ECLI:NL:GHSHE:2013:6644

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
15 januari 2014
Zaaknummer
HV 200.137.056_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging faillietverklaring en herbeoordeling schuldsanering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de faillietverklaring van twee appellanten, [Appellant 1.] en [Appellante 2.]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 4 november 2013 de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor beide appellanten tussentijds beëindigd, omdat zij hun verplichtingen niet naar behoren nakwamen. De appellanten verzochten het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling te hervatten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2013 zijn de appellanten en hun advocaat, mr. C.A.E. van der Poel, gehoord, evenals de bewindvoerder. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder aantekeningen van de griffier en een verklaring van de vader van [Appellante 2.]. Het hof oordeelde dat het vonnis van de rechtbank niet voldoende onderbouwd was, met name met betrekking tot de berekening van het vrij te laten inkomen van de appellanten. De bewindvoerder had aangegeven dat de huidige berekeningssystematiek niet strookt met de richtlijnen van de VTLB (Vrij Te Laten Bedrag) calculator.

Het hof heeft geconcludeerd dat het onvoldoende voorgelicht was om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor herbeoordeling van de schuldsanering, waarbij de rechter-commissaris geraadpleegd dient te worden. Tot die tijd zal de schuldsanering voortgezet worden. De grieven van de appellanten behoeven geen verdere bespreking, aangezien de zaak opnieuw beoordeeld zal worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 31 december 2013
Zaaknummer: HV 200.137.056/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/12/47 R en C/02/12/48 R
in de zaak in hoger beroep van:
[Appellant 1.],
en
[Appellante 2.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [Appellant 1.] respectievelijk [Appellante 2.],
advocaat: mr. C.A.E. van der Poel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 4 november 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 november 2013, hebben appellanten ieder voor zich verzocht voormeld vonnis te vernietigen en primair te bepalen dat zij hun schuldsaneringsregeling hervatten waarna aan hen alsnog een schone lei kan worden verleend, dan wel subsidiair de toepassing van de schuldsaneringsregeling van appellanten te hervatten en te verlengen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2013. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [Appellant 1.] en [Appellante 2.], bijgestaan door mr. Van der Poel;
- de heer A. Brekelmans, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 21 oktober 2013;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 19 november 2013;
- de ter zitting door mr. Van der Poel overgelegde verklaring van de vader van [Appellante 2.], de heer[vader van appellante 2.], inhoudende (samengevat) dat de ouders van [Appellante 2.] aan [Appellant 1.] en [Appellante 2.] eind januari 2014 een bedrag van € 3.500,-- willen schenken teneinde de ontstane boedelachterstand in te lopen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 12 januari 2012 is ten aanzien van beide appellanten de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en sub d Faillissementswet (Fw) ten aanzien van beide appellanten de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 5 augustus 2013, ondertekend op 6 augustus 2013, tussentijds beëindigd, nu [Appellant 1.] en [Appellante 2.],
(artikel 350 lid 3 sub c Fw)één of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen, te weten de sollicitatieverplichting en de afdrachtverplichting, of door hun doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmeren dan wel frustreren en
(artikel 350 lid 3 sub d Fw)bovenmatige schulden doen of laten ontstaan.
Bij het ontbreken van voldoende baten voor uitdeling eindigt de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [Appellante 2.] door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (waarvan beroep).
Aangezien er baten zijn voor uitdeling verkeert [Appellant 1.] van rechtswege in staat van faillissement zodra de (beroepen) uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
3.3.
Voor de grieven en de toelichting daarop verwijst het hof naar de inhoud van het beroepschrift.
3.4.
Het hof overweegt het volgende.
3.4.1.
Bij brief d.d. 6 augustus 2013 heeft de bewindvoerder aan de rechter-commissaris onder meer verzocht het vrij te laten inkomen voor [Appellant 1.] op een bedrag van € 1.206,-- per maand vast te stellen en het vrij te laten inkomen voor [Appellante 2.] op een bedrag van € 618,-- per maand vast te stellen.
3.4.2.
In het Rapport Berekening VTLB Calculator van 5 augustus 2013, dat als bijlage is gevoegd bij voormelde brief van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris, staat (beginnend) op pagina 2 van 3 ten aanzien van de hoogte van het vrij te laten inkomen van [Appellante 2.] ter grootte van € 618,14 een - klaarblijkelijk door het rekenprogramma aangebrachte - verwijzing (‘*’) -, terwijl als toelichting onder aan de pagina het volgende wordt vermeld:
‘*) Deze partner heeft (op dit moment) een hoger vrij te laten bedrag dan het inkomen. LET OP: het is niet zo dat de vrij te laten bedragen van de partners bij elkaar opgeteld mogen worden; van elk afzonderlijk moet worden bepaald of hij/zij aan de boedel moet afdragen en zo ja hoeveel. Let hierbij op het salaris bewindvoerder.’
3.4.3.
In rechtsoverweging 3.7. van het beroepen vonnis heeft de rechtbank overwogen:
‘Hoewel de bewindvoerder heeft aangegeven dat het systeem van de schuldsanering schuldenaren in deze situatie parten speelt, te weten door de afzonderlijk te maken berekening van het vrij te laten inkomen, kan de rechtbank hier geen gewicht aan toekennen. Gelet op het feit dat schuldenaren ongehuwd samenwonen, dient voor hen een aparte berekening te worden gemaakt voor het bepalen van het vrij te laten bedrag.’
3.4.4.
Het vtlb-rapport van de werkgroep rekenmethode vtlb van Recofa, versie januari 2013 (waarbij vtlb staat voor “vrij te laten bedrag”, hierna: het vtlb-rapport) vermeldt, net zoals de versie van juli 2013, op pagina 12 dat indien beide partners in de WSNP zitten en er geen gemeenschap van goederen is”
dan moet het vtlb over een weer worden afgetrokken tot maximaal de helft van de beslagvrije voet. Als het inkomen van de partner lager is dan het berekende vtlb, dan moet het feitelijk inkomen worden afgetrokken van het vtlb van de andere partner. Dit leidt tot een cirkelredenering omdat de hoogte van het vtlb van de ene partner afhankelijk is van het vtlb van de andere partner. Met de hand is deze berekening vrijwel niet te maken. De calculator voert deze herhalingsberekening uit”.
Voorts wordt op pagina 13 van het vtlb-rapport (op dit punt gelijk aan pagina 14 van de versie van juli 2013) onder meer het volgende opgemerkt:
3 Reserverings- en arbeidstoeslag
De beslagvrije voet is, conform artikel 475 d Rv, 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. Hieronder worden twee niet-wettelijke correcties behandeld: de reserveringstoeslag en de arbeidstoeslag.
3.1
Reserveringstoeslag: 5% van de WWB-norm
De toeslag van 5% is bedoeld voor reserveringen voor grotere uitgaven, bijvoorbeeld een wasmachine, niet-verzekerde tandartskosten en dergelijke.
Deze toeslag wordt berekend over het bedrag dat over blijft na inkomensaftrek van de partner (artikel 475 d lid 3 Rv).(…)
Heeft de schuldenaar een partner en bestaat er een gemeenschap van goederen, dan wordt één berekening gemaakt en is de aftrek niet aan de orde.
Heeft de schuldenaar een partner en bestaat er geen gemeenschap van goederen, dan wordt de toeslag verdeeld over beide partners (als zij beiden in de regeling zitten) of slechts gedeeltelijk aan de schuldenaar toegekend (als hij alleen in de regeling zit).
Verdeling of toedeling van de toeslag kan er toe leiden dat de toeslag voor de schuldenaar geheel of gedeeltelijk verloren gaat in die zin dat niet wordt bereikt dat de partners samen beschikken over 95% van de bijstandsnorm. In deze situatie wordt het deel van de toeslag zonodig “overgeheveld” naar de andere partner tot een verhoging van maximaal 5% van de bijstandsnorm. Zo beschikken de partners alsnog samen over 95% van de bijstandsnorm.
(…)’
3.4.5.
Een zakelijke weergave van het vorenstaande is ter zitting in hoger beroep door het hof aan de bewindvoerder en de advocaat van [Appellant 1.] en [Appellante 2.] voorgehouden. De geciteerde passages (en de methodiek van de berekening van het vtlb bij gehuwden zonder gemeenschap van goederen) leren dat het de opzet van het vtlb rapport is dat gehuwden altijd samen over 95% van de bijstandsnorm kunnen beschikken, vermeerderd met mogelijk aan de orde zijnde toeslagen ter zake bijvoorbeeld woonlasten en/of reiskosten. Hiertoe dient zo nodig te worden “overgeheveld”.
3.4.6.
Het is onduidelijk of de in onderdeel 2.5. respectievelijk 3.1. aan de orde zijnde overheveling die moet leiden tot een situatie dat de partners tezamen kunnen beschikken over 95% van de bijstandsnorm c.a., zich in het onderhavige geval van [Appellant 1.] en [Appellante 2.], die – naar zij ter zitting van het hof desgevraagd hebben verklaard – gehuwd zijn onder huwelijksvoorwaarden steeds heeft voorgedaan, ook al maakt de Berekening VTLB Calculator van 5 augustus 2013 als zodanig wel melding van ‘totale overheveling ad € 46,57’, en is de aftrek ‘eigen inkomsten partner’ bij [Appellant 1.] (€ 421,05) minder dan die bij [Appellante 2.] (€ 595,59).
3.4.7.
De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof desgevraagd, zulks mede gezien zijn opmerking blijkens de aantekeningen van de behandeling in eerste aanleg (“
Samenwonend, twee verschillende berekeningen. Systeem nekt deze mensen. Deze gezinnen komen altijd een paar honderd euro tekort. Met z’n tweeën kom je inkomen tekort”),verklaard dat de berekeningssystematiek ingevolge de vtlb calculator, zoals blijkend uit het Rapport Berekening VTLB Calculator van 5 augustus 2013 in het geval van [Appellant 1.] en [Appellante 2.] naar zijn mening niet strookt met de inhoud van paragraaf 3.1 van het vtlb-rapport, althans met het hierboven weergegeven uitgangspunt.
3.4.8.
De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof desgevraagd verklaard dat hij dit (nog) niet met de rechter-commissaris heeft besproken.
3.4.9.
De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof verklaard dat een herziening van (de berekening van) de vrij te laten inkomens van [Appellant 1.] en [Appellante 2.] over de gehele schuldsaneringsperiode er vermoedelijk toe zal leiden dat er een wijziging (en wel een verlaging) optreedt in de hoogte van de boedelachterstand van (ten tijde van de behandeling bij de rechtbank) € 2.805,-- voor [Appellant 1.] en € 50,-- voor [Appellante 2.].
3.5.
Gezien het vorenstaande acht het hof zich onvoldoende voorgelicht om thans een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Hiertoe is immers vereist dat de boedelachterstand in beide schuldsaneringen klip en klaar vaststaat.
3.6.
Het hof zal daarom reeds het bestreden vonnis vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, teneinde deze zaak, na consultatie van de rechter-commissaris, opnieuw te behandelen en te beoordelen met inachtneming van hetgeen het hof in dit arrest heeft overwogen onder rechtsoverweging 3.4.6.
Het hof tekent hierbij aan dat de vaststelling van het vtlb exclusief aan de rechter-commissaris is opgedragen in artikel 295 lid 3 Fw, waarbij geen hoger beroep mogelijk is ingevolge artikel 315 lid 2 Fw. De rechter-commissaris is echter wel bevoegd - zo nodig - eerdere beslissingen, al dan niet expliciet genomen, te herzien. Of voor herziening aanleiding bestaat is aan de rechter-commissaris om te bezien en beoordelen. In ieder geval rust er geen taak op het hof dan wel is zij bevoegd ter zake enige beslissing te nemen.
In verband met de noodzakelijk geachte herbeoordeling zal de schuldsanering voorshands, in afwachting van die beoordeling, worden voortgezet.
3.7.
Gelet op het voorgaande behoeven de grieven van [Appellant 1.] en [Appellante 2.] thans geen bespreking.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in verband met de voortzetting van de schuldsaneringsregeling en teneinde deze zaak opnieuw te behandelen en te beoordelen met inachtneming van hetgeen het hof in dit arrest heeft overwogen onder rechtsoverweging 3.4.6.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, A.A.E. Dorsman en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.