De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Volgens de vader heeft de moeder pas sinds juli 2012 een relatie met [nieuwe partner van moeder]. Vrij kort daarna heeft zij haar voornemen om te verhuizen met de kinderen bij de vader kenbaar gemaakt. De vader betwist derhalve dat de moeder de beslissing om te verhuizen niet overhaast heeft genomen. De moeder stelt haar belang om een eigen leven te leiden, boven het belang van de kinderen om hun eigen leven te behouden, aldus de vader.
De vader ziet niet in waarom [nieuwe partner van moeder] niet naar [plaats A.] zou kunnen verhuizen, mede gelet op de afstand tussen [plaats B.] en [plaats A.]. Het zou voor [nieuwe partner van moeder] veel minder ingrijpend zijn om zijn onderneming vanuit [plaats A.] te exploiteren dan het voor de kinderen zou zijn om hun leven op te pakken en te verplaatsen naar [plaats B.].
De vader stelt dat hij de door de moeder, na de procedure in eerste aanleg gedane voorstellen om het contactverlies tussen de vader en de kinderen zo beperkt mogelijk te houden – méér weekenden bij de vader – serieus in overweging heeft genomen. De vader is echter van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij hun leven in [plaats A.] kunnen voortzetten, hetgeen zijns inziens zwaarder woog dan het belang van de kinderen bij een einde van de juridische strijd tussen de ouders. Bovendien komt de door de moeder voorgestelde regeling erop neer dat de kinderen op jaarbasis dertig dagen minder bij de vader zullen verblijven. De gelijkwaardigheid van de ouders in de verzorging en opvoeding van de kinderen, zou daarmee te zeer in het gedrang komen.
De vader acht een verhuizing van de kinderen naar [plaats B.] niet in hun belang. De kinderen zouden moeten wennen in een nieuwe, voor hen niet vertrouwde omgeving, naar andere scholen moeten gaan en nieuwe vrienden moeten maken. De vader stelt dat [plaats B.] voor de kinderen wellicht steeds vertrouwder wordt, maar dat [plaats A.] nog altijd de basis van hun sociale leven vormt, nu zij daar naar school gaan en daar al jaren wonen. De vader is meegegaan naar het Alfrinkcollege, om aan [zoon 1.] niet te laten merken dat de ouders van mening verschilden over de verhuizing. De kosten welke gemoeid zouden zijn bij een gewijzigde zorgregeling, heeft de vader ook in zijn overwegingen betrokken, daar hij maar een beperkt inkomen heeft.
De vader betwijfelt of de brief van [zoon 1.] recht uit het hart is geschreven. De vader vindt het niet leuk om te horen dat [zoon 1.] voorafgaand aan de zitting van het hof heeft aangegeven dat hij het liefst in [plaats B.] zou blijven wonen, maar hij begrijpt wel dat hij liever daar in de bosrijke omgeving woont dan in een rijtjeshuis bij de vader. Volgens de vader kan [zoon 1.] de situatie echter niet overzien. Bovendien doen de kinderen tegen de vader andersluidende uitspraken. De vader is van mening dat de ouders, dan wel de rechter, een beslissing in dezen dienen c.q. dient te geven en dat de kinderen hiermee niet belast zouden moeten worden.
De moeder lijkt zich financieel afhankelijk op te stellen in een nog prille relatie en daar de kinderen in mee te willen slepen. Voorts is de band tussen de kinderen en de vader zijns inziens belangrijker dan de band tussen kinderen en de nieuwe partner van een ouder en de opbouw van een prille relatie van een ouder met diens nieuwe partner.
De vader stelt dat hij wel degelijk in staat is na school de kinderen op te vangen, omdat hij de kinderen boven alles stelt en dit ook mogelijk is omdat hij een soepele werkgever heeft. [zoon 1.] hoeft alleen op donderdag slechts een uurtje alleen te zijn, hetgeen hij zelfs wel prettig vindt. Volgens de vader staat vast dat beide kinderen bijzondere aandacht nodig hebben en een grote behoefte hebben aan structuur, regelmaat en duidelijkheid. Het is volgens de vader een taak van de ouders is om dit de kinderen te bieden. [zoon 2.] heeft ADHD en [zoon 1.] heeft PDD-NOS.
De moeder had volgens de vader veel kans op een woning van wooncorporatie Brabant Wonen, nu die organisatie rekent met ‘woonjaren’ en de moeder al sinds 1998 in [woonplaats] woont.