2.2.Het door [verzoekster] ingediende wrakingsverzoek is gericht tegen mrs. Renckens en Mertens-Steeghs. Voor zover het is gericht tegen mr. Mertens-Steeghs heeft [verzoekster] daartoe het volgende aangevoerd:
a. In een beschikking van 28 juli 2011 in een andere procedure (HV 200.087.568/01), behandeld door een kamer waarvan mr. Mertens-Steeghs de voorzitter was, kwam het hof tot het oordeel dat [verzoekster] de vader van [verzoeker 2] bewust dan wel onbewust in ernstige mate diskwalificeert, terwijl de raadsonderzoeker ter zitting nu juist had verklaard dat in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming ten onrechte was opgenomen dat [verzoekster] de vader van [verzoeker 2] diskwalificeert. Gelet daarop bestaat weinig vertrouwen in de onpartijdigheid van mr. Mertens-Steeghs.
b. In een andere, eerdere procedure (HV 200.087.719/01) die in september 2011 door mr. Mertens-Steeghs als voorzitter zou worden behandeld, heeft laatstgenoemde, toen de advocaat van [verzoekster] aankondigde haar te zullen wraken indien zij de zaak zou behandelen, zich uit de behandelende kamer teruggetrokken. Onbegrijpelijk is waarom mr. Mertens-Steeghs toch de onderhavige zaak behandelt.
c. Een in eerste aanleg door [verzoeker 1] in de onderhavige zaak ingediend wrakingsverzoek is behandeld door (onder anderen) de zus van mr. Mertens-Steeghs, [rechter].
d. Nadat de advocaat van [verzoeker 2], mr. De Winther-Meijers, ter zitting van 11 juli 2013 het woord had gekregen, had medegedeeld dat het om een principiële zaak ging en had verzocht om een principiële uitspraak, werd zij direct onderbroken door mr. Mertens-Steeghs met de mededeling dat mr. De Winther-Meijers zich diende te beperken tot de ontvankelijkheidsvraag en niet diende in te gaan op de inhoud van de zaak. Hierdoor werd het gevoel van [verzoekster] gesterkt dat mr. Mertens-Steeghs niet onpartijdig was.
Voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Renckens heeft [verzoekster] het volgende aangevoerd:
e. Toen de behandelende kamer zich na de mondelinge wraking had teruggetrokken voor beraad en weer plaatsnam in de zittingszaal, maakte de derde raadsheer een opmerking waarvan alleen het laatste deel kon worden verstaan, namelijk
"… belastingcenten". Aan het verzoek (van de advocaat van [verzoeker 1], mr. Korver) om de opmerking te herhalen heeft mr. Renckens, de voorzitter, niet willen voldoen. Evenmin werd ingegaan op akteverzoeken van de zijde van mr. Korver.
Deze omstandigheden bezien in samenhang met het onaangename verloop van de zitting leveren een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid op, aldus [verzoekster].