Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het tussenarrest van 17 augustus 2010
6 Het verdere verloop van de procedure
7.De gronden van het hoger beroep
8.De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel appel
“
Door middel van deze brief bevestig ik de gebeurtenissen van donderdag 5 februari 2009:
nietig is dan wel is vernietigd en de arbeidsovereenkomst heeft voortgeduurd tot en
- veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] te voldoen vanaf 5 februari 2009 tot en
- veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] te voldoen vanaf 5 februari 2009 tot en
[geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Het hof acht de eiswijziging toelaatbaar en zal verder uitgaan van de gewijzigde eis.
Ontvankelijkheid[appellant] voert in zijn memorie van antwoord in incidenteel appel aan dat [geïntimeerde] niet-ontvankelijk is in zijn incidenteel appel. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] zich neergelegd bij het vonnis en heeft [geïntimeerde] het incidenteel beroep te laat ingesteld door te wachten tot de memorie van antwoord.
Dit verweer faalt. De enkele voldoening aan een uitspraak door [geïntimeerde], in dit geval klaarblijkelijk betaling van de proceskosten in reconventie, levert geen berusting op als bedoeld in artikel 334 Rv, nu uit het enkele feit dat een procespartij zonder sommatie of uitnodiging en zonder het kenbaar maken van een voorbehoud heeft voldaan aan de uitspraak van de rechter in eerste aanleg, niet de conclusie rechtvaardigt dat hij na de uitspraak ondubbelzinnig heeft doen blijken dat hij zich bij de uitspraak heeft neergelegd (vergelijk HR 8 februari 1991, LJN: ZC0146).
Artikel 339 lid 3 Rv bepaalt voorts dat de geïntimeerde incidenteel beroep kan instellen, zelfs na afloop van de in lid 1 vermelde beroepstermijn van drie maanden en na berusting – waarvan in deze geen sprake is - in het vonnis. Voorts blijkt uit artikel 339 lid 3 Rv dat het incidenteel appel (in beginsel) bij memorie van antwoord wordt ingesteld.
Gezien het voorgaande is het bewijsaanbod van [appellant] in punt 2.1. van zijn memorie van antwoord in incidenteel appel niet ter zake dienend.