TVM c.s. zijn verzekeraars en vervoerders die schade hebben geleden ten gevolge van een of meer ladingdiefstallen.
TVM c.s. vorderen - als rechtstreeks benadeelden dan wel als gesubrogeerd in de aanspraken van benadeelden - schade die is geleden ten gevolge van:
(1) een diefstal op of omstreeks 13 maart 2004 op een haventerrein te Antwerpen (ontvreemd werd een trailercombinatie waarin een lading van vorklifts en onderdelen van het merk Daewoo);
(2) diefstal op 3 april 2005 van een trekker en een oplegger met lading (Mexx kleding) op het bedrijfsterrein van [Rental B.V.] Rental B.V. in [plaats 1];
(3) diefstal op 17 en/of 18 december 2005 van een trekker en een trailer met electronica op het bedrijfsterrein van [Transport B.V.] Transport B.V. in [vestigingsplaats 4];
(4) diefstal op 7 en/of 8 januari 2006 van een lading van diverse gereedschappen op het bedrijfsterrein van Tele [vestigingsnaam] B.V. te [vestigingsplaats 5];
(5) diefstal op 20 en/of 21 januari 2006 van een trekker op het bedrijfsterrein van Flower Circle B.V. in [plaats 2];
(6) diefstal op 20 en/of 21 januari 2006 van een trailer met reparatieonderdelen op het bedrijfsterrein van [Y.] Transport B.V. in [plaats 2];
(7) diefstal op 25 en/of 26 februari 2006 van een trekker/oplegger met lading op het bedrijfsterrein van [X.] Internationaal Transport B.V. in [vestigingsplaats 7];
Door de Bovenregionale Recherche Zuid Nederland (verder BRZN), cluster ’s-Hertogenbosch, is op 1 september 2005 in samenwerking met de Belgische Autoriteiten onderzoek (onderzoek [onderzoeksnummer]) gedaan naar grootschalige vrachtauto- en ladingdiefstallen, vermoedelijk gepleegd door een criminele organisatie. Bovenvermelde diefstallen hebben deel uitgemaakt van dat onderzoek. In het proces-verbaal van dit onderzoek (prod. 1 inl. dagv.) zijn alle geïntimeerden in een of meer zaken als verdachten aangemerkt.
Ten aanzien van de geïntimeerden 1 t/m 5 ([geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5]) is bij onherroepelijk geworden, op tegenspraak gewezen, strafvonnissen van de rechtbank Maastricht van 13 maart 2007 respectievelijk arresten van de meervoudige strafkamer van dit hof van 7 maart 2008 (t.a.v. [geïntimeerde 1]) en 19 maart 2009 ([geïntimeerde 3]) onder meer bewezen verklaard dat zij hebben deelgenomen aan, kort samengevat, een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (als diefstallen, opzet- en schuldheling). Voor [geïntimeerde 1] werd de bewezenverklaring uitgesproken voor de periode van 1 januari 2005 t/m 18 april 2006, voor [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] voor de periode van 1 november 2005 t/m 18 april 2006 en voor [geïntimeerde 2] voor de periode van 1 januari 2005 tot 1 november 2005. Het hof overwoog in het arrest in de strafzaak tegen [geïntimeerde 1] onder meer:
“Uit de bewezenverklaring blijkt onder meer dat verdachte betrokken is geweest bij een groot aantal diefstallen van - kort gezegd - vrachtauto’s met lading, veelal onder verzwarende omstandigheden (braak). deze diefstallen werden tezamen en in vereniging gepleegd met name met [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 4]. Naast verdachte, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 4] dienen ook [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 3] als deelnemers aan de organisatie te worden beschouwd . (...) Het hof leidt hieruit voorts af dat verdachte dient te worden aangemerkt als leider van de organisatie.”
De geïntimeerde 6, [geïntimeerde 6], is de vader van [geïntimeerde 1]. De geïntimeerden onder 7 en 8, [geïntimeerde 7] en [geïntimeerde 8] zijn de ouders van de geïntimeerden 4 en 5, [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5]. Laatstgenoemde [geïntimeerde 5] had een affectieve relatie met [geïntimeerde 1].
[geïntimeerde 6] is bij onherroepelijk, op tegenspraak gewezen, vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 8 november 2007 vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde deelname aan en criminele organisatie en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid daaraan. [geïntimeerde 6] werd bij voormeld vonnis veroordeeld voor schuldheling op of omstreeks 18 april 2006 van vijf laptops van het merk Hewlett Packard en schuldheling op 18 april 2006 van een sleutelset van het merk Gedore.
[geïntimeerde 1] is bij het genoemde arrest van het hof van 7 maart 2008 mede veroordeeld voor de diefstal in vereniging en met braak in de periode van 20 tot en met 21 januari 2006 in de gemeente Beverwijk van een trekker met oplegger en lading (als diefstallen (5) en (6) genoemd onder c) en diefstal in vereniging in de periode van 6 t/m 8 januari 2006 te [vestigingsplaats 5] (diefstal (4) onder d) .
(ii) terzake het delict d.d. 20 en/of 21 januari 2006 [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 73.109,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2006, aan appellante sub 2, en voormelde personen en [geïntimeerde 3] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.250,=, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 januari 2006, aan appellante sub 9; (toev. hof: het gaat hier om het in r.o. 4.1.1 onder b (6) vermelde delict);
(iii) terzake het delict d.d. 25 en/of 26 februari 2006 [geïntimeerde 2] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.090,94, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 februari 2006, aan appellante sub 1, en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,=, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 februari 2006, aan appellante sub 9;
(iv) [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van TVM c.s.;
4.1.6. TVM c.s. hebben tegen de vonnissen waarvan beroep vijftien grieven aangevoerd. Grief 1 heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis. In die grief stellen TVM c.s. alleen dat zij met de overige grieven beogen op te komen tegen het eindvonnis van de rechtbank van 29 september 2010 voor zover hun vorderingen daarbij zijn afgewezen. In lijn met hun beperking van het hoger beroep ten aanzien van de geïntimeerden 7 en 8 hebben TVM c.s. onder 5 van de memorie van grieven in dat verband alleen nog de geïntimeerden 1 t/m 6 genoemd.
De grieven 2 t/m 5 zijn gericht tegen het tussenvonnis van 12 mei 2010, de overige grieven tegen het eindvonnis van 29 september 2010. Daarvan betreft grief 15 de in r.o. 4.1.5 genoemde beslissing van de rechtbank ten aanzien van de proceskosten van het geding in eerste aanleg tussen TVM c.s. en de geïntimeerden 7 en 8.
Het hof zal de grieven deels gezamenlijk bespreken. Voor de vorderingen van TVM c.s. zal worden uitgegaan van de in hoger beroep gewijzigde vordering als vermeld in de conclusie van de memorie van grieven. Bij de beoordeling van die vorderingen zal het hof de nadere motivering en onderbouwing van TVM c.s. in hoger beroep betrekken.
4.3.2. Deze grief slaagt in zoverre dat met de in art. 6:197, tweede lid BW genoemde uitzondering
‘behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens deze artikelen mede aansprakelijk was’is beoogd een uitzondering te maken voor de subrogatie van de schadeverzekeraar in de rechten die een verzekerde heeft jegens derden met wie hij op grond van art. 6:102 BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade (toel. art. 6.197 Parl. Gesch. Inv. Boek 6, p. 1403 e.v.). De schadeverzekeraar kan, met andere woorden, voor de uitgekeerde schadevergoeding regres nemen op de op grond van onrechtmatige daad voor de schade aansprakelijke daders.
Door TVM c.s. is voorts terecht aangevoerd dat de uitsluiting in art. 6:197 lid 2 BW - zo al niet zou moeten worden aangenomen dat art. 6:166 BW ten onrechte in het rijtje van de in lid 2 genoemde nieuwe risicoaansprakelijkheden is opgenomen - in zoverre minder relevant is dat zij de verschillende deelnemers van de groep daders bovendien kunnen aanspreken en hebben aangesproken voor schade waarvoor deze op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk kunnen worden gehouden. De rechtbank is daarvan in r.o. 3.4.4 van het tussenvonnis van 12 mei 2010 ook uitgegaan.
Voor zover de rechtbank voor individuele gevallen aan die grondslag voorbij is gegaan, slaagt grief 4. Het hof zal die grondslag hierna bij de bespreking van de verschillende delicten waardoor schade is veroorzaakt betrekken.
4.4.4. Ook op de subsidiaire grondslag - een aan [geïntimeerde 6] op de voet van art. 6:162 BW persoonlijk te verwijten onrechtmatige daad - acht het hof de van [geïntimeerde 6] gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar nu, wat er van het handelen van [geïntimeerde 6] ook zij, uit het door TVM c.s. gestelde niet kan worden geconcludeerd dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd (mede) door dat handelen is veroorzaakt.
TVM c.s. hebben weliswaar verwezen naar de strafrechtelijke veroordeling van [geïntimeerde 6] wegens schuldheling, doch omtrent enige specifiek aan dat handelen van [geïntimeerde 6] toe te schrijven schade stellen zij niets concreets. Dit klemt temeer nu de, door [geïntimeerde 6] niet betwiste, schuldheling, betrekking had op bij [geïntimeerde 6] bij het strafrechtelijk onderzoek aangetroffen zaken waarvan door [geïntimeerde 6] afstand is gedaan.
4.7.8. Deze schade wordt gevorderd door appellante sub 3, [Rental B.V.] Rental. Zij vordert deze in eigen naam in opdracht van [Z.] Transport B.V. die als (onder)vervoerder door Mexx aansprakelijk is gesteld voor de schade. [Z.] Transport B.V. heeft, zo stellen TVM c.s., met de hoofdvervoerder DHL en ladingbelanghebbende Mexx een schikking weten te bereiken op grond waarvan door [Z.] Transport B.V. een bedrag van € 60.000,= is voldaan als (gedeeltelijke) schadevergoeding voor de geleden schade. [Rental B.V.] Rental vordert primair het totale bedrag van de schade (% 727.672,02) en beroept zich daarvoor op de bij de schikking gemaakte afspraak dat, indien van de aansprakelijke daders een hoger bedrag aan schadevergoeding kan worden verkregen, het meerdere alsnog aan de ladingbelanghebbende zal worden vergoed. Subsidiair vordert zij het bij de schikking overeengekomen bedrag van € 60.000,=, alsmede een bedrag van € 4.873,60 aan door [Z.] Transport B.V. gemaakte advocaatkosten. [Rental B.V.] Rental vordert daarnaast een bedrag van € 2.500,= aan eigen schade, zijnde het eigen risico voor de schade aan de voertuigen. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 5] hebben de gestelde schade gemotiveerd betwist. Volgens [geïntimeerde 5] is de schade op maximaal € 60.000,= te stellen.
4.9.3. TVM c.s. stelden in de akte uitlating na het tussenvonnis dat de ladingschade € 106.866,04 heeft bedragen. Zij verwezen daarvoor naar een brief van Allianz Verzekeringen van 8 februari 2006 (prod. 15) en naar een brief van [B.] & [C.] namens [A.] KG van 27 februari 2006 (prod. 16) waarin Tele [vestigingsnaam] voor dit bedrag aansprakelijk is gesteld . Zij stelden dat Fortis voor Tele [vestigingsnaam] B.V. een bedrag van € 21.299,60 ( € 47.299,60 minus € 26.000,= eigen risico van Tele [vestigingsnaam] B.V.) aan Gedore heeft betaald en dat dit kon blijken uit een brief van AON, de assurantiemakelaar van Fortis, van 26 juli 2007 (prod. 17). TVM c.s. vorderden betaling van een bedrag van € 27.299,60 aan Amlin (Fortis) en een bedrag van € 85.566,44 aan Tele [vestigingsnaam] B.V., het bedrag waarvoor, naar zij stelden, Tele TegelenB.V. nog aansprakelijk was jegens de ladingbelanghebbenden.
4.9.4. In de memorie van grieven hebben TVM c.s. uiteengezet dat tussen Amlin en Gedore een geschil is gerezen dat tussen partijen met een regeling in der minne is beslecht. Deze komt erop neer dat door Amlin op de derdenrekening van Van Traa advocaten een bedrag van € 42.299,60 is overgemaakt ten behoeve van de ladingbelanghebbenden en een bedrag van € 5.000,= voor juridische kosten. TVM c.s. verwijzen hiervoor naar een door hen overgelegde e-mail van 2 december 2010 van Van Traa Advocaten (prod. 83). Omdat Fortis verder het eigen risico van Tele [vestigingsnaam] heeft teruggebracht tot € 11.299,60, vorderen TVM c.s. thans betaling aan Amlin van een bedrag van € 59.392,68 (incl. € 28.093,08 aan door appellante sub 2 gemaakte advocaatkosten) en van een bedrag van € 16.000,= aan Tele [vestigingsnaam] B.V.. Hoewel TVM c.s. stellen dat Tele [vestigingsnaam] B.V. wel ten behoeve van de ladingbelanghebbenden onverkort aanspraak wil maken op de totale schade van € 106.866,04 (minus het door Fortis betaalde bedrag van € 31.299,60, dus € 75.566,44), hebben zij die vordering in de conclusie van de memorie van grieven niet opgenomen. Het hof zal daarom uitgaan van de eerst vermelde vorderingen.
4.10.3. In de akte na het tussenarrest van 12 mei 2010 stelden TVM c.s. dat appellante sub 7, [X.] door de ladingbelanghebbenden aansprakelijk is gesteld voor de ladingschade, zijnde: voor Dutch Team Computer Components B.V. € 37.500,=, voor Plieger € 32.447,54, voor Gessi SpA (verder: Gessi) € 29.337,10 en voor Bouwgros € 5.773,10 (totaal € 105.057,74. Appellante sub 1 heeft , zo stelden TVM c.s., als transportverzekeraar van [X.] een bedrag van € 5.728,94 vergoed aan Dutch Team Computer Components B.V., een bedrag van € 17.646,51 aan Plieger, een bedrag van € 8.237,= aan Gessi en een bedrag van € 2.010,= aan Bouwgros (totaal € 33.622,45). TVM c.s. vorderden betaling aan appellante sub 1 van voormeld bedrag van € 33.622,45 en aan [X.] van het resterende bedrag (€ 71.435,29).
TVM c.s. vorderden verder voor de schade aan de trekker met oplegger vergoeding aan appellante sub 1 van € 2.362,= aan bergings- en herstelkosten en aan [X.] van € 500,= eigen risico en van € 4.936,15 aan advocaatkosten wegens vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
4.10.6. Ten aanzien van de afwijzing van de bedragen waarvan TVM c.s. vorderden dat deze aan [X.] werden toegewezen overwoog de rechtbank onder meer dat niet was gebleken dat [X.] de benadeelden (Dutch Team Computer Components B.V.) voor deze bedragen schadeloos had gesteld of nog zou moeten stellen. Voor wat betreft de vordering van [X.] betreffende de schade van Dutch Team Computer Components B.V. (€ 37.500,= min het door appellante sub 1 (TVM) betaalde bedrag van € 5.728,94 ofwel € 31.771,06) behelst grief 10 geen betwisting van de afwijzing van die vordering van [X.] door de rechtbank. TVM c.s. stellen in de memorie van grieven voor wat betreft de schade van Dutch Team Computer Components B.V. thans een geheel andere vordering. TVM sub 1 beroept zich thans op een cessie ter incasso van 23 mei 2012 (prod. 90 TVM c.s.) van een vordering van Nationale Nederlanden wegens een door die verzekeraar aan haar verzekerde Dutch Team Computer Components B.V. gedane schade-uitkering van € 35.250,= (€ 37.500,= minus eigen risico van € 2.250,=). Het gaat hier derhalve om een vermeerdering van de door TVM ingestelde vordering en wel met een vordering die ten tijde van het geding in eerste aanleg aan een van de toenmalige mede-eiseressen, Nationale Nederlanden, toekwam doch door die mede-eiseres in eerste aanleg niet is ingesteld en evenmin in het door haar onafhankelijk van de andere eiseressen ingesteld hoger beroep alsnog is ingesteld. TVM c.s. hebben aan het hoofd van de memorie van grieven wel kenbaar gemaakt dat de memorie van grieven tevens een akte wijziging eis inhield maar dat deze een vermeerdering van eis inhield als hiervoor omschreven is door hen niet duidelijk aangegeven. Het hof concludeert uit de memories van antwoord van de geïntimeerden 2 en 3 dat zij deze vermeerdering van eis niet duidelijk hebben onderkend. [geïntimeerde 2] geeft er in het geheel geen blijk van dat hij deze vermeerdering van de eis van TVM heeft gesignaleerd en [geïntimeerde 3] gaat er kennelijk vanuit dat de thans door TVM ingestelde vordering aanvankelijk door Nationale Nederlanden was ingesteld. Het hof acht, mede in aanmerking genomen de niet duidelijke kenbaarheid daarvan, de vermeerdering van eis van TVM met een vordering van € 32.250,= in strijd met een goede procesorde en zal die vermeerdering daarom ambtshalve buiten beschouwing laten.
4.10.8. Voor wat betreft de schade van Gessi hebben TVM c.s. een vertaling (prod. 96) overgelegd van de aansprakelijkstelling van [X.] door Gessi bij brief van 26 november 2011 (prod. 34). De aansprakelijkstelling betrof twee facturen van respectievelijk € 29.337,10 en € 65,33. TVM verwijst voor een door haar conform de CMR-limiet gedane voor die schade gedane uitkering van € 8.237,= naar een rekeningafschrift en borderel d.d. 5/12/2007 (prod. 97) waaruit blijkt van de overmaking van voormeld bedrag van de rekening van TVM naar de rekening van Loyens & Loeff Advocaten te Amsterdam, volgens TVM c.s. de advocaat van Gessi. Gezien de vermelding bij deze betaling van hetzelfde kenmerk als bij de betaling van het bedrag van € 17.646,51 aan [X.] is vermeld in het borderel van 8/01/2007 (prod. 94), acht het hof de stelling van TVM c.s. dat het hier een betaling door TVM voor de ladingschade van de diefstal van 25 en/of 26 februari 2006 te [vestigingsplaats 7] betreft, door de geïntimeerden 2 en 3 onvoldoende gemotiveerd betwist. Grief 10 slaagt daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van de vordering. Het hof acht de vordering tot betaling van het bedrag van € 8.237,= aan TVM toewijsbaar.
Grief 10 faalt voor zover TVM c.s. daarin de afwijzing van de vordering van het resterende bedrag van de aansprakelijkstelling aan [X.] bestrijden. Nu door TVM c.s. niet is gesteld dàt door [X.] boven het door TVM overgemaakte bedrag nog enig bedrag aan Gessi is voldaan, is regres voor een dergelijke betaling niet aan de orde.
- voor zover onder 4.5 van het dictum van dat vonnis de vorderingen zijn afgewezen die hierna alsnog zullen worden toegewezen (zie de rechtsoverwegingen 4.6.4 en 4.6.5, 4.7.9, 4.9.5, 4.10.8 en 4.12.2);
4.13.2 Ten aanzien van [geïntimeerde 6] zijn appellanten in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te beschouwen, zodat zij ten aanzien van [geïntimeerde 6] in de proceskosten van het hoger beroep zullen worden verwezen. Nu [geïntimeerde 6] door dezelfde advocaat is bijgestaan als [geïntimeerde 1] en voor [geïntimeerde 6] grotendeels een eensluidend verweer is gevoerd als voor [geïntimeerde 1], zal het hof de kosten advocaat voor 1 punt van het liquidatietarief toerekenen aan [geïntimeerde 6] (tarief V).
In het geding tussen appellanten en de geïntimeerden 7 en 8 zijn beide partijen over en weer op enig punt in het ongelijk gesteld. Het hof zal de proceskosten tussen deze partijen in die zin compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat appellanten in de dagvaarding in hoger beroep expliciet kenbaar hebben gemaakt dat het hoger beroep ten aanzien van de geïntimeerden 7 en 8 beperkt was tot de beslissing over de proceskosten van de eerste aanleg. Appellanten stellen in de memorie van grieven onder 7 weliswaar dat zij jegens alle geïntimeerden het geschil in volle omvang aan het hof beogen voor te leggen doch uit het sub 5 van die memorie gestelde blijkt, en heeft ook voor de geïntimeerden 7 en 8 duidelijk moeten zijn, dat appellanten met die zinsnede louter doelden op alle geïntimeerden jegens wie zij het hoger beroep niet expliciet had beperkt. In de omstandigheid, dat de geïntimeerden 7 en 8 mogelijk meer verweer hebben gevoerd dan gezien het tegen hen ingestelde beperkt appel nodig was, ziet het hof dan ook geen reden voor een andere beslissing over de proceskosten van het hoger beroep.
Ten aanzien van de geïntimeerden 1 t/m 5 heeft het hoger beroep op verschillende onderdelen doel getroffen. Het hof ziet hierin aanleiding om de geïntimeerden 1 t/m 5 te verwijzen in de proceskosten van het door appellanten tegen hen ingestelde hoger beroep. Het hof zal de kosten van appellanten in dat hoger beroep voor wat betreft het griffierecht begroten op 3/4 van het betaalde griffierecht. Het hof zal voorts voor het salaris advocaat, in aanmerking genomen de wijziging van eis in hoger beroep en de hoogte van de toe te wijzen vorderingen, uitgaan van tarief V van het liquidatietarief. Voor de akte tevens houdende wijziging van eis van 26 februari 2013 zal geen afzonderlijke vergoeding in de begroting worden betrokken. De geïntimeerden 1 t/m 5 zullen hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van appellanten worden veroordeeld. De vordering van appellanten van de nakosten per geïntimeerde zal eveneens worden toegewezen evenals de vordering van wettelijke rente over de proceskostenveroordeling. Hetzelfde geldt voor de door appellanten gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het arrest.