3.3.Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.1.Ter zitting van het hof adviseert de raad om de raad een onderzoek te laten verrichten naar het gezag over de kinderen en de mogelijkheden voor een contactregeling. Partijen hebben desgevraagd ingestemd met dit aanbod van de raad. Gelet hierop zal het hof de raad verzoeken een onderzoek te verrichten naar het gezag over de kinderen en de mogelijkheden met betrekking tot het contact tussen de man en de kinderen.
3.4.2.Op grond van het vorenstaande zal het hof de verdere behandeling van de zaak, voor wat betreft het gezag en de contactregeling, vier maanden aanhouden, en wel tot 24 december 2013, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.4.3.Partijen zijn overeengekomen dat ten aanzien van [zoon 2] de contactregeling zoals deze door de rechtbank in de bestreden beschikking is bepaald vooralsnog in stand blijft en dat ten aanzien van [zoon 1] er vooralsnog alleen contact tussen de man en [zoon 1] plaatsvindt op initiatief van [zoon 1].
Onderhoudsbijdrage kinderen
3.5.1.De grief van de man ten aanzien van de onderhoudsbijdrage richt zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de draagkracht van de man.
3.5.2.De ingangsdatum van de vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Eigen aandeel in de kosten van de kinderen
3.5.3.Dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen € 502,00 per kind per maand bedraagt, is in hoger beroep niet in geschil.
3.5.4.Het hof stelt vast dat de ingangsdatum waarop de onderhoudsbijdrage voor de kinderen zal ingaan gelegen is na 1 april 2013. Het hof volgt de richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen, inhoudende dat de behoefte van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht voor inkomens vanaf een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 1.500,00 wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 850)]. Indien recht bestaat op fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen, dient de draagkracht met dit bedrag te worden verhoogd.
3.5.5.Het inkomen van de man bedraagt blijkens de salarisspecificatie van december 2012 € 4.200,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
Ten aanzien van de inkomsten uit de verhuur van een stuk grond is het hof van oordeel dat de man, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, zijn stelling dat hij deze huurinkomsten vanwege de financiële problemen van zijn broer, aan wie hij de grond verhuurde, niet meer heeft, onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op de weg van de man gelegen om financiële gegevens - bijvoorbeeld van zijn broer - in het geding te brengen. Het hof houdt dan ook rekening met de inkomsten uit de verhuur van een stuk grond van € 1.022,00 netto per jaar.
Evenals de rechtbank houdt het hof rekening met een forfaitair rendement van 4% in box 3 van € 154,00 per jaar.
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man op een bedrag van € 2.888,00 per maand.
3.5.6.Het inkomen van de vrouw bedraagt blijkens de salarisspecificaties van oktober en november 2012 € 1.600,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag, een onregelmatigheidstoeslag van € 24,81 bruto per maand en de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
De vrouw heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de alleenstaande-ouderkorting;
- de combinatiekorting;
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op een bedrag van € 1.587,00 per maand.
3.5.7.De draagkracht van de vrouw is volgens de formule € 183,00 per maand. De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 820,00 per maand, nog te verhogen met het fiscaal voordeel ad € 107,00 per maand, derhalve in totaal € 927,00 per maand.
3.5.8.De man verzoekt rekening te houden met zijn dubbele woonlasten daartoe stellende dat hij naast zijn eigen woonlasten de hypotheekrente betreffende de echtelijke woning betaalt en het hierbij gaat om een last die noodzakelijk is en waarvan hij zich niet kan bevrijden. Voorts stelt de man dat de bijdrage die volgt uit de draagkrachttabel vanwege deze lasten voor hem tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat hij bij deze bijdrage met zijn inkomen niet meer in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan voorzien.
3.5.9.De vrouw voert hier geen verweer tegen en heeft hetgeen daartoe door de man is gesteld niet weersproken.
3.5.10.Het hof overweegt dat tussen partijen vaststaat dat de man dubbele woonlasten heeft. Het hof gaat er vanuit dat de hypotheekrente betreffende de echtelijke woning in ieder geval tot 31 december 2014 voor de man aftrekbaar is. Het hof berekent de netto woonlasten van de man op € 612,00 per maand. Nu tussen partijen vaststaat dat de door de man genoemde financiële verplichting voldoet aan de daaraan te stellen eisen en de door de man aangevoerde cumulatieve voorwaarden, moet die last worden opgeteld bij het forfaitaire bedrag voor de kosten van levensonderhoud. De draagkracht van de man bedraagt derhalve 70% x [NBI (0,3 x NBI + € 850 + 729)] = € 310,00, nog te verhogen met het bedrag van het fiscaal voordeel ad € 107,00, derhalve € 417,00 per maand.
3.5.11.Nu de totale draagkracht van beide ouders tezamen onvoldoende is om volledig in het eigen aandeel in de kosten van de kinderen te voorzien, behoeft geen verdeling van de kosten voor de kinderen te worden gemaakt.
3.5.12.De man voert aan dat er met [zoon 2] contact plaatsvindt conform de regeling zoals de rechtbank heeft vastgesteld. Met [zoon 1] vindt er op dit moment geen contact plaats, al zou de man dit graag anders zien.
3.5.13.De vrouw stelt dat in verband met de zorgkorting ten aanzien van [zoon 2] rekening moet worden gehouden met een percentage van 15% en ten aanzien van [zoon 1] met een percentage van 0%.
3.5.14.Het hof stelt de zorgkorting ten aanzien van beide kinderen in redelijkheid vast op 15%. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat er tussen de man en [zoon 2] contact plaatsvindt conform de door de rechtbank vastgestelde regeling. Tussen [zoon 1] en de man vindt er thans weliswaar geen contact plaats, maar niet is gebleken dat de man zijn verplichtingen ter zake het contact niet nakomt.
3.5.15.Nu de draagkracht van beide ouders tezamen onvoldoende is om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien, en dit tekort groter is dan twee maal de zorgkorting vervalt de aanspraak van de man op de zorgkorting en dienen beide ouders maximaal bij te dragen in de behoefte van de kinderen.
3.5.16.Het hof stelt, nu de vrouw niet incidenteel in hoger beroep is gegaan tegen de door de rechtbank bepaalde door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, deze bijdrage derhalve vast op € 208,00 per kind per maand. Dit leidt er toe dat het hof de beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
3.6.1.De vrouw verzoekt te bepalen dat de kosten van de orthodontist, alsmede de niet-vergoede ziektekosten van de kinderen tussen partijen bij helften worden gedragen.
3.6.2.De man voert aan dat hij al naar draagkracht bijdraagt in de kosten van de kinderen en dat er geen ruimte meer is.
3.6.3.Het hof overweegt dat de door de vrouw opgevoerde kosten geacht worden in het aandeel in de kosten van de kinderen te zijn meegenomen. Bovendien heeft de vrouw nagelaten deze kosten met nadere bewijsstukken te onderbouwen. Het hof wijst dit verzoek van de vrouw dan ook af.