ECLI:NL:GHSHE:2013:6672

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
K13/0109
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een rijksmonument en overtreding van de Monumentenwet 1988

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, de Gemeente 's-Hertogenbosch, vertegenwoordigd door haar medewerkers en bijgestaan door advocaat mr. R.J.M. Oerlemans, heeft een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van beklaagde, die wordt beschuldigd van vernieling van een rijksmonument en/of overtreding van de Monumentenwet 1988. De feiten zijn als volgt: op 19 februari 2009 heeft klaagster aangifte gedaan van vernieling van een rijksmonument, gepleegd door beklaagde. De officier van justitie heeft in 2012 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat de zaak bestuursrechtelijk was afgedaan en het belang van strafrechtelijk ingrijpen te gering was geworden. Klaagster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en uiteindelijk een klaagschrift ingediend bij het hof op 1 maart 2013. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 23 juli 2013 heeft de advocaat-generaal geadviseerd het beklag af te wijzen, maar in een tussenbeschikking van 7 augustus 2013 heeft het hof besloten beklaagde op te roepen om zijn opmerkingen te maken. Beklaagde is echter niet verschenen op de zitting van 18 november 2013. Klaagster heeft gesteld dat beklaagde, in strijd met verleende vergunningen, onherstelbare schade heeft toegebracht aan het rijksmonument door sloopwerkzaamheden uit te voeren. Het hof heeft, na beoordeling van de ernst van de feiten en de aanwijzingen in het dossier, besloten het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. J.W. de Ruijter en de raadsheren mrs. A.B.A.P.M. Ficq en F. van Beuge, in aanwezigheid van griffier mr. D.E.J. Timmermans.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K13/0109
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 december 2013 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

Gemeente 's-Hertogenbosch,

hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake vertegenwoordigd door haar medewerkers [gemachtigde], juridisch medewerker en [gemachtigde 2], buiteninspecteur,
bijgestaan door mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch,
over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:

[beklaagde],

wonende te Vught,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens vernieling van een rijksmonument en/of overtreding van de Monumentenwet 1988.

De feitelijke gang van zaken.

Op 19 februari 2009 heeft klaagster, bij monde van bovengenoemde [gemachtigde 2], aangifte gedaan van vernieling van een rijksmonument, beweerdelijk gepleegd door beklaagde.
Bij schrijven van 2 april 2012 heeft een aan de regiopolitie Brabant-Noord, district Meijerij verbonden hulpofficier van justitie aan klaagster bericht, dat besloten is om niet tot vervolging over te gaan omdat de zaak inmiddels bestuursrechtelijk is afgedaan. Na een daarop door klaagster ingediend bezwaar, heeft de officier van justitie te ’s-Hertogenbosch bij schrijven van 18 september 2012 aan klaagster bericht dat geen strafvervolging zal worden ingesteld, omdat het belang van strafrechtelijk ingrijpen te gering is geworden in verband met de tijd die inmiddels is verstreken na het plegen van het feit en gelet op de mogelijkheid om bestuurlijk in te grijpen.
Hierop heeft klaagster bij schrijven van 19 februari 2013 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 1 maart 2013, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 3 juni 2013 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 23 juli 2013 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klaagster is daarbij verschenen bij bovengenoemde vertegenwoordigers, bijgestaan door bovengenoemde advocaat.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.
Bij tussenbeschikking van 7 augustus 2013 heeft het hof bepaald dat beklaagde ingevolge artikel 12 e van het Wetboek van Strafvordering zal worden opgeroepen teneinde hem in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust.
Beklaagde is daartoe, hoewel behoorlijk opgeroepen, op 18 november 2013 niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal heeft bij die gelegenheid, in afwijking van het eerdere schriftelijk verslag, het hof geraden het beklag toe te wijzen.

De beoordeling.

Klaagster stelt dat beklaagde, in afwijking van verleende vergunningen, van het als rijksmonument te boek staande pand [adres] te ’s-Hertogenbosch een achterpui heeft gesloopt en een keldertoegang heeft gewijzigd, waarbij tevens een zijmuur gedeeltelijk werd gesloopt. Klaagster stelt dat door uitvoering van die werkzaamheden onherstelbare schade is toegebracht aan de bouwhistorische en archeologische waarden van genoemd pand.
Klaagster stelt dat beklaagde een professionele speler op de vastgoedmarkt is en doelbewust de regels heeft overtreden. Voorts stelt klaagster dat beklaagde uit is op geldelijk gewin en dat hij bestuursrechtelijke sancties incalculeert als bedrijfsrisico.
In de visie van klaagster is er sprake van vernieling als bedoeld in artikel 350 van het wetboek van strafrecht en/of van overtreding van artikel 11 van de Monumentenwet 1988.
Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van de beweerdelijk gepleegde strafbare feiten en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en - voor zover nog niet verjaard - de vervolging van beklaagde te bevelen, ter zake van de feiten waarop het beklag betrekking heeft.

De beslissing.

Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van de feiten waarop het beklag betrekking heeft.
Aldus gegeven door
mr. J.W. de Ruijter, voorzitter,
mrs. A.B.A.P.M. Ficq en F. van Beuge, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.E.J. Timmermans , griffier,
op 16 december 2013.
mr. F. van Beuge is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.