In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over mishandeling en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De appellant, vertegenwoordigd door mr. O.P.N.M. Tennebroek, heeft in principaal appel een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.F.P.M. Brogtrop. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en een vonnis van de rechtbank Breda. De appellant heeft de geïntimeerde mishandeld, wat heeft geleid tot een dubbele kaakfractuur en arbeidsongeschiktheid. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van medische verklaringen en de mate van arbeidsongeschiktheid van de geïntimeerde. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde gedurende twee weken volledig en twee weken voor 50% arbeidsongeschikt is geweest, wat leidt tot een toewijsbare schadevergoeding van €4.500,00 voor arbeidsvermogensschade. Daarnaast is er een vordering voor smartengeld van €10.000,00 door de geïntimeerde ingediend, maar het hof heeft dit bedrag verlaagd naar €1.750,00, rekening houdend met de ernst van het letsel en vergelijkbare uitspraken. De rechtbank had eerder een bedrag van €5.000,00 toegewezen, wat het hof te hoog achtte. De vordering voor een varifocusbril van €500,00 is door het hof bevestigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de smartengeldvergoeding en de varifocusbril, en heeft een totaalbedrag van €2.250,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 oktober 2006. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van de geïntimeerde, waarbij de appellant als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.