aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere processen-verbaal en een brief van de adviseur van de bewindvoerder. De vrouw betoogde dat de bewindvoerder te veel beslissingsruimte had en dat zijn weigering om toestemming te geven voor de lening haar in een moeilijke positie bracht. Het hof overwoog dat er geen wettelijke basis was voor vervangende toestemming door de rechter als de bewindvoerder geen toestemming verleent. Ook het verzoek om wijziging van de regels omtrent het voeren van het bewind werd afgewezen, omdat er geen onvoorziene omstandigheden waren die wijziging rechtvaardigden. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 maart 2013
Zaaknummer: HV 200.117.948/01
Zaaknummer eerste aanleg: 731953 OV VERZ 12-4821
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda, team kanton Tilburg, van 29 augustus 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 november 2012, heeft de vrouw verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en de regels omtrent het voeren van het bewind in die zin te wijzigen dat de toestemming van de bewindvoerder kan worden vervangen door de toestemming van de (kanton)rechter indien de bewindvoerder weigert om medewerking te verlenen aan een verzoek tot het verstrekken van een geldlening. De vrouw verzoekt voorts een machtiging te verstrekken voor een lening van € 35.000,- door de hierna nader te noemen [zoon] aan de vrouw. Kosten rechtens.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 januari 2013. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Segeren-Krijnen;
- [minderjarige zoon van appellante].
Als toehoorder was aanwezig:
- de heer [vader van de vrouw] (hierna: de vader van de vrouw).
De heer [bewindvoerder] (hierna: [bewindvoerder]) is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg d.d. 7 augustus 2012 en 22 augustus 2012;
- de brief van mr. Th.D.M. Janus, adviseur van [bewindvoerder], d.d. 29 januari 2013.
Bovengenoemde brief van mr. Janus, namens [bewindvoerder], van 29 januari 2013 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn. Gelet op het feit dat deze brief kort en eenvoudig te doorgronden is, heeft het hof echter beslist dat deze brief wordt toegelaten.
De brieven met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 18 januari 2013 en 25 januari 2013 worden niet toegelaten. Het hof overweegt in dit verband dat de advocaat van de vrouw deze brieven niet conform het procesreglement heeft doen toekomen aan [bewindvoerder], zodat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze brieven. De brief van 25 januari 2013 is bovendien ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
3. De beoordeling
3.1. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter afgewezen het verzoek dat de vader van de vrouw heeft gedaan namens de vrouw in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar zoon [minderjarige zoon] (hierna: [zoon]), geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], om een machtiging te verlenen voor het verstrekken van een lening ten bedrage van € 35.000,- door [zoon] aan de vrouw.
3.2. Niet in geschil is dat het bedrag dat de vrouw van [zoon] wil lenen uit het vermogen zou moeten onttrokken dat [zoon] uit de nalatenschap van zijn grootmoeder heeft verkregen, dat dit vermogen onder bewind is gesteld en dat voor de lening de toestemming van de bewindvoerder nodig is. Voorts is niet in geschil dat [bewindvoerder] als bewindvoerder is belast met het beheer over het betreffende vermogen. Hij heeft geen toestemming verleend voor de verzochte lening.
3.3. De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. De vrouw stelt het geld nodig te hebben om een schuldeiser te voldoen. Als zij dit niet doet, zal deze beslag leggen op haar huis. Om te voorkomen dat zij en [zoon] op straat komen te staan, is het dan ook zowel in haar belang als dat van [zoon] dat de lening wordt verstrekt. Temeer omdat bij een openbare verkoop de schuld van de vrouw zal toenemen, hetgeen zijn weerslag zal hebben op de levensstandaard van het gezin en derhalve ook op de verzorging en opvoeding van [zoon]. Ter zitting heeft de vrouw er in dit verband nog op gewezen dat er een bedrijfsruimte bij het huis is, waar de vrouw haar bedrijf uitoefent. Bij verkoop van het huis verliest de vrouw tevens de mogelijkheid haar bedrijf te blijven uitoefenen. Als het huis wordt behouden kan ook [zoon] in de toekomst een bedrijf bij huis beginnen.
De vader van de vrouw is bereid garant te staan voor terugbetaling van de lening. Thans zit zijn vermogen vast in onroerend goed. Gezien echter zijn vermogen hoeft voor terugbetaling van de lening niet te worden gevreesd. Het huis van de vrouw kan bovendien in het uiterste geval altijd nog in eigen beheer worden verkocht. Het zal dan meer opbrengen dan bij een openbare verkoop. De vrouw heeft er in dit verband nog op gewezen dat [zoon] haar enige erfgenaam is.
Omtrent haar verzoek om de regels van het voeren van het bewind te wijzigen, merkt de vrouw op dat de bewindvoerder een te grote beslissingsruimte is toegekend. Indien deze niet instemt met een verzoek tot het verstrekken van een geldlening heeft de vrouw krachtens het testament geen enkele andere mogelijkheid een lening te verkrijgen uit de nalatenschap. De vrouw merkt in dit verband nog op dat [bewindvoerder] als bewindvoerder niet geheel onafhankelijk is nu hij in een familierechtelijke betrekking staat tot de vrouw en [zoon] en de verstandhouding tussen [bewindvoerder] en de vrouw niet goed is, zodat hij ook vanuit dat oogpunt minder snel zal instemmen met het verzoek tot het verstrekken van een lening.
3.4. [bewindvoerder] heeft – kort samengevat – te kennen gegeven dat het verstrekken van de verzochte lening er naar zijn overtuiging toe zal leiden dat dit bedrag niet ten goede zal komen aan [zoon]. De borgstelling van de vader van de vrouw, tevens zijn vader, biedt in dit verband onvoldoende zekerheid, nu er eerst een woning zal moeten worden verkocht voordat er over liquide middelen kan worden beschikt.
3.5. Ten aanzien van het risico dat de lening niet is afgelost voordat [zoon], met toestemming van de bewindvoerder, over zijn vermogen zou willen beschikken, heeft [zoon] ter zitting te kennen gegeven dit risico te willen nemen.
3.6. Het hof overweegt het volgende.
3.7. Ingevolge artikel 4:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de rechthebbende naast de bewindvoerder bevoegd tot handelingen dienende tot gewoon onderhoud van de goederen die hij in gebruik heeft en tot handelingen die geen uitstel kunnen lijden. Voor het overige komt het beheer uitsluitend toe aan de bewindvoerder.
Ingevolge artikel 4:167, lid 1, BW, voor zover hier van belang, is de rechthebbende, indien het bewind is ingesteld in het belang van de rechthebbende, slechts met medewerking of toestemming van de bewindvoerder bevoegd tot andere handelingen dan die in het vorige artikel bedoeld, welke een onder bewind staand goed rechtstreeks betreffen.
3.8. Voor zover de vrouw, namens haarzelf dan wel namens [zoon] in haar hoedanigheid van diens wettelijk vertegenwoordiger, verzoekt om vervangende toestemming van de rechter voor het verstrekken van de verzochte lening overweegt het hof dat er geen wettelijke basis bestaat voor het geven van vervangende toestemming door de rechter in het geval de bewindvoerder de vereiste toestemming niet verleent. Reeds hierom kan het verzoek in appel in zoverre niet slagen.
3.9. Het appel kan evenmin slagen voor zover dit betrekking heeft op het verzoek de regels omtrent het voeren van het bewind te wijzigen. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
3.10. Ingevolge artikel 4:171, lid 2, BW kan de kantonrechter op verzoek van de bewindvoerder, de rechthebbende of een persoon in wiens belang het bewind uitsluitend of mede is ingesteld, de regels omtrent het voeren van het bewind wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden.
3.11. De wet biedt de vrouw geen basis namens haarzelf te verzoeken de regels omtrent het voeren van het bewind te wijzigen. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat, zoals de vrouw stelt, de vrouw het verzoek om wijziging van de regels mede namens [zoon] heeft gedaan als zijn wettelijk vertegenwoordiger kan het appel niet slagen, reeds omdat het hof niet is gebleken van onvoorziene omstandigheden die wijziging van de regels rechtvaardigen.
3.12. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Breda van 29 augustus 2012;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.F.G.M. Gelderman, W.Th.M. Raab en E.N. van der Spoel en in het openbaar uitgesproken op7 maart 2013.