ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3302

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
20-002740-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld van duikinstructeur bij initiatieduik leidt tot zwaar lichamelijk letsel van cursist

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een duikinstructeur die verantwoordelijk werd gehouden voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een cursist tijdens een initiatieduik. De verdachte, een ervaren duikinstructeur, had op 29 juli 2009 een initiatieduik georganiseerd voor twee onervaren cursisten, waaronder het latere slachtoffer. Tijdens de duik raakte het slachtoffer in problemen en bijna verdronken, wat leidde tot een zware longontsteking. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam had gehandeld door onvoldoende toezicht te houden op het slachtoffer en niet adequaat te reageren op de signalen van hulpbehoevendheid. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet voldoende instructies had gegeven over de duikapparatuur en de te volgen procedures, en dat hij het slachtoffer uit het oog had verloren door met een andere cursist onder water te gaan. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Het hof benadrukte dat de veiligheid van cursisten bij initiatieduiken van groot belang is en dat instructeurs te allen tijde verantwoordelijk zijn voor hun welzijn.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002740-11
Uitspraak : 30 januari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 23 juni 2011 in de strafzaak met parketnummer 12-705299-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1943],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is verdachte ter zake van – kort gezegd – het door zijn schuld veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, gepleegd in de uitoefening van zijn beroep als duikinstructeur, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De verdediging heeft gedeeltelijke nietigverklaring van de inleidende dagvaarding en voorts integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard dient te worden. Daartoe is aangevoerd dat het onderdeel “nagelaten de initiatieduik zodanig te organiseren en zodanige maatregelen te nemen dat de veiligheid en/of gezondheid van [slachtoffer] bij de uitoefening van de duik zoveel als mogelijk was gewaarborgd” van de tenlastelegging zo weinig specifiek en vaag is dat verdachte zich daartegen niet behoorlijk kan verdedigen. Naar het oordeel van de verdediging had de officier van justitie (nog meer) in de tenlastelegging moeten aangeven om welk concreet gedrag of welke concrete nalatigheid het gaat en op welke wijze de initiatieduik wel georganiseerd had moeten worden en welke maatregelen wel genomen hadden moeten worden, maar niet zijn getroffen. Hetzelfde geldt, aldus de verdediging, voor het onderdeel “onvoldoende althans (te) geringe uitleg heeft/hebben gegeven over de werking van de duikapparatuur en de te volgen duikprocedures”.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Hetgeen door de verdediging wordt bepleit doet geen recht aan de bewoordingen van de tenlastelegging. Immers in de tenlastelegging worden de door de verdediging aangehaalde bewoordingen gevolgd door: “hierin bestaande dat hij en/of zijn mededader(s):” waarna een nader uitgesplitste concretisering volgt van de voorop gestelde bewoordingen. Deze nadere verfeitelijking voldoet aan de ingevolge artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, waarbij het hof opmerkt dat niet alle omstandigheden waaruit de schuld kan worden afgeleid in de tenlastelegging tot uitdrukking behoeven te worden gebracht.
Daarbij overweegt het hof dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij zowel bij de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep het ten laste gelegde voldoende heeft begrepen en dat hij wist waartegen hij zich heeft moeten verweren.
Het hof is derhalve van oordeel dat de dagvaarding niet (deels) aan nietigheid lijdt en verwerpt het verweer.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2009 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duivenland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in de uitoefening van zijn beroep van duikinstructeur, [slachtoffer] (die geen, althans nauwelijks ervaring had met duiken), heeft laten deelnemen aan een zogenaamde initiatieduik, en waarbij hij en/of zijn mededader(s) grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft/hebben nagelaten de initiatieduik zodanig te organiseren en zodanige maatregelen te nemen dat de veiligheid en/of gezondheid van [slachtoffer] bij de uitoefening van de duik zoveel als mogelijk was gewaarborgd, hierin bestaande dat hij en/of zijn mededader(s):
- aan [slachtoffer] onvoldoende althans (te) geringe uitleg heeft/hebben gegeven over de werking van de duikapparatuur en de te volgen duikprocedures, en/of
- aan [slachtoffer] (te) grote althans dusdanig grote duikhandschoenen ter beschikking heeft/hebben gesteld waarmee althans waardoor [slachtoffer] de inflator van het trim/reddingsvest niet althans onvoldoende op de juiste wijze kon bedienen, en/of
- tijdens de duik van (de onervaren) [slachtoffer] gelijktijdig duikinstructie heeft/hebben gegeven aan een andere cursist en waarbij hij en/of zijn mededader(s) geen, althans onvoldoende aandacht heeft/hebben gegeven aan [slachtoffer] en/of daarbij/daardoor die [slachtoffer] zelfs enige tijd uit het oog is/zijn verloren, en/of
- geen assistentie heeft/hebben geregeld, die hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) ondersteuning kon geven en/of aan de oppervlakte toezicht kon houden op die [slachtoffer] op het moment dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met de andere cursist bezig en/of onder water was/waren, en/of niet onmiddellijk en/of niet adequaat heeft/hebben gereageerd toen die [slachtoffer] aangaf in moeilijkheden te verkeren en/of (gelet op de omstandigheden) (te) ver weg van hem, verdachte, was geraakt,
waardoor het (mede) aan zijn/hun schuld te wijten is dat die [slachtoffer]
- onder, althans in het water in problemen is geraakt (zo slaagde zij er bijvoorbeeld niet in het trim/reddingsvest op juiste wijze te bedienen), en/of
- te lang zonder (voldoende) luchttoevoer onder water is geweest, en/of
- [nadat die [slachtoffer] in genoemde problemen was geraakt] niet tijdig deskundige hulp en/of bijstand, althans assistentie heeft gekregen,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten (bijna) verdrinking (geslaagde reanimatie en/of beademing heeft/hebben voorkomen dat [slachtoffer] is overleden) en/of (zware) longontsteking, en/of (andere) (ernstige en/of langdurige) schade aan of nabij de longen en/of de luchtwegen en/of elders in het lichaam, (met grote en/of langdurige negatieve gevolgen voor de conditie en de lichamelijke mogelijkheden van die [slachtoffer]), en/of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2009 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duivenland, in de uitoefening van zijn beroep van duikinstructeur, [slachtoffer] (die geen ervaring had met duiken), heeft laten deelnemen aan een zogenaamde initiatieduik, en waarbij hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft nagelaten zodanige maatregelen te nemen dat de veiligheid en gezondheid van [slachtoffer] bij de uitoefening van de duik zoveel als mogelijk was gewaarborgd, hierin bestaande dat hij:
- aan [slachtoffer] onvoldoende uitleg heeft gegeven over de werking van de duikapparatuur en de te volgen duikprocedures, en
- tijdens de duik van (de onervaren) [slachtoffer] gelijktijdig duikinstructie heeft gegeven aan een andere cursist en waarbij hij onvoldoende aandacht heeft gegeven aan [slachtoffer] en daarbij die [slachtoffer] zelfs enige tijd uit het oog is verloren,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat die [slachtoffer]
- onder water in problemen is geraakt, en
- te lang zonder (voldoende) luchttoevoer onder water is geweest,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten bijna verdrinking (geslaagde beademing heeft voorkomen dat [slachtoffer] is overleden) en zware longontsteking, en zodanig lichamelijk letsel dat daaruit (tijdelijke) verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen.
Bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2009, proces-verbaalnummer 2009023329-5, doorgenummerde dossierpagina’s 22-26, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
Ik heb van mijn leerlingen een boekje gekregen met daarin verschillende kadobonnen van “Bongo avontuur’. Ik heb gekozen voor een duikinitiatie bij duikcentrum [duikcentrum] te Scharendijke.
Op 29 juli 2009 kwam ik stipt om 14.00 uur voor een duikinitiatie bij [duikcentrum] te Scharendijke. Aldaar maakte ik kennis met een [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) die ook een initiatieduik kwam maken. De instructeur [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) vroeg naar mijn gewicht en schoenmaat. Hij heeft toen een pak voor mij gepakt en mij schoentjes gegeven. We zijn het duikcentrum binnengegaan om de duikkledij te gaan halen. Met al het materiaal in mijn armen zijn we toen naar buiten gelopen. Ik heb me vervolgens bij de auto op de parkeerplaats moeten omkleden. Vervolgens heeft [verdachte] een stapel instructiekaarten met ons doorgenomen. De beloofde video die op de “Bongo” kaart stond aangekondigd werd niet getoond. [Verdachte] toonde ons enkele kaarten en gaf daarbij uitleg. Ik heb niet alle kaarten te zien gekregen en niet alles wat op de kaarten staat is besproken. Het doornemen van de kaarten was een vluchtige doorloop en duurde enkele minuten.
Daarna hebben we onze pakken aangetrokken en kregen de loodgordel om. Ik weet dat er 4 rode blokken aan zaten. Daarna moest ik op een laag muurtje zitten om de (duik)fles met het vest eraan aan te trekken.
Ik heb toen gevraagd wat dat allemaal in gewicht was. [Verdachte] zei dat het ongeveer 20 kilo was. Toen ik van het muurtje af kwam kon ik er nauwelijks mee staan.
Nadat ik mijn cap op had gezet en de handschoenen had aangetrokken liepen we richting het water. [Verdachte] liep voor mij uit.
Bij de betonnen trap bij het water, liep [verdachte] direct het water in. [Verdachte] heeft niets gezegd en ik ben achter hem aan het water in gelopen. Ik stopte in kniediep water. [Verdachte] zei dat ik wat dieper het water in moest gaan. Ik ben tot aan net boven mijn middel in het water gelopen. Ik moest toen nog beter mijn evenwicht zoeken. [Verdachte] blies twee keer kort het vest op. Daarna moest ik achterover in het water gaan liggen en deed [verdachte] de zwemvinnen bij mij aan. [Verdachte] zegt dan dat we het mondstuk in moeten doen en onder water mogen gaan. [Verdachte] stond tussen [getuige 1] en mij in. Ik ben onder water gegaan en dit voelde goed. Ik kon ademhalen. Toen ik terug opstond was [getuige 1] ook boven en ik hoorde dat hij zei dat hij het eng vond. [Getuige 1] zei dat het voelde alsof hij niet onderwater kon komen. [Verdachte] heeft [getuige 2] (het hof begrijpt: [getuige 2], de vriend van [slachtoffer]) toen gevraagd drie kilo lood op te halen in het duikcentrum. [Verdachte] had meer aandacht voor [getuige 1] en stond ook dichter bij hem. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij samen met [getuige 1] onder water zou gaan en dicht bij hem zou blijven en ik zag dat zij samen onder water gingen. Ik weet zeker dat [verdachte] niets tegen mij heeft gezegd. Ik dacht toen, ik moet zorgen dat ik mee ben en ben toen onder water gegaan. Ik heb de ademautomaat terug in mijn mond gedaan. Ik kon niets meer vragen, want [verdachte] was onder water verdwenen. Ik had het gevoel dat ik water in het mondstuk kreeg. Ik keek rond, maar zag [verdachte] niet. Ik kon ongeveer een armlengte ver kijken. Ik kreeg steeds meer water in mijn mond en dacht ik moet naar de oppervlakte. Ik kon daar niet staan. Ik keek rond en zag een eind verderop [verdachte] vlak bij de trap. Ik probeerde aan de oppervlakte te blijven en gaf het NIET OK teken meerdere keren. Ik zag dat [verdachte] het OK teken gaf en vervolgens wegkeek naar [getuige 1]. Ik heb toen nog een keer het NIET OK teken gegeven. Ik heb nog geprobeerd op het rode knopje te drukken van het vest, maar met de te grote handschoenen kon ik dit niet bedienen. Ik dacht ik verdrink hier en daarna zakte ik weer onder water. Hierna weet ik niets meer.
Ik heb 3 dagen in het UZA (het hof begrijpt: Universitair Ziekenhuis Antwerpen) gelegen, waarvan de eerste 24 uur op intensieve zorg.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafvordering, doorgenummerde dossierpagina 28, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Duiken in het Grevelingenmeer
Scharendijke-Nederland
De Bongo geeft recht op een initiatieduik voor één persoon.
Aan de hand van een interessante video worden de beginselen van het duiken aan je uitgelegd. Vervolgens krijg je een moderne duikuitrusting aangemeten en kan het onderwater avontuur beginnen. Je wordt hierbij stap voor stap begeleid door ervaren instructeurs i.s.m. hun divemasters,
Het bovenstaande programma duurt ongeveer een halve dag.
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Middelburg op 9 juni 2011, doorgenummerde pagina’s 1-16, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende op bladzijde 4 als verklaring van getuige [slachtoffer]:
De medische gevolgen van wat er tijdens de duikinitiatie is gebeurd, kan ik als volgt omschrijven. Toen ik op spoed (spoedeisende hulp) lag zei de spoedarts meteen na het nemen van de foto’s van mijn longen, dat ik heel veel vuil zeewater in mijn beide longen had en dat er al een longontsteking was begonnen. Het bleek een zware longontsteking waarvoor ik zware antibiotica heb moeten slikken.
De longschade is nog aanwezig, in die zin dat ik een beperkte longcapaciteit heb. Ik ben lerares in taal en geschiedenis. Als ik les geef moet ik veel praten. Daarvoor heb ik veel zuurstof en longcapaciteit nodig. Als ik vier uur les heb gegeven ben ik bekaf omdat ik te weinig zuurstof kan opnemen door de beperkte longcapaciteit en de longschade die ik heb opgelopen. Voor het ongeval had ik dat niet. Na de ziekenhuisopname ben ik halftijds gaan werken. Die situatie is nog steeds zo.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafvordering, d.d. 14 september 2009, doorgenummerde dossierpagina’s 29-30, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als bevindingen van cardioloog dr. C. De Maeyer van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen:
Ik zag patiënte [slachtoffer], º19/10/1956, op de raadpleging cardiologie op 11/09/2009.
Voorgeschiedenis
30-7-2009: verdrinking na duikinitiatie (Grevelingen); geslaagde reanimatie en verblijf op intensieve zorgen.
Besluit
Patiënte komt op controle na verdrinking en geslaagde reanimatie en verblijf op intensieve zorgen, na duikinitiatie op de Grevelingen. Op lichamelijk vlak nog snel moe met dyspnoe en tachycardie na beperkte inspanningen. Ook diepe inspiratie is moeilijk. De luchtwegen blijven een zwakke plek. Op psychisch vlak nog duidelijk posttraumatisch met verhoogde emotionaliteit en frekwente nachtmerries.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafvordering, d.d. 25 september 2009, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als bevindingen van cardioloog dr. C. De Maeyer:
Patiënte (het hof begrijpt: [slachtoffer]) biedt zich vervroegd aan na doormaken van een zware hyperventilatieaanval na volledige dag lesgeven. Ze geeft aan sinds het begin van het nieuwe schooljaar moeite te hebben met de werkbelasting (eerder op lichamelijk dan op geestelijk vlak). Een hele dag praten maakt dat ze ’s avonds een dyspnoegevoel ondervindt.
Ik kwam met patiënte overeen om de komende maand in halftime regime te werken, daarna volgt herevaluatie. De klachten van patiënte, en dus nu ook de nood tot tijdelijke vermindering van de werkbelasting zijn mijns inziens een rechtstreeks gevolg van de verdrinking welke ze recent doormaakte.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 juli 2009, proces-verbaalnummer 2009023329-3, doorgenummerde dossierpagina’s 18-19, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1]:
Ik had voor 29 juli 2009 om 14.00 uur een afspraak gemaakt voor een introductie/ kennismakingsduik bij de [duikcentrum] te Scharendijke. Er was nog een cursist, een vrouw genaamd [slachtoffer] (het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]). Wij waren dus met zijn tweeën. Buiten, voor de duikschool, heeft instructeur [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) met ons de theorie van het duiken behandeld. Na deze instructie zou de volgende uitleg in het water zijn. Het water zou daar staand op borsthoogte zijn. Van daar zouden we dan maximaal 2,5 meter gaan naar een soort kunstmatig rif.
De theorie is gedaan aan de hand van een map. Wij zijn na de theorie alles aan gaan doen en met z’n drieën, de instructeur [verdachte], [slachtoffer] en ik, over de dijk naar de stenen trap gegaan. In het water moesten we als eerste gaan liggen. Daarbij blies de instructeur ons vest op en trok hij onze flippers aan, eerst bij [slachtoffer] en toen bij mij. Daarna moesten we wijdbeens gaan staan. Toen moesten we staand, onder water gaan kijken om zodoende onder water te ademen via de ademautomaat. De instructeur had de flessen al opengedraaid bij de duikschool. Vervolgens duwde hij ons één voor één onder water om te kijken of het loodgewicht goed was. Bij mij was het goed, maar bij [slachtoffer] moest er wat gewicht bij. Toen de instructeur haar naar beneden duwde kwam ze gelijk weer omhoog, dus was ze te licht. De instructeur vroeg aan de vriend van [slachtoffer] om nog wat gewichten bij de duikschool te halen.
Vervolgens moesten we allebei de instructeur zijn hand vast houden omdat we van onze plek weggingen, onder water. Vrij snel daarna wilde ik omhoog omdat ik mij onzeker voelde. We zijn toen gelijk gestopt en gaan staan. Het water kwam staand nog steeds tot borsthoogte. Ik had nog steeds de instructeur vast, zijn rechter hand. Ik stelde een vraag, nog steeds staand en boven water, aan de instructeur en eigenlijk direct daarna waren we [slachtoffer] kwijt. Op een gegeven moment zag de instructeur [slachtoffer], dat was een eind bij de instructeur en mij vandaan. Ik zag dat ze op en neer ging, boven en onder water. Ik kon zelf echter niets doen. De instructeur is naar haar toegegaan. Hij riep haar toe haar vest op te blazen. De instructeur heeft toen hij bij haar was haar vest opgeblazen. De instructeur is vervolgens in het water direct met mond op mond beademing begonnen. Kort daarna was [slachtoffer] volgens mij ook alweer bij.
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 augustus 2009, proces-verbaalnummer 2009023329-6, doorgenummerde dossierpagina’s 32-33, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2]:
Ik vergezelde [slachtoffer] naar de initiatieduik bij [duikcentrum]. Een video voorstelling is er niet geweest. Er was een snelle doorloop in enkele minuten van nuttige weetjes en communicatietekens onder water, duikpak aan en dan…het Grevelingenmeer in. Een duikinstructeur met twee beginnelingen in de zee.
Begeleiding ‘stap voor stap’ heb ik niet gemerkt, eerder een trial en error. Bijvoorbeeld: de enige geruststellende informatie ‘Safety first’ was dat die knop zich aan de linkerzijde bevond. Misschien eerst proberen om de veiligheidsknop op het vest te hanteren.
Toen instructeur [verdachte] met [slachtoffer] en [getuige 1] in het water stond vroeg [verdachte] aan mij om drie kilo lood te halen in de winkel. Ik ben toen naar het duikcentrum gelopen. Bij het teruglopen over de steiger zie ik dat [slachtoffer] verrassend ver was vanaf [verdachte] en [getuige 1] die bij het trapje stonden. Ik zag dat [slachtoffer] het teken NIET OK gaf. Ik zie dat [verdachte] het OK geeft naar [slachtoffer]. Vervolgens draait [verdachte] zich om naar [getuige 1]. Ik zie dat [slachtoffer] nogmaals het NIET OK teken geeft en vervolgens onder water verdwijnt. [Verdachte] zwom er direct naar toe. Ik zie dat [verdachte] aan de oppervlakte richting [slachtoffer] zwom en vlak voor de plaats waar ik haar het laatst had gezien onder water gaat. Ik zie dat [verdachte] kort daarna met [slachtoffer] aan de oppervlakte komt. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] direct beademde aan de oppervlakte. [Verdachte] brengt [slachtoffer] naar de kant met hulp van een bootje dat ook te hulp was gekomen. Vanaf dat moment komt de hulpverlening op gang.
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Middelburg op 9 juni 2011, doorgenummerde pagina’s 1-16, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Op 29 juli 2009 heb ik als duikinstructeur mevrouw [slachtoffer] en een andere leerling, genaamd [getuige 1], begeleid bij een initiatieduik in het water van De Grevelingen. Ik kende geen van beiden. Ik had met hen afgesproken om 14.00 uur. Ik ontmoette hen op de parkeerplaats van [duikcentrum] te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland.
Na de kennismaking heb ik met hen de theorie doorgenomen. Ik heb niet alle geplastificeerde sheets met informatie van de set getoond. Een deel van de sheets van het DSD (het hof begrijpt: Discover Scuba Diving) programma is namelijk niet van toepassing op een introductieduik. Ik heb de sheets getoond op de parkeerplaats van de duikschool.
Na de theorie zijn we de duikkleding gaan passen en heb ik de duikapparatuur bij de cursisten aangemeten, zoals zuurstoffles en masker. Ik ben in het water gaan bijloden, want voor die tijd weet je niet hoeveel lood erbij moet. Het ontbrekende lood doe ik altijd in de zakken van het stabilisatiejack.
De bewuste dag heb ik eerst bij [slachtoffer] het lucht uit haar jacket gelaten en drukte ik haar naar beneden tot op de bodem. Toen ik haar los liet kwam ze meteen naar boven. Het was dus duidelijk dat zij zelfs zonder lucht in haar jacket nog een positief drijfvermogen had en niet onder water kon blijven. Ik heb daarop aan haar vriend gevraagd om twee kilo extra lood te halen. Ik had niet een professionele assistent. Als ik twee cursisten begeleid is er geen assistentie aan de wal.
De andere cursist, [getuige 1], had geen extra lood nodig, maar hij had een ander probleem. Hij voelde zich niet op zijn gemak toen hij boven water kwam nadat ik hem op de bodem had geduwd. Ik besloot daarop samen met [getuige 1] naar beneden te gaan. Op dat moment zag ik de blauwe vinnen van [slachtoffer] rechts achter me. Al gauw gaf [getuige 1] mij via het OKÉ teken aan dat het goed ging. Ik besloot daarop om met hem naar boven te gaan. Toen ik boven kwam was [slachtoffer] weg. Ik schat dat ik zo’n 25 tot 30 seconden met [getuige 1] onder water ben gebleven.
Volgens mij was mijn instructie aan [slachtoffer] zodanig duidelijk dat ze wist hoe zij lucht uit het jacket moest laten, maar ik heb haar daartoe geen instructie gegeven.
Ik weet niet meer op welk moment ik de twee kilo extra lood bij [slachtoffer] heb aangebracht, maar dit moet zijn gebeurd voordat ik samen met [getuige 1] onder water ging.
Ik heb getest of mevrouw voldoende lood in haar jacket had. Om dat te testen liet ik lucht uit haar jacket totdat dit helemaal leeg was. Zij kon met een jacket zonder lucht niet beneden blijven, zodat er lood bij moest.
Bij een initiatieduik gaan cursisten – anders dan bij het uitgebreidere DSD programma – meteen het water van De Grevelingen in. Bij een initiatieduik bouwt de instructeur de duikset van de cursisten zelf op en hij controleert deze. Dat doen zij niet zelf.
9. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 augustus 2009, proces-verbaalnummer 2009023329-8, doorgenummerde dossierpagina’s 49-58, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Vertel en hoe dan, vanaf het moment dat ze beide in het water staan de duik verloopt
Dan vertel ik nou, luister ik ga je nou je vest leeg trekken, laat je gewoon voorover vallen, gaan we eerst proberen of je hier op je buik in het zand kunt liggen, dan weten we of je genoeg lood hebt ja of nee. Gaan liggen, trekt het vest leeg, je gaat naar beneden, opblazen en weer omhoog. Dus ik pakte haar beet, zet haar recht, je hebt te weinig lood he, daar moeten we een paar kilo bijsteken. [Getuige 1] die zei toen tegen mij, die had een beetje van snel ademen. Hij voelde zich nog niet zo comfortabel. Ok, dan ga ik met jou samen naar beneden, dan gaan we hier op de buik liggen. Jij (het hof begrijpt:[slachtoffer] blijft hier staan, ja want ze stond naast ons.
Vest leeg, mijn vest leeg, we gaan op de buik liggen, daar zie ik de vinnen van [slachtoffer]. [Getuige 1] een paar krabbetjes gewezen en in een keer doet hij zo van he ik ben er overheen het gaat prima, ik zeg nu dan gaan we naar boven, we gaan [slachtoffer] halen en gaan we samen ieder aan één kant een arm, heb ik altijd, je hebt er twee en dan gaan we langzaam vertrekken.
Ik kom boven, ik kijk, niemand te zien, nou gebeurt dat wel eens vaker, vooral bij jongere gasten, die vinden het dan al zo leuk, en die laten zich ondertussen ook naar de bodem zakken naast ons en dan zie ik er in een keer één bijkomen.
In ene keer zie ik een meter of 20 van de kant iemand naar boven komen. Ik er naar toe, zo snel als ik kon. Ik kom erbij, ik kijk naar beneden, zie twee blauwe vinnen, pak die vinnen, daar ligt ze (het hof begrijpt: [slachtoffer]) dus op de grond, de benen zo omhoog, ik trek die naar boven. Dit is niet goed, schuim op de mond, ik heb dat een beetje weggeveegd met water, hoofd achterover, neus dicht en beademd. Zo langzaam naar de kant heb ik dat een keer of zes, misschien zeven keer, dat weet ik niet precies al naar de kant zwemmend beademd en toen ik dus, toen het zo diep was, toen ik ook weer stond, was ze zelf weer aan het ademen. Op de kant hebben ze nog zuurstof gegeven.
Hoeveel kilo lood dat ze totaal bij haar?
Zes kilo
Zes kilo?
Acht, nee ze had zes kilo aan de gordel en ik heb twee kilo, of was haar man twee kilo gaan halen. Haar man heb ik nog naar de kant gestuurd of haar vriend voor 3 kilo te halen, twee voor [slachtoffer] en één voor [getuige 1].
10. Het proces-verbaal van de terechtzitting bij het gerechtshof op 8 augustus 2012, doorgenummerde pagina’s 1-31, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Ik was die dag de instructeur van [slachtoffer] en [getuige 1]. Ik ben inmiddels gepensioneerd, maar werk nog wel als ZZP-er. Ik heb een eenmanszaak en liet mij inhuren door [duikcentrum] voor het geven van duiklessen. Ik ben gediplomeerd tot en met instructeur en ik heb een hoop specialities bij PADI (Professional Association of Diving Instructors). Ik ben twee sterren NOB-instructeur.
Als je instructeur bent, ben je bevoegd om een introductieduik te geven.
U, voorzitter, merkt op dat volgens mijn verhaal de cursisten geen enkel moment zelf hun vesten opblazen. Dat klopt. Ik doe dat de hele tijd. De instructeur blaast het vest op en niemand anders. Op het moment dat wij met zijn allen onder water gaan, hebben de cursisten nog niet zelf hun jacket opgeblazen onder water. Wel op de kant voordat we van het muurtje afgaan. Ook hebben ze dat gedaan in het water, aan de waterkant als ze het trapje aflopen. In het water doe ik het telkens voor de cursisten. Op de kant hebben ze wel geoefend om het vest zelf leeg te laten lopen. Dus ze weten waar het knopje zit, maar in het water hebben ze dat niet geprobeerd. Ik wil ook niet dat zij dat zelf doen, want dan kunnen ze ongecontroleerd naar beneden. Die instructie geef ik hen ook.
11. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bij het hof op 16 januari 2013, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Ik geef de cursisten eerst een korte instructie op de kant. De instructie gaat verder als ik met hen in het water ben.
U, voorzitter, vraagt mij of ik na het bijloden tegen de cursisten zeg ‘we gaan naar beneden en ik geef u beiden een arm’ of dat ik zoiets al op de parkeerplaats tegen hen zeg. Dat kan beide. Ik zeg dat in het water tegen de cursisten voordat we naar beneden gaan of ik herhaal het daar nog een keer. Ik vertel de cursisten hoe dan ook altijd dat we samen, met een arm vast, naar beneden gaan. Dat is de manier waarop we naar beneden gaan. Nog staande in het water, vertel ik hen waar we naar toe gaan, hoe diep het daar is en wat ze kunnen verwachten. Ik geef hen daarna een arm.
Op de kant geef ik de cursisten instructies over hoe zij lucht in het vest moeten blazen en hoe zij het vest moeten ontluchten. Ik laat ze het dan zelf doen. Ik geef ze ook de uitdrukkelijke instructie dat zij er in het water zelf niet aan mogen komen.
Het ontluchten van het vest duurt ongeveer 5 tot 10 seconden. De ontluchtingsslang moet dan naar boven gehouden worden. De cursisten houden de ontluchter meestal te laag, daarom doe ik dat altijd.
U, voorzitter, vraagt mij of [slachtoffer] uitleg heeft gekregen over de duikplaats, de situatie en hoe diep het daar was op het moment dat ik samen met [getuige 1] naar beneden ging. Nee, zij wist dat toen nog niet.
U, voorzitter, vraagt mij of ik nog steeds duiklessen in De Grevelingen geef en of ik de procedure inmiddels heb veranderd. Ja, nu vertel ik de cursisten tevoren dat zij te allen tijde kunnen staan op de plaats waar we gaan duiken. Dat had ik toen niet verteld. In de gevallen dat ik met één cursist onder water ga, zeg ik nu tegen de andere cursist dat hij of zij moet blijven staan en op ons moet blijven wachten. Ik ga dan op de vinnen van die persoon liggen, zodat die persoon niet meer weg kan komen.
12. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Middelburg op 9 juni 2011, doorgenummerde pagina’s 1-16, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van de deskundige [deskundige]:
Extra lood in de zakken aan de voorkant van het vest kan onbalans veroorzaken.
Een instructeur moet altijd zicht hebben op zijn cursisten. Dit wordt bij de NOB (het hof begrijpt: Nederlandse Onderwatersport Bond) in de opleiding tot instructeur ook zo geleerd.
In de situatie dat een instructeur een cursist achterlaat is het gebruikelijk om het vest van de cursist op te blazen om te garanderen dat deze in het water kan blijven staan. In dat geval dient de instructeur zich ervan te vergewissen dat het vest van de cursist volledig is opgeblazen en dat de cursist die achterblijft 100% zeker weet dat hij moet blijven staan.
De instructeur zal in dat geval de achterblijvende cursist heel duidelijk moeten aanspreken en zich ervan moeten vergewissen dat die cursist hem heeft begrepen, omdat de cap van het duikpak over de oren van de cursist diens gehoor kan beperken en niet iedere cursist direct zal begrijpen wat de instructeur bedoelt.
13. Het proces-verbaal van de terechtzitting bij het gerechtshof op 8 augustus 2012, doorgenummerde pagina’s 1-31, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van de deskundige [deskundige]:
Het effect van een cap is dat het geluidremmend is, zoals bij het houden van je handen over je oren.
De houding waarin mevrouw [slachtoffer] op de bodem is aangetroffen is de normale houding van een bewusteloze sportduiker, omdat de fles het zwaarste onderdeel is. De klassieke houding bij een verdrinking is dat de fles en de billen van de duiker op de grond liggen en de benen wat omhoog steken.
Gelet op de houding waarin mevrouw [slachtoffer] is aangetroffen, moeten we concluderen dat het vest leeg was op het moment dat zij verdronk.
14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, proces-verbaalnummer 2009023329-12, doorgenummerde dossierpagina’s 68-69, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als onderzoeksbevindingen van verbalisant [verbalisant]:
Enkele duikuitrustingen werden ter plaatse onderzocht, waarvan door omstanders werd gezegd dat deze door het slachtoffer gebruikt waren.
In de beide zakken van het trim-/reddingsvest trof ik 1 kilo lood aan.
Nabij deze duikuitrustingstukken lag een loodgordel met daaraan 6 kilo loodballast. Dit brengt de totale hoeveelheid loodballast op 8 kilo, welke door het slachtoffer gebruikt zou zijn.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden als verwoord in de pleitnota – integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De verdediging is in een uitvoerige pleitnota ingegaan op alle aspecten van deze zaak en heeft geconcludeerd dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt, in de zin van strafrechtelijke schuld, aan hetgeen [slachtoffer] is overkomen. Verdachte heeft op alle onderdelen steeds gehandeld zoals van een ervaren instructeur bij een initiatieduik verwacht mag worden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Het hof stelt bij de beoordeling het volgende voorop: verdachte is een volledig gecertificeerde duikinstructeur met vele jaren ervaring.
Hij is eveneens bevoegd tot het geven van de PADI Discover Scuba Diving cursus. Van deze cursus zijn de brochures ter zitting overgelegd en de verdediging heeft ook een vergelijking gemaakt tussen deze PADI cursus en de initiatieduik. Wat voorop staat bij de PADI Discover Scuba Diving voor beginnelingen is de onder begeleiding van een instructeur zorgvuldige voorbereiding van en het wennen aan het ademen onder water met perslucht, alvorens er wordt overgegaan tot een duik in open water. Deze voorbereiding geschiedt onder leiding van een instructeur in een zwembad gedurende een halve dag.
Het hof stelt met de verdediging vast dat een introductieduik direct in het open water niet gelijk gesteld kan worden met een dergelijke PADI Discover Scuba Diving cursus.
Wel gaat het hof ervan uit dat, nu er geen voorafgaande gewenning plaats vindt aan het duiken onder gecontroleerde omstandigheden zoals die zich in een zwembad voordoen, en de introductieduik enkel wordt voorafgegaan door een korte instructie op het droge waarna de introductie verder wordt opgebouwd in het open water en de instructeur het opblazen en leeglopen van de jackets bedient, dit van een instructeur vereist dat deze in het open water voortdurend de situatie waarin zijn cursisten zich bevinden onder controle heeft en dat hij zicht op hen heeft, en dat zijn communicatie met de cursisten over de te volgen stappen en de situatie ter plaatse aan geen enkel misverstand onderhevig is.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte, in de uitoefening van zijn beroep als duikinstructeur, op 29 juli 2009, een initiatieduik heeft willen maken in De Grevelingen met twee personen zonder enige duikervaring, te weten het latere slachtoffer [slachtoffer] en medecursist [getuige 1]. Verdachte heeft hen op de kant een korte uitleg gegeven over de duikapparatuur en de te volgen duikprocedures aan de hand van een aantal sheets. Een herhaling daarvan en een nadere uitleg zou volgen wanneer zij zich in het water bevonden, voorafgaand aan de daadwerkelijke duik.
Verdachte heeft de cursisten vervolgens een duikuitrusting aangemeten en daarna zijn zij gedrieën De Grevelingen ingelopen. In het water heeft verdachte hen de vinnen aangedaan en heeft hij hen via de ademautomaat laten ademen met het hoofd onder water. Vervolgens heeft verdachte getest of [slachtoffer] voldoende zwaar was om te kunnen duiken.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte daartoe [slachtoffer] volgens vaste procedure op de buik op de bodem heeft geduwd en heeft vastgesteld dat [slachtoffer] te weinig gewicht had om bij een duik onder water te blijven. Daartoe heeft verdachte eerst de lucht uit het vest moeten laten. Hij heeft [slachtoffer] vervolgens overeind geholpen en daarna iemand aan de kant gevraagd om lood bij te halen ten einde [slachtoffer] te verzwaren. Volgens verdachte heeft hij vervolgens uit eigen voorraad twee kilo lood in de zakken van het vest van [slachtoffer] gestopt.
Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij daarna, teneinde te kunnen vaststellen of [slachtoffer] over voldoende gewicht beschikte, haar weer ter controle onder water heeft geduwd. Het hof volgt die verklaring echter niet, aangezien deze niet wordt ondersteund door de verklaringen van het slachtoffer, de medecursist [getuige 1] en de vriend van het slachtoffer. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachte dit heeft nagelaten.
Doordat verdachte na het bijloden van [slachtoffer] niet meer had gecheckt of zij voldoende bijgelood was, wist verdachte derhalve niet of [slachtoffer] na het bijloden nu te veel, nog steeds te weinig of precies voldoende lood in haar trimjacket had. Verdachte heeft daarmee nagelaten zich er van te vergewissen welk effect dit extra lood op het drijfvermogen of de stabiliteit van [slachtoffer] had.
Uit de verklaring van verdachte en van [slachtoffer] volgt dat verdachte zich daarop tot medecursist [getuige 1] heeft gewend die zich nog niet zo comfortabel voelde en dat verdachte vervolgens met [getuige 1] onder water is gegaan. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich – alvorens onder water te gaan – eerst uitdrukkelijk tot [slachtoffer] heeft gewend met de mededeling dat zij moest blijven staan en wachten.
Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt weliswaar dat verdachte iets tegen haar heeft gezegd, namelijk: “[verdachte] zei, dat hij samen met [getuige 1] onder water zou gaan en dicht bij hem zou blijven” (blz. 25), echter niet dat zij verstaan en begrepen heeft dat zij moest blijven staan en wachten. In tegendeel: zij merkt op dat [verdachte] niets tegen haar heeft gezegd en zij heeft vervolgens ook volstrekt op tegenovergestelde wijze gehandeld vanuit de gedachte dat ze moest zorgen dat zij toen onder water mee moest gaan. Dus wat er ook van zij van de verklaring van verdachte, zo hij al gezegd heeft dat [slachtoffer] moest blijven staan, hij heeft zich er in ieder geval niet van vergewist dat [slachtoffer] hem had verstaan en hem had begrepen, terwijl dat naar oordeel van het hof onder die omstandigheden wel geboden was. Daarbij neem het hof in overweging dat verdachte ook nog niet had vastgesteld welk effect de twee kilo extra gewicht op de stabiliteit van [slachtoffer] zou hebben. Door onder die omstandigheden alleen met [getuige 1] onder water te gaan, heeft verdachte onvoldoende aandacht aan [slachtoffer] gegeven en daarbij zelfs [slachtoffer] uit het oog verloren. Voor verdachte was de hele gang van zaken weliswaar gesneden koek, maar dat gold niet voor [slachtoffer], die voor het eerst van haar leven een initiatieduik maakte en derhalve volstrekt onwetend was van de gang der zaken. Zoals de deskundige heeft verklaard, is een initiatieduik een hele belevenis, zodat cursisten niet alles horen wat je zegt. Dat is de praktijk volgens de deskundige. Dat klemt naar het oordeel van het hof temeer nu de cursisten een cap dragen en het effect van een cap is dat het geluidremmend is, zoals bij het houden van je handen over je oren, zoals de deskundige heeft verklaard.
Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt tevens dat zij ook nog onvoldoende vertrouwd was met de ademautomaat, want eenmaal onder water had ze het gevoel dat ze water in het mondstuk kreeg en steeds meer water in de mond kreeg. Ze wilde naar de oppervlakte maar bemerkte dat ze op de plek waar ze zich bevond niet meer kon staan. Hieruit leidt het hof af dat zij onvoldoende vertrouwd was met de werking van de duikapparatuur en mitsdien de instructeur haar onvoldoende uitleg, waaronder ook wordt begrepen training, heeft gegeven en haar derhalve niet uit het zicht had mogen verliezen door met een andere cursist onder water te gaan, terwijl toezicht op haar door hem niet was gewaarborgd.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ook verklaard dat hij de cursisten weliswaar op het droge een keer de lucht in en uit het vest laat blazen, maar dat hij vervolgens uitdrukkelijk de instructie geeft dat in het water de cursisten dat niet zelf mogen doen.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen – nu verdachte hieromtrent wisselend heeft verklaard en [slachtoffer] daarover niets heeft verklaard – of het trimjacket van [slachtoffer] op het moment dat verdachte samen met [getuige 1] onder water ging en zij aan de oppervlakte achterbleef, geheel dan wel deels dan wel niet was opgeblazen. Het hof is dienaangaande van oordeel dat, zelfs als ervan zou moeten worden uitgegaan dat [slachtoffer] uit eigener beweging en in strijd met de instructie van verdachte het trimjacket heeft ontlucht, zulks de nalatigheid van verdachte niet opheft. Immers, verdachte had deze beginnend cursist, van wie hij niet wilde dat zij het jacket bediende, continu in het oog moeten houden, dan wel het toezicht op haar moeten waarborgen en hij had zich ervan moeten vergewissen dat [slachtoffer] zijn instructies totdat hij met [getuige 1] weer boven water zou komen had begrepen.
Gelet op de normstelling waarvan het hof bij zijn beoordeling uitgaat en gelet op
de feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam is geweest als gediplomeerd duikinstructeur ten opzichte van [slachtoffer] die voor de eerste keer deelnam aan een duikinitiatie met perslucht in open water.
Ondanks de adequate reactie van verdachte en de succesvolle reanimatie door middel van beademing, heeft [slachtoffer] door te lang zonder voldoende luchttoevoer onder water te hebben verbleven vervuild water in haar longen gekregen, waardoor zij een zware longontsteking heeft opgelopen, waarvan zij nog steeds de gevolgen ondervindt. Het hof is, met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel, dat die klachten kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is [slachtoffer] (tijdelijk) verhinderd in de uitoefening van haar beroepsbezigheden,
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om nader onderzoek te laten verrichten naar de kenmerken van het door slachtoffer [slachtoffer] tijdens de introductieduik gedragen trimjacket – zoals de maat van het jacket en de geschiktheid voor de daaraan gehangen ademgascilinder van 10 liter – in het geval het hof dit van doorslaggevend belang zou achten voor een bewezenverklaring van het feit.
Dit verzoek tot nader onderzoek behoeft geen nadere bespreking aangezien de voorwaarde die aan dit verzoek ten grondslag ligt niet is vervuld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt en zodanig lichamelijk letsel bekomt dat daaruit verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, terwijl het misdrijf wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De rechtbank Middelburg heeft verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft zich achter deze strafoplegging geschaard.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, in geval van een veroordeling, liever een taakstraf te verrichten – waartoe hij ook in staat is – dan een gevangenisstraf opgelegd te krijgen.
Het hof overweegt omtrent de strafoplegging als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Door aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam handelen van verdachte is een beginnend cursist bij een zogenaamde initiatieduik in de Grevelingen bijna verdronken en heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast is wordt zij dientengevolge belemmerd in haar beroepsuitoefening.
Bij de straftoemeting heeft het hof daarnaast acht geslagen op de omstandigheid dat sinds het duikongeval reeds 3,5 jaren zijn verstreken en op de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 december 2012, nog niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende, kan het hof zich vinden in de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 308 en 309 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Oort, griffier,
en op 30 januari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.