ECLI:NL:GHSHE:2013:6129

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
20-003125-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewelddadige woningoverval met vuurwapen en honkbalknuppel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1980, was in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot diefstal met geweld, maar het hof heeft de tenlastelegging gewijzigd naar voltooide diefstal. De zaak betreft een gewelddadige overval op een woning in Roosendaal op 18 maart 2012, waarbij de verdachte samen met twee mededaders de woning binnendrongen, de slachtoffers ernstig mishandelden en met een vuurwapen bedreigden. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben verklaard dat zij tijdens de overval met geweld zijn aangevallen, waarbij [slachtoffer 1] zelfs buiten bewustzijn raakte. De verdachte is later in een tuin aangetroffen, waar bloedsporen op zijn schoenen zijn aangetroffen die overeenkwamen met het bloed van de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers ernstig hebben mishandeld en dat er sprake was van excessief geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het delict en de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003125-12
Uitspraak : 24 december 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 11 september 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-800286-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1980,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
mogelijk wonende te [woonadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd. Voorts is een beslissing genomen ten aanzien van het beslag en zijn de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de voorwerpen met nummers 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 12 en 14 zal onttrekken aan het verkeer, de voorwerpen met nummers 4, 11, 13 en 16 zal verbeurd verklaren, van de voorwerpen met nummers 1 en 15 de teruggave aan [slachtoffer 1] zal gelasten en van het voorwerp met nummer 9 de bewaring ten behoeve van de rechthebbende zal gelasten. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat de advocaat-generaal zich voor wat betreft de toewijsbaarheid van de gevorderde kosten van rechtsbijstand heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat benadeelde partijen hierin niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en subsidiair dat de gevorderde kosten van rechtsbijstand niet kunnen worden toegewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2012 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel tegen diens lichaam heeft geslagen en/of in diens gezicht heeft gestompt/geslagen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gericht en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: “money, money, money” en/of die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2012 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel tegen diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of in diens gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] en/of A. Derhouichi heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: “money, money, money” en/of die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2012 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en goederen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij met zijn mededaders die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel tegen diens lichaam heeft geslagen en in diens gezicht heeft gestompt/geslagen en een vuurwapen op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: “money, money, money” en die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd en lichaam heeft geslagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. [1]

1.

De verklaring van [slachtoffer 1], afgelegd bij de politie op 22 maart 2012, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende (V = vraag verbalisanten, O = opmerking verbalisanten, A = antwoord gehoorde): [2]
(dossierpagina 100)
O: U wordt gehoord als aangever/benadeelde van de overval welke plaatsvond op 18 maart 2012 op uw woning op het adres [A-straat] 129 te Roosendaal.
(dossierpagina 101)
V: Welke schade heeft u als gevolg van deze overval?
A: Er zijn papieren uit het huis gehaald en paspoorten.
(dossierpagina 102)
V: Waar bewaarde u de goederen die bij de overval zijn weggenomen?
A: Die hebben in de kluis gelegen.
V: Waar stond die kluis?
A: Beneden. Daar is een kast in de muur en in die kast was de kluis. In die kluis lagen de weggenomen papieren. Die papieren waren verpakt in een grijze tas.
V: Is de tas zelf ook meegenomen?
A: Ja, die hebben ze meegenomen.
(dossierpagina 107)
V: Wie waren er aanwezig in de woning toen de overval plaatsvond?
A: Ik, [slachtoffer 2], zijn vriendin en [betrokkene 1].
V: Waar bevonden zij zich toen de overval begon?
A: Boven.
(dossierpagina 108)
V: Wat kunt u ons zeggen over de toedracht van de overval? Hoe begon het?
A: Ik sliep. Ik lag [op] de bank in de zitkamer. Ik hoorde het geluid van de deurbel. Ik werd wakker van de bel. Ik stond op om de deur te openen. Ik zag via het gaatje in de voordeur iemand buiten voor de voordeur staan. Ik deed de deur open en werd gelijk aangevallen. De deur werd met kracht opengeduwd. De man die de deur open duwde, begon mij gelijk te slaan. Ik werd door deze man in mijn gezicht gestompt. Ik voelde dat ik op mijn hoofd en ogen werd geraakt. Ik zag dat er nog twee mannen binnen kwamen, direct achter de eerste man aan. Ik weerde mij af met mijn beide onderarmen. Ook riep ik hard naar mijn zoon: “Hakim! Hakim! Politie bellen!” Ik zag dat dader 1 een pistool in zijn hand had. Dader 1 zette het pistool tegen mijn slaap aan, direct bij binnenkomst. Gelijktijdig werd ik met dat andere voorwerp geslagen. In de hal raakte ik in gevecht met dader 1 en dader 2. Doordat [ik] werd geslagen, viel ik op de grond. Toen ik op de grond lag, voelde ik dat een van de daders iets van stof op mijn gezicht duwde. Ik denk dat dit een kussen was uit de woonkamer. Ik bleef vechten. Ik probeerde het kussen van mijn hoofd af te duwen. Dat lukte soms heel even, zodat ik in het begin nog een paar keer adem kon happen. Ik voelde dat het stoffen voorwerp of kussen daarna door twee personen op mijn gezicht werd geduwd. Ik kon daardoor niet meer ademen en niets zien. Ik hoorde de daders tegen elkaar in het Frans zeggen dat ze het voorwerp goed op mijn gezicht moesten houden. Ik werd tegen de muur aangedrukt. Ik had geen adem meer.
V: Raakte u buiten bewustzijn?
A: Ja. Ik was helemaal buiten bewustzijn. […] Het eerste wat ik mij daarna herinner is dat ik wakker werd en dat ik hoorde roepen: “Politie!”. Het eerste wat ik zag, waren politieagenten.
(dossierpagina 109)
V: Op welk moment raakte u gewond?
A: Op het moment dat ik wakker werd, zag ik dat ik onder het bloed zat.
V: Hoe zijn die verwondingen ontstaan?
A: Door de mishandeling door de daders. Ze hebben me overal geslagen.
(dossierpagina 113)
O: Er is buiten uw woning een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen.
A: De verdovende middelen die op zolder lagen, zijn nu weg.
(dossierpagina’s 114 en 115)
O: Bij uw woning is een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen.
V: Wat kunt u daarover verklaren?
A: Het geld is van een familielid van mij. Hij heeft dat geld laten liggen. Hij vroeg mij het geld te bewaren.
V: Hoe was dat geld opgeborgen?
A: In een tas in de kluis.

2.

De verklaring van [slachtoffer 2], afgelegd bij de politie op 12 april 2012, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende (V = vraag verbalisanten, O = opmerking verbalisanten, A = antwoord gehoorde): [3]
(dossierpagina 133)
O: U wordt gehoord als aangever/benadeelde van de overval welke plaatsvond op 18 maart 2012 op de woning op het adres [A-straat] 129 te Roosendaal.
(dossierpagina’s 140 en 141)
V: Waar bevonden jij, je vader, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich toen de overval begon?
A: Ik en [betrokkene 2] op mijn eigen kamer. Mijn broertje [betrokkene 1] op mijn vaders slaapkamer. Mijn vader was toen beneden.
Ik werd gewaarschuwd door [betrokkene 1] dat er wat aan de hand was. Ik werd wakker gemaakt door mijn broertje. Ik deed de deur open. Mijn broertje zei dat er beneden iets aan de hand was. Ik ben in mijn onderbroek de slaapkamer uitgegaan en liep een trede of drie de trap af. Ik zag dat er iemand naar boven gesprint kwam. Ik voelde dat ik een klap op mijn schouder kreeg. De man probeerde me vast te pakken en er ontstond een worsteling. Ik zag dat de man die naar boven kwam, [een] honkbalknuppel vast hield. De man probeerde mij naar beneden te krijgen. Ik hoorde dat de man op een harde manier begon te roepen. Daarna zag ik een andere man. Ik zag dat die man een pistool had. Ik riep toen: “Stop! Stop!” Ik gaf aan dat ik wilde meewerken. Die eerste man begon aan mij te trekken, naar beneden toe. Ik zag dat de tweede man een revolver had. Ik zag dat die tweede man die revolver op mij richtte. Die man stond onder aan de trap en richtte op mij. Hierdoor gaf ik mij dus als het ware over. Die man schreeuwde ook tegen mij. Ik kwam onderaan de trap. Ik liep de kamer in. De eerste man bracht mij zo de woonkamer in. Ik kreeg van de man met de revolver een klap in mijn gezicht. Door die klap is mijn neus gebroken. Hierdoor ging ook mijn neus bloeden. Het bleef maar bloeden. Op het moment dat ik de woonkamer binnen kwam, zag ik een derde man. Ik zag dat die derde man bezig was de kast in de woonkamer te doorzoeken. Ik werd door iemand hard op de bank in de woonkamer geduwd. Op een gegeven moment hoorde ik de bange stem van mijn vader. Ik keek toen naast mij en zag links naast mij mijn vader op de grond liggen.
O: Laten we voor het vervolg de mannen aanduiden als dader 1 tot 3. We spreken af dat dader 1 de man is met de honkbalknuppel. Dader 2 [is] de man met revolver. Dader 3 [is] de man die de kast doorzoekt.
A: Ik zag dat mijn vader overeind kwam. Ik zag toen dat dader 2 mijn vader begon te slaan. Ik zag dat hij mijn vader maar bleef slaan.
Ik zag toen dat dader 1 naar mij toe liep en dat hij gebaren maakte naar mij dat ik stil moest zijn. Ook zag ik hem een gebaar maken met een wijsvinger langs zijn hals. Ik begreep hieruit dat ik stil moest zijn omdat ik er anders aan zou gaan. Ik zag dat alle daders weer druk door het huis gingen lopen. Korte tijd later kwam dader 1 weer bij mij. Ik hoorde hem aan mij vragen: “Money! Money! Money!” Dader 1 liep weer weg. Toen zag ik dader 1 weer naar mij toe komen. Ik zag dat hij mij een bosje sleutels gaf. Ik hoorde hem iets tegen mij zeggen, wat ik niet verstond. Ik legde de sleutels weg. Ik zag dat dader 2 heel agressief op mij af liep.
(dossierpagina 142)
Dader 2 pakte me ineens heel hard vast, met een arm op mijn rug. Ik voelde dat het pijn deed als ik tegenstribbelde. Dader 2 deed iets met mijn arm achter mijn rug. Het was een soort greep, waardoor ik niets meer kon doen dan bewegen in de richting die hij in stuurde. Ik zag dat dader 1 of 2 de sleutels tegen mijn borst drukte. Ik pakte de sleutels aan. Ik zag een grote kluis in de gangkast. In de woonkamer is die kast. Toen ik bij die kast aan kwam, werd ik door dader 2 in die kast gegooid. Ik draaide me om omdat ik de bedoeling niet begreep. Eén van de daders legde de sleutel in mijn hand en zei: “Open! Open!” Ik stak de sleutel in het slot van de kluis. Op dat moment werd ik door dader 2 teruggetrokken, de kast uit. Ik werd op mijn buik op de grond gelegd. Ik voelde op mijn rechterschouder een schoen drukken. Ik had het idee dat de mannen heel blij waren. Het gedrag van de daders begon om te slaan in angst. Ik zag dat een van de daders steeds rondjes rond de salontafel ging lopen. Vlak nadat een van de daders hysterisch rond de tafel liep hoorde ik roepen: “Stop! Politie!”.
(dossierpagina 145)
O: U heeft één van de daders omschreven als B.A.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Er was een serie op tv van ‘The A-Team’. Daarbij was ook een negroïde persoon. Dader 2 heeft de kenmerken van die persoon. Ik vond [dat] de beschrijving van die B.A. het best paste bij de beschrijving van dader 2.

3.

De bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [4]
Op 18 maart 2012, omstreeks 01.30 uur, kregen wij de opdracht van het GMK (politiemeldkamer in Tilburg) de opdracht om de rijden naar [een] pand [aan de] [A-straat] te Roosendaal, daar er mogelijk een conflict was in de woning en dat er mensen binnen waren, welke er niet thuis hoorden en dat er om hulp werd geroepen. Wij kwamen aan bij pand [A-straat] 129 te Roosendaal. Toen wij ons dienstvoertuig verlieten, hoorden wij vanuit pand [A-straat] 129 te Roosendaal diverse stemmen en toen wij via het tuinpad naar de voordeur van pand [A-straat] 129 te Roosendaal liepen, zagen wij dat de toegangsdeur ervan ineens werd geopend en dat een man (de hoofdbewoner [slachtoffer 1]) al vallend naar buiten kwam en op de grond viel. Wij zagen dat het gezicht en de kleding van de man zeer bebloed waren en wij zagen dat deze man naar binnen wees. Wij betraden de woning en zagen een jongen staan, welke slechts gekleed was in een onderbroek. Ook zagen wij dat deze onder het bloed zat. Deze persoon riep tegen ons dat ze buiten waren. De jongen, welke later de zoon van [slachtoffer 1] bleek te zijn, liep vervolgens vanuit de kamer door de gang naar de buitendeur van de woning in de richting van de tuin. Wij liepen hem achterna en zagen dat in de tuin een drietal zeer donkere negroïde mannen stonden. Deze drie negroïde mannen stonden in de tuin tegen het hondenhok. Ik, [verbalisant 1], zag dat de grootste van het drietal een zilverkleurige revolver in zijn rechterhand had. Ik, [verbalisant 1], trok gelijk [mijn] dienstvuurwapen en richtte dit op die man, daarbij roepende dat hij het wapen moest laten vallen. Direct daarop vuurden wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], een waarschuwingsschot af en zagen [wij] dat de man de revolver uit zijn hand liet vallen. Hierna zagen wij dat deze drie personen dwars door de houten schutting braken, welke als erfafscheiding diende tussen de panden [A-straat] 127 en [A-straat] 129 te Roosendaal. Wij zagen dat de drie personen de tuin invluchten van pand [A-straat] 127 te Roosendaal en dat twee van hen de dakrand van de schuur, behorende bij pand [A-straat] 127 te Roosendaal vastpakten en zich naar boven trokken om te vluchten. Ik, [verbalisant 2], zag dat de derde persoon over de schutting klom tussen de panden [A-straat] 127 en [A-straat] 125 te Roosendaal. Later werd in de tuin van pand [A-straat] 123 te Roosendaal de derde verdachte, welke over de schutting was geklommen, aangetroffen en aangehouden. In de woning zagen wij op de tafel in de kamer een metalen honkbalknuppel liggen. De vloer van de woonkamer en sommige meubels waren erg met bloed bevuild. In de woning was het een grote wanorde.

4.

De bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [5]
Op 18 maart 2012, omstreeks 01.30 uur, ben ik gegaan naar de [A-straat] 129 te Roosendaal. Ter plaatse werd er door mij een onderzoek ingesteld naar de inmiddels voortvluchtige verdachten. Ik hoorde dat het drie verdachten betrof, dat zij allen een groot en stevig postuur hadden, dat zij een donkere huidskleur hadden en in het zwart gekleed waren. Ik hoorde dat deze verdachten door en over de schuttingen en daken van schuurtjes waren gevlucht. Ik zag dat in de tuin van perceel 129 de schutting tussen dit perceel en perceel 127 vernield was en dat dit ook het geval was tussen de percelen 127 en 125. Ik zag dat perceel 123 een hoekwoning betrof en dat de schutting tussen 125 en 123 eveneens beschadigd was. Ik ben vervolgens door de bewoner van perceel 123 de woning binnen gelaten en ben ik via de achterdeur diens achtertuin in gelopen. Ik zag dat gezien vanuit de richting van de achtergevel de schutting aan de rechterzijde tussen perceel 123 en 125 vernield/beschadigd was. Op het moment dat ik nabij deze schutting stond, zag ik dat op een afstand van ongeveer vier à vijf meter een manspersoon op zijn buik in een border in de tuin lag. Ik zag dat het een manspersoon betrof en dat hij een zeer donkere huidskleur had. Ik zag dat hij geheel in het zwart gekleed was. Ik heb deze persoon fysiek vastgepakt en met kracht uit de border getrokken aan zijn arm. Ik heb deze verdachte vervolgens voorzien van transportboeien. Ik zag dat de verdachte een groot en stevig postuur had. Ik hoorde dat de verdachte in de Franse taal begon te spreken.

5.

De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 september 2012, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [6]
Het klopt dat ik door de politie in een tuin werd aangehouden. Een vriend vroeg aan mij om mee te gaan naar Nederland. We zijn toen naar Nederland gereden. We kwamen bij die plek. Het was een huis. Ik ben naar binnen gegaan. Toen kwam de politie. Ik ben me vervolgens gaan verstoppen. Ik heb me verstopt in een tuin. Ik sprong over een schutting heen.

6.

De eigen waarneming van het hof ter terechtzitting met betrekking tot de in het schriftelijke requisitoir van de advocaat-generaal opgenomen kleurenfoto van de verdachte (foto A) afkomstig van de ID-staat van verdachte, welke foto blijkens de ID-staat [7] is gemaakt op 18 maart 2012, en de kleurenfoto van het ‘The A-Team’ (foto B), inhoudende:
Het hof neemt waar dat op foto B een vijftal personen is afgebeeld, waaronder één persoon met een donkere huidskleur, die naar de mededeling van de advocaat-generaal genaamd is het personage ‘B.A.’ uit de televisieserie ‘The A-Team’. Het hof neemt waar dat het uiterlijk van deze persoon opvallende overeenkomsten vertoont met het uiterlijk van de verdachte afgebeeld op foto A voor wat betreft lichaamsbouw, vorm
van het hoofd, gezicht, huidskleur, baard en haardracht.

7.

De bevindingen van de verbalisant [verbalisant 4], voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [8]
Op 18 maart 2012 was ik in de achtertuin van de woning gelegen aan de [A-straat] 129 te Roosendaal. Gezien vanuit de woning in de richting van de schuur werd op het pad een zak aangetroffen met als inhoud diverse zak[k]en hennep. Op het dak van de schuur van de linker buren werd een tas met als inhoud hennep aangetroffen alsmede een zwarte lederen tas met als inhoud diverse paspoorten en identiteitsbewijzen alsmede een hoeveelheid geld.

8.

De bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden werkzaam bij de Unit Forensisch Technisch Onderzoek, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [9]
Op 18 maart 2012, omstreeks 03.00 uur, werd door ons een onderzoek naar sporen verricht. Het onderzoek is verricht in een woning aan de [A-straat] 129 te Roosendaal. Op het gras voor de schuur troffen wij een revolver (AAEP0982NL) aan. De revolver werd ten behoeve van eventueel nader onderzoek veiliggesteld. In de cilinder van de revolver bevonden zich zes patronen. In de woonkamer ter hoogte van de salontafel troffen wij op de vloer een concentratie bloed aan. Dit bloed werd door ons bemonsterd (AAEM4760NL). In en rondom deze concentratie bloed troffen wij schoensporen aan. Deze schoensporen waren in en met bloed gezet.

9.

De bevindingen van de verbalisant [verbalisant 5], werkzaam bij de Unit Forensisch Technisch Onderzoek, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [10]
Op 18 maart 2012 werd naar aanleiding van een overval in een woning aan de [A-straat] 129 in Roosendaal een verdachte [hof: de verdachte [verdachte]] aangehouden. De schoenen die deze verdachte ten tijde van de aanhouding droeg, werden in beslag genomen. Door mij werden deze schoenen nader onderzocht op de eventuele aanwezigheid van bloed. Ik zag dat op de zolen van beide schoenen een op bloed gelijkende substantie zat. Testen met tetra-base gaven een positief resultaat op bloed, waarop de zolen van de schoenen door mij bemonsterd werden. Deze bemonsteringen werden door mij veiliggesteld en gewaarmerkt ([onder andere] AAEM4504NL).

10.

De bevindingen van [deskundige], NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [11]
DNA-onderzoek:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAEM4504NL#01
bemonstering rechterschoen
in deze bemonstering is bloed aangetroffen
AAEM4760NL#01
bemonstering vloer woonkamer
in deze bemonstering is bloed aangetroffen
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN
Beschrijving DNA-profiel/
celmateriaal kan afkomstig
zijn van
Berekende frequentie of
matchkans DNA-profiel
AAEM4504NL#01
rechterschoen
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan één op één miljard
AAEM4760NL#01
vloer woonkamer
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan één op één miljard

11.

De bevindingen van de verbalisant [verbalisant 7], forensisch onderzoeker, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende: [12]
Door mij werd een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen.
Beschrijving van het wapen:
Object: Vuurwapen (Revolver)
Merk/type: Smith & Wesson
SIN: AAEP0982NL
Kaliber: .357 magnum
Met de revolver is een aantal proefschoten gelost. Hierbij traden geen storingen op. De revolver functioneerde naar behoren.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de andere personen. De lezing van de verdachte – kortweg inhoudende dat hij pas later de woning is binnengegaan en niet heeft deelgenomen aan enig geweld – kan niet worden weerlegd. In het dossier ontbreekt bewijs waaruit zou kunnen volgen dat de verdachte geweld heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere overvallers vindt zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. Uit deze bewijsmiddelen volgt in de kern dat drie overvallers via de voordeur de woning zijn binnengedrongen en dat deze drie overvallers in elkaars direct nabijheid in de woning geweld hebben gepleegd jegens de slachtoffers en de slachtoffers hebben bedreigd, waarbij één van de overvallers een vuurwapen op de beide slachtoffers heeft gericht. Toen de politie ter plaatse kwam en de woning via de voorzijde benaderde, zijn de drie overvallers via de achterdeur de achtertuin in gevlucht. Vanuit de achtertuin zijn de drie overvallers vervolgens door/over schutting en/of via het dak van een schuur gevlucht. Korte tijd later is de verdachte in een naastgelegen achtertuin gelegen onder een bosschage aangetroffen. Op de zolen van de schoenen van de verdachte was bloed aanwezig, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van bloed dat op de vloer in de woonkamer van de woning is aangetroffen. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat één van de overvallers, zijnde de persoon met het vuurwapen, leek op het personage ‘B.A.’ uit de televisieserie ‘The A-Team’. Het hof heeft op foto’s van de verdachte en ‘The A-Team’ waargenomen dat het uiterlijk van de verdachte opvallende overeenkomsten vertoont met het uiterlijk van voornoemde ‘B.A.’. Uit het voorgaande, in onderling verband bezien, leidt het hof af dat de verdachte tijdens de overval in de woning is geweest en dat hij één van de drie overvallers is geweest.
Voorts overweegt het hof dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en zijn mededaders paspoorten, papieren en zakken met hennep uit de woning hebben weggenomen. Deze goederen zijn door de verdachte en zijn mededaders tijdens hun vlucht in de achtertuin en op het dak van een schuur achtergelaten. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de goederen op dat moment reeds zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende(n) waren onttrokken dat sprake is van een voltooide diefstal.
Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde tezamen en in vereniging met zijn mededaders heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een nachtelijke gewapende woningoverval. Verdachte en zijn mededaders zijn op gewelddadige wijze de woning binnengedrongen. In de woning hebben zij de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ernstig mishandeld en met een vuurwapen bedreigd. Verdachte en zijn mededaders hebben excessief geweld gebruikt. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is tegen zijn hoofd en lichaam geslagen. Het slachtoffer [slachtoffer 2] is met een honkbalknuppel tegen zijn lichaam geslagen en in zijn gezicht gestompt/geslagen. Als gevolg hiervan hebben de beide slachtoffers aanzienlijk letsel opgelopen. Ten tijde van overval waren ook nog een minderjarige zoon van [slachtoffer 1] en de vriendin van [slachtoffer 2] in de woning aanwezig. Zij hebben zich op de bovenverdieping in één van de slaapkamers verstopt en hebben gehoord wat zich in de woning afspeelde. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige – een gewelddadige overval in een woning – ook lange tijd na de gebeurtenissen nog kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Voorts leiden feiten als het onderhavige tot maatschappelijke onrust bij het algemeen publiek. Bovendien is de verdachte samen met zijn mededaders kennelijk speciaal vanuit Frankrijk naar Nederland gekomen om het onderhavige feit te plegen. Het hof rekent de verdachte zijn handelen dan ook zwaar aan.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van Frankrijk d.d. 27 juni 2012 blijkt dat verdachte in Frankrijk eerder is veroordeeld ter zake van diefstal en geweld. Daarbij zijn aan verdachte ook (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om het onderhavige feit te plegen. Kennelijk laat verdachte zich slechts leiden door zijn eigen behoeftes en bekommerd hij zich daarbij niet om de gevoelens en het welzijn van zijn slachtoffers.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor langere duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Volgens deze oriëntatiepunten kan voor een overval op een woning waarbij meer dan licht geweld is gebruikt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren in beginsel als passend worden beschouwd. In het onderhavige geval hebben de verdachte en zijn mededaders bij de overval gebruik gemaakt van een vuurwapen en een honkbalknuppel en is er sprake van aanzienlijk letsel bij de beide slachtoffers. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die nopen tot matiging van de duur van deze gevangenisstraf.
Mitsdien zal het hof de verdachte overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer:
Ten aanzien van de hierna volledig te noemen voorwerpen met nummers 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 12 en 14 zal het hof de onttrekking aan het verkeer bevelen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde met behulp van dan wel met betrekking tot deze voorwerpen is begaan. Voorts is ongecontroleerde bezig van deze voorwerpen in strijd met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan [slachtoffer 1]:
Ten aanzien van het hierna volledig te noemen voorwerp met nummer 1 zal het hof de teruggave aan [slachtoffer 1] gelasten, zijnde degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende:
Ten aanzien van de hierna volledig te noemen voorwerpen met nummers 4, 9. 11, 13, 15 en 16 kan op grond van het onderzoek ter terechtzitting geen rechthebbende worden aangemerkt. Mitsdien zal het hof van deze voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd ziet het hof onvoldoende grond om de voorwerpen met nummers 4, 11, 13 en 16 verbeurd te verklaren.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg tot een bedrag van € 76,-.
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. In hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep tot een bedrag van € 141,-, zodat in totaal een bedrag van € 217,- aan kosten van rechtsbijstand wordt gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden zoals door de benadeelde partij is gevorderd. De hoogte van deze schade is niet door de verdediging betwist. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade, gelet op het handelen van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, als redelijk en billijk kan worden beschouwd. Verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering volledig toewijsbaar is.
Het hof zal de verdachte voorts verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Het hof begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Door en namens de benadeelde partij is gesteld dat door de Raad voor Rechtsbijstand een eigen bijdrage is gevraagd in verband met een civiele toevoeging in eerste aanleg en in hoger beroep. De benadeelde partij heeft vergoeding van deze kosten gevraagd. Door de verdediging is gemotiveerd betwist dat in zaken als de onderhavige een eigen bijdrage wordt gevraagd. Uit de vordering van de benadeelde partij en de daarbij gevoegde stukken blijkt niet dat in het onderhavige geval wel een eigen bijdrage is betaald. De benadeelde partij heeft vervolgens ook ter terechtzitting in hoger beroep niet (al dan niet met stukken) kunnen aantonen dat in het onderhavige geval wel een eigen bijdrage is betaald. Het hof is dan ook van oordeel dat de door de benadeelde partij gestelde kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep onvoldoende zijn onderbouwd. Het hof zal het onderzoek niet heropenen teneinde de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen om dit deel van de vordering met nadere stukken te onderbouwen, nu zulks naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Voor zover de benadeelde partij in hoger beroep heeft gevorderd dat het bedrag aan schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, zal de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk worden verklaard nu dit niet in eerste aanleg is gevorderd en een benadeelde partij zich in hoger beroep alleen binnen de grenzen van de oorspronkelijke vordering opnieuw kan voegen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg tot een bedrag van € 76,-.
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden zoals door de benadeelde partij is gevorderd. De hoogte van deze schade is niet door de verdediging betwist. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade, gelet op het handelen van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, als redelijk en billijk kan worden beschouwd. Verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering volledig toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2012, zijnde de dag waarop het strafbare feit waardoor de schade is veroorzaakt heeft plaatsgevonden, tot aan de dag der voldoening.
Het hof zal de verdachte voorts verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Het hof begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Door en namens de benadeelde partij is gesteld dat door de Raad voor Rechtsbijstand een eigen bijdrage is gevraagd in verband met een civiele toevoeging in eerste aanleg. De benadeelde partij heeft vergoeding van deze kosten gevraagd. Door de verdediging is gemotiveerd betwist dat in zaken de onderhavige een eigen bijdrage wordt gevraagd. Uit de vordering van de benadeelde partij en de daarbij gevoegde stukken blijkt niet dat in het onderhavige geval wel een eigen bijdrage is betaald. In hoger beroep is de benadeelde partij niet verschenen om de vordering nader toe te lichten. Het hof is dan ook van oordeel dat de door de benadeelde partij gestelde kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd. Het hof zal het onderzoek niet heropenen teneinde de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen om dit deel van de vordering met nadere stukken te onderbouwen, nu zulks naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte – ter meerdere zekerheid van de betaling van de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen – telkens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht telkens aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- nr. 2. Jumbo shoppertas gevuld met gripzakken hennep (voorwerpnummer 715734);
- nr. 3. Plastic Albert Heijntas gevuld met gripzakken hennep (voorwerpnummer 715735);
- nr. 5. Vuistvuurwapen aangetroffen in zak hennep in tuin (voorwerpnummer 715808);
- nr. 6. Patroonhouder (voorwerpnummer 715815);
- nr. 7. Zes 9mm patronen (voorwerpnummer 715817);
- nr. 8. Ploertendoder (voorwerpnummer 715818);
- nr. 10. Wapen Smith & Wesson, kaliber.357 (voorwerpnummer 716419);
- nr. 12. 3.522 gram gedroogde henneptoppen in zes grote gripzakken (voorwerpnummer 716531);
- nr. 14. 16.703 gram gedroogde henneptoppen (voorwerpnummer 718467).
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- nr. 1. DVR Recorder (voorwerpnummer 715728).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- nr. 4. Mobiele telefoon, merk Samsung, kleur wit (voorwerpnummer 715804);
- nr. 9. Geldbedrag van € 71.070,- (voorwerpnummer 715850);
- nr. 11. Sporttas, met roze randjes (voorwerpnummer 716523);
- nr. 13. Mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy SII, kleur wit (voorwerpnummer 717238); - nr. 15. Agenda, met aantekeningen (voorwerpnummer 738088);
- nr. 16. Plastic tas, kleur blauw (voorwerpnummer 740163).
Wijst toe de
vorderingtot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de
verplichtingop om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de
vorderingtot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de
wettelijke rentevanaf 18 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de
verplichtingop om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. M. Malsch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 24 december 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. Malsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna in de voetnoten genoemde dossierpagina’s zijn – tenzij anders vermeld – afkomstig uit het eindproces-verbaal van Regiopolitie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Afdeling W&O Bergen op Zoom, registratienummer PL201M 2012058721, sluitingsdatum 22 mei 2012, aantal doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 246 (exclusief de eerste drie ongenummerde pagina’s).
2.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor aangever van 22 maart 2012, proces-verbaalnummer PL201M 2012058721-53, dossierpagina’s 99 tot en met 117, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
3.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor aangever van 16 april 2012, proces-verbaalnummer PL201M 2012058721-83, dossierpagina’s 133 tot en met 150, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
4.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2012, proces-verbaalnummer PL201K 2012058721-5, dossierpagina’s 194 tot en met 196, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
5.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2012, proces-verbaalnummer PL201K 2012058721-10, dossierpagina’s 205 en 206, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 3].
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Breda van 4 september 2012, inhoudende de verklaring van de verdachte, weergegeven op pagina’s 2 en 3 van het proces-verbaal.
7.Blad 3 voorafgaand aan het eindproces-verbaal als vermeld in voetnoot 1.
8.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2012, proces-verbaalnummer PL201A 2012058721-49, dossierpagina 224, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 4].
9.Ambtsedig proces-verbaal van sporenonderzoek van 8 juni 2012, proces-verbaalnummer PL206C 2012058721-31, als bijlage gevoegd in het proces-verbaal van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek met zaaknummer 2012058721, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6].
10.Ambtsedig proces-verbaal van sporenonderzoek van 27 maart 2012, proces-verbaalnummer PL206C 2012058721-64, als bijlage gevoegd in het proces-verbaal van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek met zaaknummer 2012058721, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 5].
11.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 juli 2012, zaaknummer 2012.06.07.046 (aanvraag 002), als bijlage gevoegd bij het ambtsedig proces-verbaal uitslag sporenonderzoek van 16 juli 2012, proces-verbaalnummer PL206C 2012058721-31, inhoudende de bevindingen van de NFI-deskundige dr. [deskundige].
12.Ambtsedig proces-verbaal IBIS onderzoek vuurwapens en munitie van 10 april 2012, proces-verbaalnummer PL206C 2012058721-50, als bijlage gevoegd in het proces-verbaal van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek met zaaknummer 2012058721, inhoudende de bevindingen van de verbalisant [verbalisant 7].