ECLI:NL:GHSHE:2013:6365

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
31 december 2013
Zaaknummer
HD 200.102.553_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na niet-nakoming van overeenkomst van opdracht met betrekking tot financiering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A.M.F. Spera, een vordering ingesteld tegen geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.E. Kikken, naar aanleiding van een geschil over een overeenkomst van opdracht die in 2008 werd gesloten. De appellanten stelden dat zij door de geïntimeerden onjuist waren geïnformeerd over de financiering van een koopwoning, wat hen schade heeft berokkend. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 16 april 2013, waarin de appellanten werden toegelaten tot bewijslevering van hun stellingen.

Tijdens de enquête zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de appellanten zelf en hun vrienden, die bevestigden dat de geïntimeerden hen geruststelden over de financiering. De getuigenverklaringen wezen erop dat de geïntimeerden, met name [geintimeerde sub 2.], hen verzekerd hadden dat de financiering geen problemen zou opleveren. Het hof heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen elkaar bevestigen en dat er voldoende bewijs is dat de appellanten de overeenkomst van opdracht met [geintimeerde sub 2.] zijn aangegaan.

Het hof oordeelde dat de appellanten recht hebben op schadevergoeding van € 15.000,00, het bedrag dat zij in het kader van een schikking met de verkopers van de woning hebben betaald. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Maastricht en veroordeelde de geïntimeerden tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 december 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.102.553/01
arrest van 31 december 2013
in de zaak van
[appellant sub 1.],
[appellante sub 2.],
[appellante sub 3.],
allen wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. G.A.M.F. Spera te Heerlen,
tegen
1.
[geintimeerde sub 1.],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde,
niet verschenen
2.
[geintimeerde sub 2.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.F.E. Kikken,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 april 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 146667 HAZA 09-1541 gewezen vonnis van 20 juli 2011.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 16 april 2013;
- het proces-verbaal van de enquête van 20 juni 2013;
- de memorie na enquête van [appellanten c.s.] van 3 september 2013;
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest zijn [appellanten c.s.] toegelaten tot bewijslevering van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat:
1. [appellanten c.s.] met [geintimeerde sub 2.] en [geintimeerde sub 1.] in 2008 een overeenkomst van opdracht hebben gesloten; en
2. dat [geintimeerde sub 2.] en/of [geintimeerde sub 1.] vóór 2 september 2008 [appellanten c.s.] hebben verzekerd dat verkrijging van de financiering geen problemen zou opleveren, althans geruststellende mededelingen hebben gedaan van gelijke strekking.
7.2.
[appellanten c.s.] hebben in enquête mevrouw [appellante sub 2.] (appellante sub 2), de dochter van de heer en mevrouw [appellant sub 1. en appellante sub 2.], [appellante sub 3.] (appellante sub 3), [vriend van appellante sub 3.] (vriend van [appellante sub 3.]) en [vriendin van appellante sub 3.] (vriendin van [appellante sub 3.] en [vriend van appellante sub 3.]) als getuigen doen horen. [geintimeerde sub 2.] heeft geen getuigen in contra-enquête voorgebracht.
7.3.
De getuigen mevrouw Vroomen en [appellante sub 3.] hebben verklaard dat, aangezien zij geïnteresseerd waren in de koopwoning (van [verkopers koopwoning], hof) door een vriendin van [appellante sub 3.], mevrouw [vriendin van appellante sub 3.], een afspraak is gemaakt met de door mevrouw [vriendin van appellante sub 3.] aanbevolen financieel adviseur [geintimeerde sub 2.]. Volgens deze getuigen hebben voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst op 11 juli 2008 een aantal gesprekken met [geintimeerde sub 2.] plaatsgevonden. Dat was of bij [appellanten c.s.] thuis of in het huis van mevrouw [vriendin van appellante sub 3.]. Volgens de getuigen waren bij nagenoeg alle gesprekken [appellante sub 3.], de heer [appellant sub 1.] en mevrouw [vriendin van appellante sub 3.] aanwezig.
Mevrouw [appellante sub 2.] heeft verder verklaard dat zij bij twee gesprekken met [geintimeerde sub 2.] aanwezig is geweest, dat naar aanleiding van het eerste gesprek met [geintimeerde sub 2.] afspraken zijn gemaakt en dat haar echtgenoot aan [geintimeerde sub 2.] papieren moest aanleveren. Mevrouw [appellante sub 2.] heeft verklaard dat zij een optie op de koopwoning hadden genomen en dat, nadat de makelaar hen er op had gewezen dat de termijn van de optie bijna was afgelopen, [appellante sub 3.] [geintimeerde sub 2.] heeft gebeld en dat [geintimeerde sub 2.] toen heeft gezegd dat alles in orde was en dat de koopovereenkomst kon worden gesloten. De getuige heeft verklaard dat [geintimeerde sub 2.] in het begin alles heeft geregeld en dat [geintimeerde sub 1.] het daarna heeft overgenomen.
[appellante sub 3.] heeft verder verklaard dat tijdens het eerste gesprek door [geintimeerde sub 2.] is berekend of een hypotheek aan [appellanten c.s.] kon worden verleend en dat [geintimeerde sub 2.] toen heeft gezegd dat hij zou zien of hij het rond kon krijgen en dat hij dacht dat het hem zou lukken. Tijdens het derde of vierde gesprek met [geintimeerde sub 2.] is aan [geintimeerde sub 2.] een bedrag van € 500,00 betaald als voorschot op de aan [geintimeerde sub 2.] te betalen provisie. Tijdens dit gesprek heeft [geintimeerde sub 2.], aldus de getuige [appellante sub 3.], in elk geval met veel overtuiging gezegd dat het geregeld was en dat de financiering rond zou komen. Ook heeft [geintimeerde sub 2.] meermalen bevestigd dat het zou doorgaan en dat we ons geen zorgen hoefden te maken, aldus deze getuige. Toen de koopovereenkomst van 11 juli 2008 was getekend, is [geintimeerde sub 1.] in het spel gekomen. [geintimeerde sub 2.] en [geintimeerde sub 1.] werkten toen samen, volgens de verklaring van [appellante sub 3.].
7.4.
Mevrouw [appellante sub 2.] en [appellante sub 3.] zijn partij in het geding en (naast de heer [appellant sub 1.]) belast met het leveren van bewijs. De door hen als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in hun voordeel opleveren indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het de verklaring van deze partijgetuigen voldoende geloofwaardig maakt.
7.5.
Naar het oordeel van het hof is dergelijk aanvullend bewijs voorhanden.
De verklaring van [appellante sub 3.] dat aan [geintimeerde sub 2.] in het kader van de aan hem verleende opdracht een bedrag van € 500,00 is betaald als voorschot op de te betalen provisie is immers bevestigd door de getuigen [vriend van appellante sub 3.] en mevrouw [vriendin van appellante sub 3.]. De heer [vriend van appellante sub 3.] heeft als getuige verklaard dat hij een bedrag van € 500,00 aan Claudia had gegeven, dat dit bedrag in het huis van de familie [appellanten] aan [geintimeerde sub 2.] is betaald en dat bij deze betaling in elk geval [appellante sub 3.], mevrouw [vriendin van appellante sub 3.] en [vriend van appellante sub 3.] aanwezig waren. Volgens [vriend van appellante sub 3.] was dat na het sluiten van de koopovereenkomst omdat de ouders van [appellante sub 3.] toen hebben gezegd “we hebben het huis”. Mevrouw [vriendin van appellante sub 3.] heeft in gelijke zin verklaard. Volgens haar is dit bedrag betaald op de dag van het tekenen van de koopovereenkomst of kort daarna.
De getuige mevrouw [vriendin van appellante sub 3.] heeft verder de verklaringen van mevrouw [appellante sub 2.] en [appellante sub 3.] volledig bevestigd. Deze getuige heeft letterlijk verklaard:
“[geintimeerde sub 2.] heeft in dit (eerste, hof) gesprek uitgelegd welke gegevens nodig waren om een financiering aan te kunnen vragen bij de bank. Hij heeft globaal bekeken of de hypotheek haalbaar was. Hij heeft gezegd dat het volgens hem haalbaar was. Hij heeft ook in het gesprek aangegeven dat hij de financieringsaanvraag zou verzorgen. In het gesprek heeft hij gezegd dat de familie [appellanten] nadere gegevens aan moest leveren om een precieze berekening te maken.
Dit gesprek heeft ruim voor het tekenen van de voorlopige koopovereenkomst van 11 juli 2008 plaatsgevonden.
Kort daarna zijn door de familie [appellanten] de nodige papieren aangeleverd aan [geintimeerde sub 2.].
Tijdens een tweede of derde afspraak () heeft [geintimeerde sub 2.] gezegd dat het voorlopig koopcontract getekend kon worden omdat de verdiensten voldoende waren. Hij heeft gezegd dat er geen obstakels waren en dat het goed zou komen. Bij dit gesprek waren in elk geval aanwezig de heer [appellant sub 1.], [appellante sub 3.] en ik. () Deze afspraak heeft dus plaatsgevonden voordat het voorlopig koopcontract is getekend. Tijdens dit gesprek heeft [geintimeerde sub 2.] gezegd dat hij van de bank een toezegging had dat de financiering rond zou komen en dat zes weken daarna alles in orde zou zijn om in het huis te kunnen trekken, en dat ze dan dus al bij de notaris zouden zijn geweest. Ik kan me herinneren dat [geintimeerde sub 2.] tijdens dit gesprek heeft gezegd dat de familie [appellanten] kon kiezen uit meerdere banken. Hij zou kijken bij welke bank de familie [appellanten] de meest gunstige financiering zou kunnen krijgen. We hebben vertrouwd op [geintimeerde sub 2.]. ()
[geintimeerde sub 2.] heeft tijdens elke afspraak, dat waren er volgens mij vijf, gezegd dat de hypotheek door de bank was goedgekeurd. Hij heeft mij in elk geval in de waan gelaten dat alles was geregeld. [geintimeerde sub 2.] heeft dit ook gezegd tijdens de afspraak met hem waarin € 500,00 is betaald.”
7.6.
Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten c.s.] met voormelde getuigenverklaringen, die elkaar bevestigen en ondersteunen, en die niet door [geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] zijn weersproken, bewezen dat: 1. [appellanten c.s.] de overeenkomst van opdracht (ook) met [geintimeerde sub 2.] hebben gesloten; en 2. dat [geintimeerde sub 2.] vóór 2 september 2008 (uiterlijk de laatste dag waarop het financieringsvoorbehoud nog kon worden ingeroepen) [appellanten c.s.] heeft verzekerd dat de financiering rond was, althans dat verkrijging van de benodigde financiering geen probleem was.
7.7.
Het hof heeft in voormeld tussenarrest (r.o. 4.11.) reeds geoordeeld dat de door [appellanten c.s.] jegens [geintimeerde sub 1.] ingestelde subsidiaire vordering toewijsbaar is. Gelet op het bewezenverklaarde probandum is deze vordering eveneens jegens [geintimeerde sub 2.] toewijsbaar.
Dit betekent dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 15.000,00, zijnde het bedrag dat [appellanten c.s.] in het kader van de in hoofdzaak met [verkopers koopwoning] getroffen schikking hebben betaald. Voor de goede orde wijst het hof erop dat, gezien het feit dat in de hoofdzaak geen (proceskosten-)veroordeling heeft plaatsgevonden, [geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] niet in de proceskosten van de hoofdzaak kunnen worden veroordeeld.
Het hof heeft in voormeld tussenarrest (r.o. 4.11.) reeds geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten bij gebreke van een nadere onderbouwing zullen worden afgewezen.
[geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] zullen als de in het ongelijk gestelde partij (in de vrijwaringszaak) worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. De proceskosten zullen worden berekend aan de hand van het liquidatietarief II.

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Maastricht van 20 juli 2011;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] tot betaling aan [appellanten c.s.] van een bedrag van € 15.000,00;
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] (in de vrijwaringszaak) in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellanten c.s.] worden begroot:
op € 180,29 aan verschotten en op € 1.130,00 voor kosten advocaat in eerste aanleg;
op € 817,18 aan verschotten en op € 2.235,00 voor kosten advocaat voor het hoger beroep;
en voor wat betreft de nakosten op € 131,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, S. Riemens en C.W.T. Vriezen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 december 2013.