GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Uitspraak: 28 februari 2013
Zaaknummer: HV 200.117.109/01
Zaaknummer eerste aanleg: 234344 FA RK 11-1937
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.C. Hissink,
[Y.],
wonende op een geheim adres,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: geen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 17 september 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 november 2012, heeft de moeder verzocht bij beschikking, voor zover nodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij een informatie- en consultatievoorziening is vastgesteld en het daartoe door de vader in eerste aanleg gedane verzoek alsnog af te wijzen, althans ter zake een zodanige voorziening te treffen als het hof juist acht.
2.2. De vader heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2013. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Hissink;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw E.A.P. van den Dam.
2.3.1. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2. Het hof heeft de minderjarige [dochter] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 3 januari 2013. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de secretaresse van mr. J.A.E. van Raak, de voormalige advocaat van de vader, d.d. 23 november 2012;
- de brief van de griffier van de rechtbank Breda d.d. 30 november 2012, met als bijlage de aantekeningen van de griffier van de zitting in eerste aanleg van 16 november 2011.
3.1. Partijen zijn op [datum] 1994 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is, voor zover thans van belang, geboren:
- [dochter] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 1997 te [plaats].
De moeder oefent het eenhoofdig gezag over [dochter] uit. [dochter] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2. Bij beschikking van 9 december 2011 heeft de rechtbank Breda tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 11 mei 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, een informatie- en consultatieregeling ten aanzien van [dochter] vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
3.4. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5. De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat tegen het verzoek van de vader om een informatieregeling vast te stellen, onvoldoende zwaarwegende argumenten naar voren zijn gebracht. De moeder stelt dat [dochter] al meer dan drie jaar geen contact meer met de vader heeft gehad. Al die tijd heeft de vader ook geen contact met [dochter] opgenomen. De vader houdt zich voor [dochter] onbereikbaar. Ook voor de moeder is de vader niet te bereiken, zodat informatievoorziening alleen al op praktische gronden onmogelijk is. Daarnaast is oplegging van een verplichte informatievoorziening in strijd met de belangen van [dochter]. Het is voor [dochter] volstrekt onverteerbaar wanneer de moeder gedwongen zou zijn informatie over haar aan de vader te verstrekken. Dit zou de bij [dochter] aanwezige problematiek die is ontstaan door het vertrek van de vader, verergeren.
De moeder brengt ook nog naar voren dat [dochter] regelmatig op Facebook en Hyves door de vader wordt uitgescholden. [dochter] heeft daar veel last van. De vader heeft ook door [dochter] op school behaalde cijfers op het internet publiek gemaakt. De moeder vreest op grond daarvan, dat de vader de informatie die de moeder over [dochter] zou verstrekken, ook op internet zal zetten of anderszins zal misbruiken.
3.6. De raad heeft ter zitting - in het kort - het volgende verklaard. De omstandigheid dat de vader drie jaar lang niets van zich heeft laten horen, schaadt de ontwikkeling van [dochter]. Gelet op de voorgeschiedenis is de raad, evenals de moeder, bevreesd dat de over [dochter] verstrekte informatie door de vader zal worden misbruikt.
3.7. Ingevolge artikel 1:377b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Ingevolge artikel 1: 377b, tweede lid, BW kan de rechter, indien het belang van het kind zulks vereist zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
3.8. Het hof overweegt als volgt.
3.8.1. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling vast te stellen dient te worden afgewezen. Het hof acht vaststelling van een informatieregeling in strijd met het belang van [dochter]. De belangen van [dochter] zijn door de vader geschaad door zijn plotselinge vertrek in november 2009, door het uitblijven van elk initiatief van zijn kant om het contact te herstellen en door zijn handelwijze op internet, waar hij [dochter] uitscheldt en informatie over haar zonder haar toestemming publiek maakt. Gelet op hetgeen zich eerder heeft voorgedaan in de sociale media is het hof, met de raad, van oordeel dat gevreesd moet worden dat de vader de door hem te ontvangen informatie over [dochter] eveneens publiek zal maken dan wel anderszins zal misbruiken.
Het hof overweegt ten overvloede, dat, nu de moeder onweersproken heeft verklaard dat zij niet beschikt over een adres waar zij informatie over [dochter] heen kan sturen, informatieverschaffing niet uitvoerbaar is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de moeder de informatie ook niet kan verschaffen via de advocaat van de man. Blijkens de brief van 23 november 2012 van de secretaresse van zijn voormalige advocaat, heeft de advocaat die de vader tijdens de procedure in eerste aanleg bijstond, zich onttrokken als zijn advocaat.
3.8.2. Ook de consultatieplicht dient naar het oordeel van het hof wegens strijd met het belang van [dochter] buiten toepassing te blijven. Het enkele gegeven dat de man voor de vrouw niet bereikbaar is maakt ook consultatie praktisch niet uitvoerbaar. Afgezien daarvan maakt het gegeven dat de vader de laatste jaren geen contact met [dochter] noch met de moeder heeft gehad en mitsdien op dit moment minimaal over haar en haar ontwikkeling is geïnformeerd, dat van een enigszins betekenisvol consulteren van de vader geen sprake zal kunnen zijn. Het hof betrekt in zijn oordeel hetgeen in het hiervoorgaande ten aanzien van de informatieplicht is overwogen.
3.8.3. Het bovenstaande leidt ertoe dat de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden vernietigd.
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Breda van 17 september 2012, doch uitsluitend voor zover daarbij een informatie- en consultatieregeling ten aanzien van [dochter], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1997, is vastgesteld,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidende verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling ten aanzien van [dochter] voornoemd vast te stellen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G. Brants, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en
C.E.M. Renckens en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2013.