ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3564

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
HD 200.109.070
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opschorting en kostenveroordeling deskundigenbericht in bouwgeschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de curator van Zonneranda Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter te Roermond. De zaak betreft een geschil over de betaling van een aanneemsom voor de bouw van een serre, waarbij de curator vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, [geïntimeerde]. De curator heeft in eerste aanleg een bedrag van € 13.050,00 gevorderd, maar heeft haar eis in hoger beroep gewijzigd naar € 11.515,00, erkent een bedrag van € 1.535,00 voor herstel van kleine gebreken en stelt dat de gedaagde zich ten onrechte op opschorting beroept. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de gedaagde zich op opschorting mocht beroepen vanwege gebreken in de uitvoering van het werk door Zonneranda.

Het hof heeft de grieven van de curator beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagde zich terecht op opschorting kan beroepen voor een bedrag van € 3.242,00, dat nodig is voor de versterking van de dakconstructie. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 8.273,00 aan de curator. Tevens is bepaald dat de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van beide partijen blijven, aangezien de deskundige zowel gegronde als ongegronde klachten heeft geconstateerd. Het hof heeft de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep toegewezen aan de curator, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige uitvoering van bouwprojecten en de gevolgen van gebreken in de uitvoering voor de betalingsverplichtingen van de opdrachtgever. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichting, ondanks de mogelijkheid van cassatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.109.070
arrest van 5 maart 2013
in de zaak van
E.J.M. Stals in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
Zonneranda Nederland B.V.,
kantoorhoudende te [plaats],
appellante,
advocaat: mr. R.G.H. Bongers,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.H. van Seters,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 juni 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, gewezen tussenvonnis van 1 maart 2011 en eindvonnis van 20 maart 2012 tussen - Zonneranda - als eiseres en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 294128\ CV VERZ 10-7138)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld tussenvonnis van
1 maart 2011 en voormeld eindvonnis van 20 maart 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft de curator vijf grieven aangevoerd, de eis gewijzigd, bewijs aangeboden, acht producties overgelegd en geconcludeerd, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, tot vernietiging van het vonnis van 20 maart 2012 en, kort gezegd, tot toewijzing van de vorderingen van Zonneranda Nederland B.V. groot € 11.515,00, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde], met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, met rente over de proceskosten.
2.2. Bij memorie van antwoord, met een productie, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
Het hof merkt op dat door de curator niet alle stukken van de eerste aanleg zijn overgelegd. Waar nodig zal het hof van de processtukken uit/van de eerste aanleg die zijn overgelegd door geïntimeerde gebruik maken.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.Op 2 en 3 april 2008 hebben Zonneranda Nederland B.V ( hierna: Zonneranda) en [geïntimeerde] een overeenkomst van aanneming van werk betreffende het leveren en plaatsen van een Zonneranda serre gesloten.
4.1.2.In deze overeenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
“Prijs serre incl zonwering: € 47.000,= inclusief 19% BTW
(…)
Levering:
-8 -10 weken na inmeten en ontvangst eerste betalingstermijn.
-Levering geschiedt conform onze bijgevoegde algemene levering, en betalingsvoorwaarden.
(…)
Betalingscondities:
1e termijn € 1000,00 incl. BTW bij opdracht
Dit bedrag wordt alleen in geval van vergunningaanvraag in rekening gebracht, en zal bij oplevering in mindering gebracht worden op de laatste (=4e) termijn.
2e termijn 35 % bij inmeten
3e termijn 55% voor aanvang werkzaamheden
4e termijn 10% bij oplevering”
4.1.3.Bij brief van 9 juli 2008 zijn de maatvoering, uitvoering en details van de door Zonneranda uit te voeren werkzaamheden betreffende de bouw van de serre bevestigd. De brief is zowel door Zonneranda als door [geïntimeerde] ondertekend.
4.1.4.De bouwwerkzaamheden zijn in augustus 2008 gestart.
4.1.5.Eind oktober 2008 was de serre dicht en in grote lijnen gebruiksgereed. Van een formele oplevering is geen sprake geweest.
4.1.6.Bij brief van 16 januari 2009 is Zonneranda door de technisch adviseur van [geïntimeerde], [technisch adviseur], van de door deze geconstateerde gebreken op de hoogte gebracht.
4.1.7.Bij brief van 12 februari 2009 is [geïntimeerde] door de rechtsbijstandverzekeraar van Zonneranda (ARAG) in gebreke gesteld ten aanzien van het niet betaalde deel van de derde termijn groot € 8.350,00 en ten aanzien van de betaling van de vierde termijn.
4.1.8.Bij brief van 10 maart 2009 is Zonneranda door de rechtsbijstandverzekeraar van [geïntimeerde] (DAS) in gebreke gesteld ten aanzien van het herstel van de geconstateerde gebreken.
4.1.9.Bij brief van 30 maart 2009 van ARAG is de termijn voor betaling van het
onder 4.1.7. genoemde bedrag ad € 8.350,00 verlengd.
4.1.10.Bij brief van 12 mei 2009 van DAS is de termijn voor het herstel van de geconstateerde gebreken verlengd.
4.1.11.In opdracht van DAS is op 7 januari 2010 door Drie-M Bouwsupport B.V. een expertiserapport over de gebreken aan de serre van [geïntimeerde] uitgebracht.
4.2.1. Bij gezamenlijk verzoekschrift ex artikel 96 Rv hebben Zonneranda en [geïntimeerde] de onderhavige procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter, sector kanton van de rechtbank Roermond. Partijen hebben zich het recht op hoger beroep, als voorzien in
artikel 333 Rv, voorbehouden.
4.2.2.In eerste aanleg heeft Zonneranda betaling door [geïntimeerde] van de resterende aanneemsom ad € 13.050,00 (€ 8.350,00 restant derde termijn + € 4.700 vierde termijn) gevorderd. [geïntimeerde] heeft daartegen ingebracht dat de door Zonneranda uitgevoerde werkzaamheden niet deugdelijk zijn, buitengerechtelijke partiële ontbinding van de overeenkomst ingeroepen en schadevergoeding gevorderd.
4.2.3.Bij vonnis van 1 maart 2011 heeft de kantonrechter geoordeeld dat partijen over een aantal kleine herstelpunten, welke als afwerkpunten worden aangemerkt, niet van mening verschillen, maar het geschil tussen partijen het doorhangen van de dakliggers en de constructie van de gootligger betreft. De kantonrechter, die van oordeel is dat hij omtrent dit geschil nader dient te worden geadviseerd alvorens een beslissing te kunnen nemen, heeft ir. C.A. van der Steen, werkzaam bij Technoconsult, als deskundige benoemd. (hierna: de deskundige). Aan de deskundige is opgedragen schriftelijk bericht te leveren omtrent de in het verzoekschrift geformuleerde vragen en tevens een begroting op te stellen van de eventuele herstelkosten indien de dakconstructie niet voldoet aan de daaraan te stellen normen, alsmede een begroting van kosten betreffende de nog uit te voeren afwerkpunten.
4.2.4.Op 2 mei 2011 is het faillissement van Zonneranda uitgesproken. De curator heeft de procedure, na toestemming van de rechter-commissaris, overgenomen.
4.2.5.Op 15 oktober 2011 heeft Technoconsult het concept rapport betreffende het deskundigenonderzoek Zonneranda contra [geïntimeerde] uitgebracht.
4.2.6.Partijen hebben op het concept rapport gereageerd, de curator bij brief van
22 november 2011 met bijlagen.
4.2.7.Op 9 december 2011 heeft Technoconsult het definitieve rapport betreffende het deskundigenonderzoek Zonneranda contra [geïntimeerde] uitgebracht.
4.2.8.[geïntimeerde] heeft een akte uitlatingen deskundigenrapport d.d. 1 februari 2012 genomen. [geïntimeerde] heeft daarbij gevorderd dat in het deskundigenrapport mede de kosten van het corrigeren van de opgetreden doorbuigingen in de dakconstructie worden opgenomen en de kosten voor vervanging van het geplaatste glas door het overeengekomen glas. [geïntimeerde] heeft bewijs aangeboden ten aanzien van het overeengekomen glas.
4.2.9.De curator heeft een akte uitlatingen deskundigenrapport d.d. 8 februari 2012 genomen.
4.2.10.Bij vonnis van 20 maart 2012 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de curator het resterende bedrag van de aanneemsom ad € 13.050,00 vordert en dat het standpunt van [geïntimeerde] dient te worden opvat als een beroep op opschorting van betaling daarvan wegens het leveren van ondeugdelijk werk door Zonneranda, nu [geïntimeerde] zijn beroep op partiële ontbinding en zijn vordering tot schadevergoeding niet in een (reconventionele) vordering heeft geformuleerd. Voorts heeft de kantonrechter ten aanzien van diverse kleine gebreken, waarvan de herstelkosten door de deskundige zijn geraamd op € 1.535,00, geoordeeld dat, nu partijen het over deze gebreken eens zijn en herstel gezien het faillissement van Zonneranda niet meer mogelijk is, [geïntimeerde] zich bevoegd op opschorting van het bedrag van € 1.535,00 beroept. Ten aanzien van de dakconstructie (dakliggers en randligger), voor de versterking waarvan de deskundige een bedrag van € 3.242,00 heeft geraamd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] zich ter zake van dit bedrag bevoegd op opschorting heeft beroepen. Voorts zou, aldus de kantonrechter, van waardevermindering kunnen worden gesproken, daar met de voorgestelde verstevigingen van de dakconstructie de reeds opgetreden doorbuiging, welke het door Zonneranda gestelde criterium nu reeds overschrijdt, blijft bestaan en het door Zonneranda geleverde werk op dit punt nog steeds niet voldoet aan de overeenkomst. Ten aanzien van de beglazing oordeelt de kantonrechter dat, de deskundige aangeeft dat vervanging van het geplaatste glas door het overeengekomen glas ruimschoots een bedrag van € 13.050,00 te boven gaat en daar het op te schorten bedrag dat na de posten van € 1.535,00 en € 3.242,00 resteert een bedrag € 8.274,00 bedraagt, [geïntimeerde] zich bevoegd op opschorting daarvan beroept. De kantonrechter heeft de vordering van de curator afgewezen.
4.3.1.In hoger beroep heeft de curator haar eis gewijzigd. Zij heeft haar eis groot
€ 13.050,00 verminderd tot € 11.515,00, nu zij de herstelpost kleine gebreken ad € 1.535,00 erkent en deze kleine gebreken vanwege het faillissement van Zonneranda niet meer door Zonneranda kunnen worden hersteld. Het hof gaat hierna uit van de gewijzigde vordering.
4.3.2.De grieven zijn gericht tegen het vonnis van 20 maart 2012.
Grief 1
4.4.1.Met grief 1 heeft de curator aangevoerd dat aan [geïntimeerde] in het geheel geen recht op opschorting, voor zover het de betaling van de derde termijn betreft, toekomt, nu ingevolge de tussen Zonneranda en [geïntimeerde] bestaande overeenkomst Zonneranda eerst met de bouwwerkzaamheden diende aan te vangen nadat de derde termijn door [geïntimeerde] zou zijn voldaan. De omstandigheid dat Zonneranda uit coulance, vóór betaling door [geïntimeerde] van de derde termijn, met de bouwwerkzaamheden is aangevangen brengt, zo stelt de curator, niet mee dat Zonneranda als eerste diende te presteren en [geïntimeerde] daaraan een opschortingsrecht kan ontlenen. Slechts ten aanzien van de vierde betaaltermijn bestaat een recht op opschorting voor zover het een gebrekkige oplevering betreft. Een fatale termijn voor oplevering is niet overeengekomen, aldus de curator.
4.4.2. Het hof stelt voorop dat de omstandigheid dat Zonneranda haar prestatie heeft verricht voordat [geïntimeerde] tot volledige betaling van de overeengekomen derde termijn is overgegaan, niet betekent dat [geïntimeerde] zich niet op opschorting kan beroepen, zoals de curator stelt. De omstandigheid dat Zonneranda haar prestatie heeft verricht voordat deze opeisbaar was, laat onverlet dat Zonneranda op grond van de overeenkomst gehouden was tot het verrichten van deze prestatie. Dit brengt mee dat in het geval die prestatie niet deugdelijk is verricht [geïntimeerde] zich op opschorting van haar betalingsverplichting kan beroepen, voor zover de tekortkoming dit rechtvaardigt.
De door Zonneranda en [geïntimeerde] getroffen betalingsregeling dat € 4.700,00 eerst bij oplevering diende te worden voldaan, doet daar niet aan af. De vraag of en in hoeverre de tekortkoming de opschorting rechtvaardigt komt hierna aan de orde.
Grief 2
4.4.3.Uit het gezamenlijk verzoekschrift als bedoeld in art. 96 Rv. blijkt, dat tussen partijen een geschil bestond omtrent enerzijds de betaling en anderzijds de technische uitvoering van de serre. Wat het geschil omtrent die technische uitvoering betreft ging het om doorbuigingen en verkeerde maatvoeringen. In eerste aanleg is een rapport overgelegd van Drie-M Bouwsupport, in welk rapport op dergelijke kwesties wordt ingegaan. Ook is [technisch adviseur] Bouwbegeleiding en Advies ingeschakeld, door [geïntimeerde], die met een lijst met gebreken is gekomen. De kantonrechter heeft een onderzoek door een deskundige gelast en deze constateerde dat mogelijk een ander soort isolerend glas dan het overeengekomen glas was geplaatst. Voor eventuele vervanging heeft de deskundige een (aanzienlijk) schadebedrag genoemd. Vervolgens is [geïntimeerde] zich daarop in de procedure gaan beroepen en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de kwaliteit van het glas wel degelijk onderdeel uitmaakt van het geschil. [geïntimeerde] schort vervolgens op wegens het niet voldoen van het geleverde werk aan de daaraan te stellen eisen.
4.4.4.Hiertegen is grief 2 gericht.
De curator stelt in de memorie van grieven onder 23 en 24 dat uit de stukken blijkt dat de kwestie van het HR-glas geen onderwerp uitmaakte van het geschil tussen partijen, en onder 25 dat de deskundige deswege zijn opdracht te buiten is gegaan. Eveneens in memorie van grieven onder 25 stelt de curator: "Gelet op het karakter van de procedure (gezamenlijk verzoek) kan er niet eenzijdig een wetswijziging [hof: eiswijziging] plaatsvinden; dit behoeft immers instemming van beide partijen." Onder 26 stelt de curator dat de kantonrechter de kwaliteit van het glas ambtshalve aan het door [geïntimeerde] bepleite opschortingsrecht ten grondslag heeft gelegd, terwijl [geïntimeerde] dit tot dan toe geheel onbesproken had gelaten. De kantonrechter had dit niet ambtshalve, in strijd met art. 284 Rv. jo 25 Rv. aan zijn beslissing ten grondslag mogen leggen.
4.4.5.[geïntimeerde] stelt bij memorie van antwoord in algemene bewoordingen dat de kwaliteit van het glas ook onderdeel uitmaakte van het geschil.
4.4.6.Het hof overweegt als volgt.
Nergens blijkt uit dat de kwaliteit van het glas - bedoeld is hier uitsluitend de kwaliteit van het glas ten aanzien van de isolerende waarde, hetzij zoals deze tot uiting komt in een ter zake toegekende kwalificatie (HR + dan wel HR ++), hetzij zoals deze tot uiting komt in een bepaalde waarde (er zou al dan niet sprake zijn van U=1,3) - ooit tussen partijen in geschil is geweest, voordat de door de kantonrechter benoemde deskundige meende te kunnen constateren dat mogelijk een ander soort glas dan was overeengekomen was geplaatst.
Art. 96 Rv. gaat impliciet uit van het bestaan van wilsovereenstemming tussen partijen die een geschil hebben, omtrent het voorleggen van dat geschil aan de kantonrechter. Indien later blijkt dat verschil van inzicht bestaat omtrent de omvang van het aan de kantonrechter voorgelegde geschil, dient door uitleg te worden bepaald welk geschil partijen, oorspronkelijk, aan de kantonrechter wensten voor te leggen. Immers, nu met art. 96 Rv. inbreuk gemaakt kan worden op de geldende competentieregels, is het aan elk van partijen zelf om uit te maken tot hoever zij bereid zijn om, met prijsgeving van de rechten waarop zij krachtens de geldende competentieregels aanspraak zouden kunnen maken, hun geschil aan de kantonrechter voor te leggen. Met dat uitgangspunt strookt, dat daarbuiten geen andere geschilpunten aan de kantonrechter kunnen worden voorgelegd, tenzij partijen het daarover eens zijn. Nu er voorafgaand aan het onderzoek van de door de kantonrechter benoemde deskundige nooit enig geschil omrent de isolatiekwaliteit van het glas bekend is gemaakt, brengt een redelijke uitleg van de overeenkomst welke aan het verzoekschrift ex art. 96 Rv. ten grondslag ligt met zich dat die glaskwaliteit geen onderdeel uitmaakte van het aan de kantonrechter voorgelegde en voor te leggen geschil.
Dit betekent dat grief 2 slaagt. De kwestie van de kwaliteit van het glas maakt geen onderwerp uit van het geschil waarover de kantonrechter had moeten, en in hoger beroep het hof hoeft te, beslissen.
Grief 3
4.4.7. Gezien het voorgaande behoeft grief 3, inzake of over de kwaliteit van het glas
geen behandeling.
Grief 4
4.4.8.Grief 4 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] zich bevoegd op opschorting beroept ter zake van het bedrag ad € 3.242,00 benodigd voor versterking van de dakconstructie. De kantonrechter had zich, zo stelt de curator, niet aan de conclusie van de deskundige mogen conformeren. Ten aanzien van de lange dakliggers niet, omdat het oordeel van de deskundige is gebaseerd op externe waarneming, terwijl het oordeel anders zou moeten zijn wanneer de deskundige de nieuwe tekeningen en constructieberekeningen die hem per brief van 22 november 2011 zijn toegezonden in zijn onderzoek zou hebben betrokken. Deze bouwtekeningen en constructieberekeningen zijn gemaakt ten behoeve van een afwijkende bouw waarbij extra (verstevigende) voorzieningen zijn aangebracht. Ook blijkt, zo stelt de curator, uit de bijlage 6.5. dat 12 stalen kokers in de dakliggers zijn aangebracht, uit bijlage 6.6 dat stalen strips zijn aangebracht en uit bijlage 6.8 dat aluminium kokerprofielen zijn aangebracht. (Genoemde bijlagen zijn naar het hof begrijpt eveneens bij de brief van 22 november 2011 aan de deskundige toegezonden). Ten aanzien van de korte dakliggers, welke ongewijzigd zijn ten opzichte van de door de deskundige gehanteerde onjuiste bouwtekening, niet, omdat, de doorbuiging binnen de tolerantie marge blijft. Op deze grond betwist de curator tevens dat sprake is van waardevermindering. Ten aanzien het klemmen van de schuifpui van wege de (binnen de marge) doorgebogen randligger geldt dat dit probleem voor een bedrag van € 1.500,00 kan worden opgelost, aldus de curator.
4.4.9.Het hof overweegt als volgt. Uit het deskundigenrapport van 9 december 2011 blijkt dat de tekeningen waarover de deskundige voor 22 november 2011 de beschikking had als informatie zijn gebruikt, maar het onderzoek mede is gebaseerd op feitelijke waarnemingen, terwijl het onderzoek niet is beperkt tot externe waarnemingen. Ten aanzien van de lange liggers geldt dat tevens destructief onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de deskundige heeft geconstateerd: “Bij het onderzoek op locatie is niet vastgesteld dat de stalen profielen als genoemd in bijlage 6.5 doorlopen. De ligger is dus niet homogeen over de volle lengte. In het verleng deel is bij het (destructief) onderzoek geen staalprofiel vastgesteld.”
Voorts merkt de deskundige op dat bij de berekening wel degelijk rekening is gehouden met de in bijlage 6.6, bestelbon van een stalen strip, bedoelde stalen strip en met de in bijlage 6.8. bedoelde versteviging van de gootbak. Ten aanzien van de korte liggers geldt dat de deskundige constateert dat deze op sterkte en doorbuiging voldoen. Tevens constateert de deskundige: “De doorbuiging zal rekentechnisch bij sneeuwbelasting 16 mm bedragen (1/250 = 16 mm). In de oorspronkelijke berekening (…)(hof: van Zonneranda) is echter een maximum genoemd van 1/600 of 10 mm aangegeven. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan. De randligger van aluminium zou bij de opgegeven overspanning bezwijken en veel te ver doorbuigen, ook met de strip eraan.” Als gevolg hiervan zal ondanks dat belasting aan de stijlen wordt afgedragen altijd nog een aanzienlijke doorbuiging ter plaatse van de pui resteren waardoor de werking van de pui wordt belemmerd, aldus de deskundige.
Gezien het voorgaande heeft de curator met grief 4 de bevindingen van de deskundige niet voldoende gemotiveerd betwist. Het hof zal de bevindingen van de deskundige, waar het de lange en de korte dakliggers, de randligger en de schuifpui betreft, nu de door de deskundige gebezigde motivering die mede is gebaseerd op zijn bijzondere kennis, hem overtuigend voorkomt, volgen.
4.4.10.De deskundige heeft voorts geconstateerd dat ernstige twijfels bestaan of gezien de resultaten verkregen ten aanzien van de korte liggers de constructie van de lange liggers voldoet. Op grond hiervan moet naar het oordeel van het hof worden aangenomen dat anders dan de curator betoogt, niet kan worden volstaan met het wegnemen van het probleem ter zake van het klemmen van de schuifpui.
4.4.11.Gezien het voorgaande is [geïntimeerde] bevoegd zich op opschorting van een bedrag van € 3.242,00 te beroepen. Tevens dient te worden geoordeeld, dat het standpunt van de curator dat geen sprake kan zijn van waardevermindering omdat de doorbuiging van de korte dakliggers binnen de tolerantie marge blijft, dient te worden verworpen.
4.4.12. Nu [geïntimeerde] bij het gezamenlijk verzoek aan de kantonrechter ex artikel 96 Rv de kwaliteit van het glas niet aan zijn bevoegdheid tot opschorting ten grondslag heeft gelegd en, als overwogen onder 4.4.6, tussen partijen ook later geen overeenstemming is bereikt dat genoemde kwaliteit van het glas onderdeel uitmaakt van hun geschil, geldt dat de vordering van de curator voor het overige dient te worden toegewezen.
4.4.13.Met grief 5 voert de curator aan dat Zonneranda ten onrechte is veroordeeld in de volledige kosten groot € 4.925,11 van de deskundige, omdat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] (het merendeel) van zijn betalingsverplichting mag opschorten en daarnaast omdat de deskundige werkzaamheden heeft verricht die buiten zijn opdracht vielen.
4.4.14. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [geïntimeerde] moet worden veroordeeld tot
betaling aan de curator van een bedrag van € 8.274,00 en daarmee grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld. In zoverre slaagt de grief. De deskundige is ingeschakeld omdat [geïntimeerde] had gesteld dat de bouw van de serre op onderdelen niet goed was uitgevoerd, zodat hij, naar hij stelde, zijn betalingsverplichting mocht opschorten. Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.4.9. - 4.4.11. volgt dat [geïntimeerde] terecht heeft gesteld dat de uitvoering op onderdelen niet correct had plaatsgevonden en dat hij opgrond daarvan in elk geval een deel van zijn betalingsverplichting mocht opschorten. De deskundige heeft slechts summiere beschouwingen aan het glas gewijd, welke zich beperken tot de passage dat bij visuele waarneming is geconstateerd dat het toegepaste glastype in zowel dak als gevels HR + betreft en de opmerking dat vervanging daarvan door HR++ glas, indien dit glas was overeengekomen, meebrengt dat de kosten van het herstel het bedrag waarvan de curator betaling vordert, zijnde 13.050,00, zullen overtreffen. De deskundige heeft geen onderzoek naar de kwaliteit van het glas verricht noch een kostenberekening voor de vervanging van het glas gemaakt. Dientengevolge is niet gebleken dat met de opmerkingen omtrent dit glas kosten met een omvang van enige betekenis zijn gemaakt. Die kosten kunnen mitsdien geheel of vrijwel geheel worden toegeschreven aan datgene waarop de opdracht aan de deskundige betrekking had, te weten een onderzoek naar de constructie.
Daarvoor geldt dat de klachten van [geïntimeerde] voor een groot deel gegrond zijn bevonden, al leiden die tot een kostenpost welke niet onaanzienlijk lager is dan het bedrag waarvoor [geïntimeerde] meende te mogen opschorten. Bij die stand van zaken dienen naar het oordeel van het hof de kosten van de deskundige voor gelijke delen voor rekening van elk van partijen te komen. Waar elk van partijen reeds bij wijze van voorschot de helft van die kosten had betaald, komt het er op neer dat het door elk van partijen betaalde voorschot voor haar eigen rekening blijft.
4.4.15.Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de kosten van het deskundigenbericht compenseren.
[geïntimeerde] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de overige proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van de Kantonrechter te Roermond van de 20 maart 2012;
opnieuw recht doende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 8.273,00 aan de curator;
verstaat dat het door elk van partijen reeds bij wijze van voorschot betaalde aandeel in de kosten van de deskundige (elk € 2.462,56) voorrekening blijft van de desbetreffende partij;
veroordeelt [geïntimeerde] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van de curator worden begroot op € 280,00 aan verschotten en op € 226,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 666,00 aan verschotten en op € 894,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en
Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
5 maart 2013.