ECLI:NL:GHSHE:2013:6682

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
HV200.133.649_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders en kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is vastgesteld. De moeder verzocht om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen, omdat zij vreesde voor de veiligheid van de kinderen. De vader had eerder aangegeven geen contact te willen met de kinderen totdat zij 12 jaar oud zijn, wat het hof als een belangrijke factor beschouwde. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 november 2013, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg aanwezig waren. De vader was niet verschenen. Het hof oordeelde dat de moeder geen belang meer had bij haar verzoek, gezien de verklaring van de vader. Het hof wees het verzoek van de moeder af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 december 2013
Zaaknummer: HV 200.133.649/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/120698 / FA RK 13-64
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.C.J. Berden,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: geen.
Partijen worden hierna tezamen ook aangeduid als de ouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 juni 2013 en naar de beschikking van die rechtbank van 20 maart 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 september 2013, heeft de moeder verzocht om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikkingen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vader de uitoefening van zijn recht op omgang c.q. op een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te ontzeggen voor onbepaalde duur in de zin van artikel 1:253a juncto artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW), althans een zodanige regeling te treffen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
2.2.
De vader heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2013. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Berden;
  • de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw E.A.P. van den Dam;
  • de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de stichting), vertegenwoordigd door mevrouw M.E.J. Simons en mevrouw J. Huizing.
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2.
Aan de heer [de partner van de moeder], de partner van de moeder die in gezinsverband met haar en de kinderen samenwoont, is bijzondere toegang tot de zitting verleend. Hij is niet als ‘belanghebbende’ aangemerkt nu de kwestie van de omgang uitsluitend de ouders en hun minderjarige kinderen betreft en derhalve niet rechtstreeks betrekking heeft op de rechten en plichten van de partner van de moeder. De enkele omstandigheid dat die partner tevens familie- en gezinsleven heeft met de moeder en de kinderen maakt hem nog niet tot ‘belanghebbende’ in deze zaak. Niet alleen belemmert een beslissing over de omgang niet de voortzetting van dit familie- en gezinsleven door de partner en is in zoverre ook geen inmenging als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM maar ook als dit wel het geval zou zijn, is die inmenging noodzakelijk in het belang van de kinderen en niet disproportioneel nu die partner bijzondere toegang tot de zitting kan worden verleend en zo nodig ook – al dan niet op verzoek – als informant op de zitting gehoord kan worden.
2.3.3.
De zaak is wegens de onderlinge samenhang gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer HV 200.133.723/01 (inzake ondertoezichtstelling).
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 10 juni 2013;
  • de brief van de raad d.d. 25 september 2013;
  • de brief van de stichting d.d. 5 november 2013.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben van medio 2005 tot en met november 2009 een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [zoon 1.] (hierna ook: [zoon 1.]), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats],
- [zoon 2.] (hierna ook: [zoon 2.]), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats].
De vader heeft de kinderen erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.1.1.
Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 20 juni 2013 heeft de 0rechtbank [zoon 1.] en [zoon 2.] onder toezicht gesteld van de stichting. De moeder heeft hoger beroep ingesteld van deze beslissing.
3.2.
De ouders zijn in een ouderschapsplan d.d. 27/28 oktober 2010 een zorgregeling ten aanzien van [zoon 1.] en [zoon 2.] overeengekomen.
3.3.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Maastricht van 25 februari 2011 is het verzoek van de vader tot nakoming van de zorgregeling afgewezen. Het door de moeder in reconventie gevorderde contact- en gebiedsverbod is door de voorzieningenrechter eveneens afgewezen.
3.4.
Bij beschikking van 30 juni 2011 heeft de rechtbank Maastricht de in voornoemd ouderschapsplan opgenomen zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de vader en de kinderen contact hebben met elkaar:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, in onderling overleg tussen partijen uit te breiden met extra dagen c.q. uren;
- gedurende de helft van de vakanties.
3.5.
Bij brief van de moeder van 14 november 2012 heeft zij aan de vader laten weten dat zij de zorgregeling stopzet, totdat het onderzoek naar mishandeling van de kinderen is afgerond.
3.6.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg van 23 januari 2013 is bepaald dat de vader gerechtigd is tot contact met de kinderen eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 14.00 uur tot 17.00 uur, ingaande zaterdag 26 januari 2013. Tevens is een dwangsom opgelegd van € 100,-- voor iedere keer dat de moeder in strijd met de vastgestelde contactregeling handelt en is de vader gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen indien de moeder in gebreke blijft aan de contactregeling te voldoen. De voorzieningenrechter heeft voorts de raad verzocht een onderzoek te doen.
3.7.
Bij verzoekschrift, ingediend bij de rechtbank op 21 januari 2013, heeft de moeder wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen verzocht in die zin dat deze regeling voor onbepaalde duur wordt beëindigd, althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De vader heeft verweer gevoerd.
3.8.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 20 maart 2013 heeft de rechtbank de onder 3.6. vermelde beslissing van de voorzieningenrechter gewijzigd in die zin dat de contactregeling plaatsvindt onder begeleiding van [een vriendin van de moeder], een vriendin van de moeder, dan wel een andere persoon in wie beide ouders vertrouwen hebben, waarbij de vertrouwenspersoon in ieder geval bij de overdracht en zo nodig gedurende de omgang aanwezig is. De rechtbank heeft voorts de raad verzocht rapport en advies uit te brengen over de contactregeling
3.9.
De raad heeft op 13 mei 2013 rapport en advies uitgebracht.
3.10.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 20 juni 2013 heeft de rechtbank met wijziging van de onder 3.4. vermelde beschikking van 30 juni 2011 voor de duur van twee maanden de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald:
- de eerste maand verblijven de kinderen bij de vader eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- de tweede maand verblijven de kinderen bij de vader eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- vanaf de derde maand na 20 juni 2013 geldt de regeling zoals opgenomen in de onder 3.4. vermelde beschikking van 30 juni 2011.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder de vader het recht op contact met de kinderen te ontzeggen afgewezen.
3.11.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.12.
De moeder voert, kort samengevat het volgende aan. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is er sprake van een onzorgvuldig tot stand gekomen rapport en advies van de raad. Het vermoeden dat de vader de kinderen heeft mishandeld, is door de raad niet of onvoldoende onderzocht. De raad heeft niet de juiste informanten benaderd. Zo is ten onrechte geen navraag gedaan bij de politie Limburg Noord. De vader heeft een belast verleden en is bekend met agressie. De huisarts heeft aangegeven dat de vader een stoornis in de impulsbeheersing heeft. Verder blijkt uit informatie van FPP de Horst dat de vader depressieve klachten heeft. De raad heeft niet onderzocht welke risico’s voor de kinderen hieraan kleven en de rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een persoonlijkheidsonderzoek bij de vader. Uit een brief van de advocaat van de vader van 22 november 2012 blijkt dat de school aan de vader heeft bevestigd dat [zoon 1.] zelf gezegd heeft dat hij wordt geslagen door de vader. De raad heeft zonder deugdelijk onderzoek geconcludeerd dat er geen contra-indicaties voor contact bij de vader aanwezig zijn. Volgens het AMK heeft de moeder er in verband met de veiligheid van de kinderen goed aan gedaan om de contactregeling tussen de vader en de kinderen stop te zetten. De moeder vindt het onbegrijpelijk dat de raad heeft geadviseerd om de regeling weer op te starten. Ook de toenmalige gezinsvoogd kon zich hierin niet vinden. Sedert november 2012 is het contact tussen de vader en de kinderen verbroken. De vader toont geen enkele interesse meer in de kinderen.
Gelet op al het voorgaande heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder de vader het recht op contact te ontzeggen ten onrechte afgewezen.
3.13.
De raad heeft ter zitting verklaard dat het in het belang van de kinderen is dat zij zich een eigen beeld van de vader kunnen vormen. De vader moet niet uit het leven van de kinderen worden gewist. Dit is schadelijk voor hun identiteitsontwikkeling. Met hulp van de gezinsbegeleiding dient de moeder eraan te werken om positiever over de vader te gaan denken. De gezinsvoogd kan bezien hoe de veiligheid van de kinderen kan worden gegarandeerd bij eventuele contacten tussen de vader en de kinderen in de toekomst.
3.14.
De stichting heeft ter zitting verklaard dat de kinderen zich een eigen beeld van de vader moeten kunnen vormen. De vader voelt zich machteloos. Hij wil wel betrokken blijven bij de kinderen. Zo heeft hij de gezinsvoogd een kaartje en een cadeautje overhandigd om aan [zoon 2.] te geven voor zijn verjaardag. De moeder heeft veel angst voor de vader. Op dit moment respecteert de stichting de keuze van de vader om geen contact met de kinderen te hebben, maar de inzet van de stichting is om in kleine stappen te werken aan contactherstel. De vader moet een plek in het leven van de kinderen krijgen. Het tempo van de kinderen en van de moeder is daarbij van belang.
3.15.
Het hof overweegt het volgende.
3.15.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechter kan uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben. Voor de invulling van dit criterium zoekt het hof aansluiting bij de ontzeggingsgronden genoemd in artikel 1:377a lid 3 BW.
3.15.2.
Het hof stelt vast dat de vader blijkens de brief van de stichting van 5 november 2013 tegenover de gezinsvoogd kenbaar heeft gemaakt dat hij afziet van contact met de kinderen totdat zij de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt of tot het moment dat zij zelf kunnen beslissen. De vader heeft daarbij aangegeven dat hij de kinderen niet nog meer wil belasten. Het hof is van oordeel dat de moeder onder deze omstandigheden geen belang meer heeft bij haar verzoek de vader het recht op contact met de kinderen te ontzeggen. Het hof zal daarom het verzoek van de moeder in hoger beroep afwijzen.
3.15.3.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek in hoger beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. Koens, C.D.M. Lamers en A.P. van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2013.