3.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [Meubelstoffeerderij] heeft tot 1 september 2007 aan de [vestigingsadres A.] te [vestigingsplaats A.] een meubelstoffeerderij geëxploiteerd. [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] heeft tot 1 september 2007 aan de [vestigingsadres B.] te [vestigingsplaats B.] een meubelstoffeerderij geëxploiteerd.
b) [Meubelstoffeerderij] en [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] hebben hun ondernemingen met ingang van 1 september 2007 laten fuseren en zij zijn daartoe met ingang van die datum een vof aangegaan.
c) De vof is met ingang van 1 september 2007 de bedrijfsruimte aan de [vestigingsadres A.] gaan huren van [Meubelstoffeerderij]. Bij het opstellen van de huurovereenkomst is gebruik gemaakt van het model “HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE EN ANDERE BEDRIJFSRUIMTE in de zin van artikel 7:230a BW” (model ROZ 2003).
d) Het gehuurde is in artikel 1.1 van de huurovereenkomst omschreven als: “een bedrijfsruimte met kantoor, kantine, toilet, magazijn ca., gelegen op de begane grond en een showroom/magazijn op de eerste verdieping alsmede afsluitbaar parkeerterrein”.
In artikel 1.2 van de huurovereenkomst staat dat het gehuurde door of vanwege de huurder uitsluitend zal worden bestemd om te worden gebruikt als meubelstoffeerderijbedrijf.
e) Artikel 13.3 van de tussen [Meubelstoffeerderij] en [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] gesloten vof-overeenkomst luidt als volgt:
“Bij beëindiging van de vennootschap behoudt de overblijvende vennoot het gebruiksrecht van het onroerend goed tegen de vastgestelde vergoeding. Het gebruiksrecht zal nader vastgelegd worden in een huurovereenkomst, waarin tevens een koopoptie van het pand wordt opgenomen.”
f) [Meubelstoffeerderij] en [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] hebben besloten de vof per 1 januari 2010 te laten eindigen. Zij hebben daartoe een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“1.1 De vennootschap eindigt door ontbinding op 1 januari 2010. [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] zal de vennootschap met alle lusten en lasten voortzetten. [Meubelstoffeerderij] zal uit de vennootschap treden.
3.1 De door de vennootschap gehuurde bedrijfsruimte is (...) eigendom van [Meubelstoffeerderij]. Ingevolge het in de huurovereenkomst bepaalde zal [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] deze overeenkomst als huurder voortzetten (…).
3.2 Conform de gesloten huurovereenkomst eindigt de huur per 1 september 2011 indien deze thans zou worden opgezegd. Voor zover dit nog niet is geschied zegt [Meubelstoffeerderij] hierdoor deze huurovereenkomst op waarbij [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] de goede ontvangst van deze huuropzegging bevestigt en tevens de afwijkende vorm van opzegging (maar niet de opzegging zelf) accepteert.
3.3 [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] kan op dit moment niet aangeven of en in hoeverre zij gevolg zal geven aan deze opzegging. [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] houdt zich ter zake alle rechten voor.
g) [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] heeft medio 2011 aan [Meubelstoffeerderij] kenbaar gemaakt de huur van de bedrijfsruimte aan de [vestigingsadres A.] te [vestigingsplaats A.] de komende jaren te willen voortzetten. Vervolgens heeft overleg plaatsgevonden tussen de makelaar van [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] en de makelaar van [Meubelstoffeerderij]. De makelaar van [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] heeft daarna een concept van een nieuwe huurovereenkomst aan de makelaar van [Meubelstoffeerderij] gezonden (volgens het model voor bedrijfsruimte in te zin van art. 7:290 BW, ROZ-model 2008).
h) Bij e-mail van 23 september 2011 heeft de makelaar van [Meubelstoffeerderij] aan de makelaar van [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] meegedeeld dat de inhoud van het concept niet strookt met de gemaakte afspraken. In de e-mail worden enkele correcties geformuleerd (maar geen kanttekening gemaakt over het hanteren van het model voor bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW). De e-mail gaat dan als volgt verder:
“Graag vernemen wij binnen 2 weken na heden een akkoord op bovenstaande correctieverzoeken. indien er geen huurovereenstemming op deze essentialia wordt bereikt, zal verhuurder de bedrijfsruimte per 1 januari a.s. zelf in gebruik gaan nemen en verzoekt huurder het object leeg en bezemschoon op te leveren per die datum.”
i) De gemachtigde van [Meubelstoffeerderij] heeft zekerheidshalve namens [Meubelstoffeerderij] bij e-mail van 29 februari 2012 aan de gemachtigde van [Meubel- en Revalidatiestoffeerderij] nogmaals de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 1 maart 2012.