In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige dochter]. De moeder van [minderjarige dochter] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juni 2013 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige werd verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 5 januari 2014. De moeder verzocht om vernietiging van deze beschikking en om afwijzing van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 5 juli 2012 onder toezicht staat van de stichting en sinds 5 juli 2013 uit huis is geplaatst in een pleeggezin. De moeder heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht met betrekking tot een onderzoek door het Ambulatorium, waardoor het hof niet in staat was om te beoordelen of er mogelijkheden zijn voor een (gefaseerde) thuisplaatsing van de minderjarige. Het hof heeft in eerdere beschikkingen al aangegeven dat de uithuisplaatsing van tijdelijke aard is en dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor thuisplaatsing.
De moeder heeft in haar beroepschrift en ter zitting aangevoerd dat er geen gronden zijn voor de uithuisplaatsing en dat zij openstaat voor begeleiding. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, door het gebruik van het blokkeringsrecht door de moeder, er geen recent verslag van gedragsdeskundigen beschikbaar is om de mogelijkheden voor thuisplaatsing te beoordelen. Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd. Tevens is overwogen dat de inperking van het recht op respect voor het familie- en gezinsleven, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM, gerechtvaardigd is in deze situatie.
De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het meer of anders verzochte wordt afgewezen.