Parketnummer : 20-000538-12
Uitspraak : 16 januari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 januari 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-820938-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [adres].
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf van 200 uren (subsidiair 100 dagen hechtenis).
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2010 te Best opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 15000 gram hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 december 2010 te Best opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 15000 gram hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsvrouwe is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de politie in de woning van verdachte, door het openen van de onder een deurmat bevindende klep naar de kruipruimte en het vervolgens openen van de in die kruipruimte aangetroffen afgesloten vuilniszakken en een weekendtas, meer heeft gedaan dan alleen ‘zoekend rondkijken’ ex artikel 9 van de Opiumwet, zodat sprake was van een doorzoeking waartoe de politie niet bevoegd was. Hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Bij gebrek aan voldoende overig bewijs moet verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het dossier volgt dat de verbalisanten [1], [2], [3] en [4] op 28 december 2010 de woning van verdachte aan [adres] te Best, met toestemming van verdachte, hebben betreden en dat zij daar een onderzoek hebben ingesteld. Uit het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pag. 28 t/m 30) blijkt dat zij de klep van de kruipruimte hebben geopend en dat in die kruipruimte vervolgens acht vuilniszakken en een grote vakantietas met ruim 15 kilogram natte hennep werd aangetroffen.
Door verdachte wordt niet betwist dat de aangetroffen hennep zijn eigendom is. De verdediging en het openbaar ministerie verschillen van mening over de vraag of het openen van de klep naar de kruipruimte valt onder ‘zoekend rondkijken’ zoals dit als bevoegdheid is gegeven in de Opiumwet. De verdediging meent van niet en stelt dat daarmee sprake is van een doorzoeking van de woning waarvoor op dat moment geen machtiging aanwezig was. Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit valt onder de bevoegdheden van artikel 9 van de Opiumwet.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Het hof stelt voorop dat de bevoegdheden van artikel 9 van de Opiumwet mede het zoekend rondkijken naar voor inbeslagneming vatbare zaken omvat. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mag de politie op grond daarvan elk vertrek van een woning betreden.
Naar het oordeel van het hof is een kruipruimte aan te merken als een ‘vertrek’ van een woning en valt het openen van een niet afgesloten klep (luik) naar die kruipruimte onder de bevoegdheden van artikel 9 van de Opiumwet. Het hof is dan ook met de advocaat-generaal van oordeel dat geen sprake is geweest van een doorzoeking.
De verdediging heeft nog gesteld dat de in de kruipruimte aangetroffen vuilniszakken en weekendtas waren afgesloten, zodat de hennep voor de verbalisanten niet zichtbaar was. Door deze zakken en de tas desondanks te openen is eveneens sprake van een doorzoekingshandeling waartoe de verbalisanten, zonder machtiging, niet bevoegd waren.
Het hof overweegt daaromtrent dat de stelling van de verdediging dat de door verbalisanten aangetroffen vuilniszakken en weekendtas waren afgesloten, geen bevestiging vindt in het dossier. Uit de foto’s in het strafdossier blijkt dat de zakken en de weekendtas niet waren afgesloten en evenmin dat die zakken zijn opengescheurd. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de hennep voor de verbalisanten zichtbaar was, waarna zij de vuilniszakken en de weekendtas in beslag hebben genomen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, nu dat het einde zou betekenen van de eigen onderneming van verdachte, terwijl hij kostwinner is voor zijn gezin met twee jonge kinderen. De verdediging heeft daarom verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met het volgende. Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte 15 kilogram hennep aanwezig heeft gehad. Dat was echter het totaalgewicht van aangetroffen natte hennep. Het hof zal bij de bepaling van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte uit gaan van een gewicht van 5 kilogram droge hennep. Het hof gaat er op basis van algemene ervaringsregels (onder meer blijkend uit het zogenaamde BOOM-rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij hennepteelt onder kunstlicht” van 1 november 2010) van uit dat een hennepplant gemiddeld 28,2 gram hennep oplevert. Aldus staat een opbrengst van 5000 gram gelijk aan het telen van 177 hennepplanten. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting volgens welke voor een hoeveelheid tussen de 100 en 500 planten een gevangenisstraf van 6 weken gebruikelijk is.
Het hof overweegt dat verdachte met de bij hem aangetroffen hoeveelheid hennep, die naar het oordeel van het hof voor wat betreft de strafoplegging gelijk gesteld wordt aan 177 hennepplanten, aan de ondergrens zit van voornoemd oriëntatiepunt van 100-500 hennepplanten. Voor het aanwezig hebben van 177 hennepplanten acht het hof in beginsel een gevangenisstraf van 3 weken een passende sanctie.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof deze gevangenisstraf omzetten in een daarmee in rechte vergelijkbare taakstraf van 42 uren.
Uit het uittreksel uit het Justitieel documentieregister blijkt dat verdachte op 8 februari 2012 is veroordeeld wegens – kort gezegd – het exploiteren van een hennepkwekerij, gepleegd in de periode van 1 juli 2009 tot en met 20 april 2010, dus gepleegd vóór 28 december 2010, de datum waarop het onderhavige feit is gepleegd. Omdat verdachte zich ondanks het feit dat hij voor de eerste hennepkwekerij was betrapt, opnieuw heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, acht het hof tevens oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld, althans zo begrijpt het hof, dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM, nu sinds het begaan van het bewezen verklaarde op 28 december 2010 meer dan twee jaar is verstreken. Het hof overweegt daartoe dat verdachte op 28 december 2010 in verzekering is gesteld nadat in zijn woning een hoeveelheid hennep werd aangetroffen en dat vervolgens binnen twee jaren vonnis zou moeten zijn gewezen. Aan die voorwaarde is ruimschoots voldaan, nu de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 27 januari 2012 vonnis heeft gewezen. Hierna heeft het hof binnen een jaar arrest gewezen. Derhalve is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn, zodat daarmee bij de strafoplegging geen rekening behoeft te worden gehouden.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, waarmee kennelijk de in beslag genomen hennep wordt bedoeld, met betrekking tot hetwelk het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1.00 STK Hennepkwekerij (goederen uit hennepkwekerij).
Aldus gewezen door
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. R.M. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 16 januari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.M. Peters is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.