GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.087.906/01
arrest van 5 februari 2013
Stichting BrabantWonen,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als BrabantWonen
advocaat: mr. Y.A.W.M. Molkenboer te Oss,
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde]
advocaat: mr. G.A. Verstijnen te Oss,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 28 februari 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch onder zaaknummer 710652 en rolnummer CV EXPL 10-8006 gewezen vonnis van 21 april 2011.
6. Het tussenarrest van 28 februari 2012
Bij genoemd arrest heeft het hof BrabantWonen toegelaten tot bewijslevering en iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.1. BrabantWonen heeft ter zitting van 23 mei 2012 vier getuigen doen horen. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de gedingstukken bevindt.
7.2. BrabantWonen heeft vervolgens bij akte van 5 juni 2012 nadere producties in het geding gebracht.
7.3. [geïntimeerde] heeft ter zitting van 25 september 2012 twee getuigen in contra-enquête doen horen. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de gedingstukken bevindt.
7.4. BrabantWonen heeft een memorie na enquête genomen.
7.5. [geïntimeerde] heeft onder overlegging van een productie een antwoordmemorie na enquête genomen.
7.6. Tot slot hebben de partijen aanvullend gefourneerd en wederom uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1.1. Bij het tussenarrest van 28 februari 2012 heeft het hof BrabantWonen toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] in de periode van 2009 tot heden op onrechtmatige wijze overlast heeft veroorzaakt aan zijn omwonenden.
8.1.2. Ter levering van dit bewijs heeft BrabantWonen vier getuigen laten horen, te weten:
- [onderbuurman], onderbuurman van [geïntimeerde];
- [buurman], buurman van [geïntimeerde];
- [voormalig onderbuurman], voormalig onderbuurman van [geïntimeerde];
- [projectleider], projectleider wijkontwikkeling bij BrabantWonen.
In contra-enquête zijn twee getuigen gehoord, namelijk [geïntimeerde] zelf en [kennis], een kennis van [geïntimeerde].
8.2.1. De verklaring van [onderbuurman] komt samengevat op het volgende neer.
[onderbuurman] is met zijn echtgenote begin februari 2008 in de woning onder de door [geïntimeerde] gehuurde woning gaan wonen. [onderbuurman] en zijn echtgenote hebben in de hele periode vanaf begin 2008 tot aan de datum van het getuigenverhoor met grote regelmaat geluidsoverlast ervaren van [geïntimeerde] tijdens de voor de nachtrust bestemde uren. Deze geluidsoverlast bestond onder meer uit gerommel in de badkamer, getimmer en geklop en het veroorzaken van schrapende geluiden. De door [onderbuurman] opgestelde schriftelijke overzichten van overlast die in het geding zijn gebracht zijn geheel naar waarheid opgesteld. Als bij [geïntimeerde] werd aangebeld op momenten dat hij geluidsoverlast veroorzaakte, deed hij de deur niet open. Als [onderbuurman] [geïntimeerde] op andere momenten aanspraak over de overlast, negeerde [geïntimeerde] [onderbuurman] eenvoudigweg.
8.2.2. De verklaring van [buurman] komt samengevat op het volgende neer.
[buurman] woont al ruim 17 jaar in zijn huidige woning. Vanaf het moment dat [geïntimeerde] naast [buurman] kwam wonen, heeft [buurman] door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast ondervonden. Toen [buurman] daarover klaagde bij [geïntimeerde] schold [geïntimeerde] [buurman] uit. De schriftelijke verklaringen van [buurman] die zich in het dossier bevinden zijn naar waarheid opgesteld. De overlast is tot op de dag van het getuigenverhoor doorgegaan. [geïntimeerde] komt thuis met allerlei tweedehands spullen en gaat die dan tijdens de voor de nachtrust bestemde uren schoonmaken. [buurman] heeft een aantal keren bij [geïntimeerde] aangebeld als hij in de nacht overlast veroorzaakte maar [geïntimeerde] deed dan de deur niet open.
8.2.3. [voormalig onderbuurman] heeft verklaard dat hij 23 jaar heeft gewoond in de woning waar [onderbuurman] nu woont. Ook [voormalig onderbuurman] heeft verklaard over geluidsoverlast die hij en zijn echtgenote tijdens de voor de nachtrust bestemde uren hebben ondervonden van [geïntimeerde] (schrapende geluiden, stofzuigen, timmergeluiden, zaaggeluiden). Verder heeft [voormalig onderbuurman] net als [onderbuurman] en [buurman] verklaard dat hij herhaaldelijk heeft geprobeerd om [geïntimeerde] aan te spreken over de door hem veroorzaakte overlast. Volgens [voormalig onderbuurman] viel er echter eenvoudigweg niet met [geïntimeerde] over te praten omdat [geïntimeerde] zich dan omdraaide en wegliep.
8.2.4. [projectleider] heeft onder meer verklaard dat hij als medewerker sociaal beheer van BrabantWonen klachten heeft ontvangen over door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast. [projectleider] is toen een aantal keren bij [geïntimeerde] aan de deur geweest maar er werd dan niet opgedaan. [projectleider] heeft ook kaartjes achtergelaten met het verzoek om contact op te nemen maar [geïntimeerde] heeft daar niet op gereageerd. Uiteindelijk is het toch gekomen tot een gesprek tussen [projectleider] en [geïntimeerde] over de klachten over geluidsoverlast. Dit gesprek heeft echter niet het beoogde resultaat gehad.
8.3.1. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [onderbuurman], [buurman], [voormalig onderbuurman] en [projectleider]. De getuigen hebben tijdens het getuigenverhoor een integere indruk gemaakt op de raadsheer-commissaris. Uit de verklaringen blijkt dat [geïntimeerde] aanhoudend overlast heeft veroorzaakt. Deze overlast moet door de aard ervan (relevante geluidsoverlast tijdens de voor de nachtrust bestemde uren) en met name ook het aanhoudende karakter ervan als ernstig worden gekwalificeerd.
8.3.2. In contra-enquête is een verklaring afgelegd door [kennis]. [kennis] heeft verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat [geïntimeerde] geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Het hof hecht aan dit onderdeel van de verklaring van [kennis] weinig waarde omdat [kennis] tevens heeft verklaard dat hij [geïntimeerde] pas drie weken kent. [kennis] heeft verder verklaard dat het complex van woningen waar [geïntimeerde] woont, nogal gehorig is. Ook dat kan naar het oordeel van het hof niet in het voordeel van [geïntimeerde] werken. Juist indien sprake is van gehorige woningen, dienen de bewoners rekening te houden met elkaar. Het staat [geïntimeerde] vrij om een afwijkend leefpatroon te hanteren maar hij moet zich daarbij dan wel zodanig gedragen dat de overlast voor omwonenden tot een minimum wordt beperkt (zie in dezelfde zin HR 2-10-1992, LJN: ZC0701). Op grond van de verklaringen van de gehoorde getuigen staat naar het oordeel van het hof vast dat [geïntimeerde] op dit punt zodanig ernstig tekort geschoten is in de nakoming van zijn huurdersverplichtingen dat dit onrechtmatige overlast jegens de omwonenden oplevert. [geïntimeerde] heeft zich ook in het geheel niet toegankelijk getoond voor pogingen van [onderbuurman], [buurman] en [voormalig onderbuurman] om de overlast bespreekbaar te maken. Pogingen van BrabantWonen om de overlast te doen stoppen zijn ook gestrand.
8.3.3. [geïntimeerde] zelf heeft in contra-enquête ontkend dat hij tijdens de voor de nachtrust bestemde uren geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Het hof acht deze verklaring niet geloofwaardig tegenover de duidelijke en eensluidende verklaringen van [onderbuurman], [buurman] en [voormalig onderbuurman]. Dat [geïntimeerde] aanvankelijk in het geheel niet heeft gereageerd op pogingen van BrabantWonen om in gesprek te komen pleit ook niet in het voordeel van [geïntimeerde].
8.3.4. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie na enquête nog aangevoerd dat de door [onderbuurman], [buurman] en [voormalig onderbuurman] ervaren geluidsoverlast mogelijk door een andere bewoner in het complex is veroorzaakt. Het hof acht dat in het geheel niet aannemelijk gelet op hetgeen uit het dossier blijkt over de locatie waar de woningen zich in het complex bevinden en de duidelijke en concrete verklaringen van [onderbuurman], [buurman] en [voormalig onderbuurman].
8.4.1. Het hof concludeert dat BrabantWonen erin geslaagd is om te bewijzen dat [geïntimeerde] in de periode van 2009 tot heden op onrechtmatige wijze geluidsoverlast heeft veroorzaakt aan zijn omwonenden. Dit levert een tekortkoming van [geïntimeerde] op in de nakoming van de huurovereenkomst. Naar het oordeel van het hof is deze tekortkoming niet van zodanig geringe betekenis dat de ontbinding van de huurovereenkomst er niet door gerechtvaardigd is. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat pogingen van de omwonenden en van BrabantWonen om de overlast met [geïntimeerde] bespreekbaar te maken en zo tot een beëindiging van de overlast te komen, geen resultaat hebben gehad. Als gevolg bestaat de overlastsituatie al meerdere jaren. Dit is [geïntimeerde] aan te rekenen.
8.4.2. Een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van zijn huurwoning zijn ingrijpende maatregelen. Naar het oordeel van het hof zijn deze maatregelen in dit geval echter gerechtvaardigd. Grief III slaagt dus. Het hof zal het beroepen vonnis vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de huurovereenkomst tussen BrabantWonen en [geïntimeerde] ontbinden. Het hof zal [geïntimeerde] veroordelen om het gehuurde te ontruimen. Het hof zal de ontruimingstermijn stellen op vier weken te rekenen vanaf de datum van dit arrest. De door BrabantWonen gevraagde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie, kan niet worden toegewezen, omdat de ontruiming ingevolge artikel 556 Rv altijd door de deurwaarder geschiedt. De deurwaarder behoeft geen machtiging om de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer te leggen en hij kan daarbij, indien hem dit noodzakelijk voorkomt, de hulp van politie inroepen.
8.5. Grief IV is gericht tegen de veroordeling van BrabantWonen in de kosten van het geding in eerste aanleg. Ook deze grief slaagt. Omdat de vorderingen van BrabantWonen grotendeels worden toegewezen zal het hof [geïntimeerde] veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg. [geïntimeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij tevens veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
8.6. Dit arrest wordt, zoals door BrabantWonen bij appeldagvaarding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
vernietigt het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch onder zaaknummer 710652 en rolnummer CV EXPL 10-8006 tussen partijen gewezen vonnis van 21 april 2011 en, opnieuw rechtdoende:
ontbindt de tussen BrabantWonen en [geïntimeerde] geldende huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straatnaam] [huisnummer] te [plaats];
veroordeelt [geïntimeerde] om die woning met alle personen en zaken die daarin van zijnentwege verblijven binnen vier weken na de datum van dit arrest te verlaten en te ontruimen onder afgifte van de sleutels aan BrabantWonen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van BrabantWonen tot op heden begroot op € 73,89 aan dagvaardingskosten, € 298,-- aan vast recht en € 300,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van BrabantWonen tot op heden begroot op € 76,31 aan dagvaardingskosten, € 649,-- aan vast recht en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 februari 2013.