4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Wonen [Wonen] is een toegelaten instelling in de zin van artikel 12a van het Besluit beheer sociale huursector.
Wonen [Wonen] is eigenaresse van de woning die gelegen is aan de [pand] te [plaats].
Bij huurovereenkomst van 2 april 2009 heeft Wonen [Wonen] de woning met ingang van 3 april 2009 voor onbepaalde tijd verhuurd aan [appellant]. In artikel 2 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde uitsluitend is bestemd om voor [appellant] en de leden van zijn huishouding als woning te dienen.
Op de huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden van toepassing verklaard. In artikel 6.8 van die algemene voorwaarden staat het volgende:
“Het is huurder niet toegestaan in of op het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn.”
Op 17 augustus 2012 heeft de politie een inval in de woning gedaan. Wonen [Wonen] heeft met betrekking tot deze inval een rapportage van de politie van 24 september 2012 met 25 bijlagen in het geding gebracht. In de rapportage van 24 september 2012 staat onder meer het volgende:
“Op vrijdag 17 augustus 2012 vond er in de avonduren te [plaats] door personeel van regiopolitie Limburg Noord een gecoördineerde aanpak plaats van de aan drugs gerelateerde overlast.
Hierbij werd een koper van verdovende middelen aangehouden te [plaats]. Deze koper verklaarde later aan het politiebureau, zijn verdovende middelen, zijnde cocaïne, te hebben gekocht in de woning, gelegen aan de [pand] te [plaats]. Tevens verklaarde de koper dat hij had gezien, dat de verdovende middelen, welke hij had gekocht, door de verkoper werd gepakt uit een grote hoeveelheid van minstens 50 gram. (…)
Naar aanleiding van bovenstaande werd op vrijdag 17 augustus 2012 (…) een zoeking verricht in de woning van [appellant]. Het betreft [pand] te [plaats].
(…)
Het pand, [pand] is gelegen in de woonwijk [woonwijk] te [plaats]. (…)
De wijk kampt met sociale overlast. De laatste maanden zijn er steeds meer melding van drugsgerelateerde overlast. (…)
Bij de politie [plaats] zijn meerdere male meldingen gedaan dat [appellant], al dan niet samen met zijn broers [broer 1. van appellant] en [broer 2. van appellant], zou handelen in verdovende middelen.(…)
Bij de instap door de politieregio Limburg-Noord, op 17 augustus 2012, in de woning [pand] te [plaats], werden 4 personen aangetroffen. Tijdens deze instap trachtte deze vier personen te vluchten, hetgeen niet is gelukt.
Onder deze vier personen bevond zich de hoofdbewoner [appellant] voornoemd.
Tijdens de zoeking in pand [pand] te [plaats] werden verdovende middelen aangetroffen. (…)
Behalve deze verdovende middelen werden in de woning [pand] eveneens goederen aangetroffen, bestemd voor het bewerken, verpakken en wegen van verdovende middelen. Dit betroffen onder andere seal apparaat, twee drukpersen, vacuummachine, jerrycans inhoudende zwavelzuur. Tevens diverse kleine gereedschappen, zoals tang, weegschalen, PH meter en mondkapje. (…)”
Bij brief van 21 augustus 2012 heeft de burgemeester van [gemeentenaam] aan Wonen [Wonen] onder meer het volgende meegedeeld:
“Op vrijdag 17 augustus 2012 vond er door personeel van de regiopolitie Limburg Noord een gecoördineerde drugsaanpak plaats in [plaats]. Hierbij werd ter zake handel in en productie van verdovende middelen, aangehouden de heer [appellant], [pand], [postcode] [plaats].
Naar aanleiding van deze aanhouding is (…) een onderzoek ingesteld in de woning (…). Hierbij is een overtreding van de Opiumwet geconstateerd.
(…) Ik verzoek u om conform het beleid van Wonen Limburg om bij het aantreffen van hard- of softdrugs in een huurwoning, juridische stappen te ondernemen tegen de huurder van genoemde woning zijnde de heer M. [appellant].
De onderliggende rapportages ontvangt u (…) rechtstreeks via de politie (…)”
Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de advocaat van Wonen [Wonen] [appellant] in de gelegenheid gesteld om (ter voorkoming van proceskosten) de huur van de woning zelf op te zeggen. [appellant] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
[appellant] heeft na zijn aanhouding op 17 augustus 2012 enige tijd in voorlopige hechtenis gezeten (ongeveer vier weken zo stelt [appellant] in de conclusie van dupliek). Tijdens deze voorlopige hechtenis is [appellant] enkele malen als verdachte gehoord door de politie. [appellant] heeft zich tijdens deze verhoren beroepen op zijn zwijgrecht.
4.2.1.In de onderhavige procedure vorderde Wonen [Wonen] in eerste aanleg, na haar eis bij conclusie van repliek te hebben vermeerderd, kort gezegd:
ontbinding van de huurovereenkomst;
veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde;
veroordeling van [appellant] tot betaling van € 481,21 aan huurachterstand inclusief rente en kosten berekend tot en met december 2012, vermeerderd met wettelijke rente;
veroordeling van [appellant] tot betaling van € 426,47 per maand vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag van de ontruiming, vermeerderd met wettelijke rente;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2.2.Aan deze vordering heeft Wonen [Wonen], samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellant] tekort geschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst door in het gehuurde drugs voorhanden te hebben, te bewerken en te verpakken en door vanuit het gehuurde in drugs te handelen. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat [appellant] zelf niet actief betrokken is geweest bij de aanwezigheid van de drugs en de handel in drugs dan moet hij volgens Wonen [Wonen] op de voet van artikel 7:219 BW aansprakelijk worden geacht, zodat dan evenzeer sprake is van een tekortkoming van [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst. Volgens Wonen [Wonen] is ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd.
4.2.3.[appellant] heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
4.3.1.In het beroepen vonnis van 20 maart 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de aanwezigheid van harddrugs tezamen met het aanwezig hebben van middelen voor de productie van deze verdovende middelen een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleveren en dat deze tekortkoming derhalve in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Na afweging van verschillende omstandigheden heeft de kantonrechter voorts geoordeeld dat de door Wonen [Wonen] aangevoerde belangen zwaarder wegen dan het woonbelang van [appellant]. De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen van Wonen [Wonen] toegewezen en zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3.2.[appellant] heeft in kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2013 gevorderd. Deze vordering is bij vonnis in kort geding van 24 mei 2013 afgewezen (zaaknummer 374778/CV EXPL / 13-2028). [appellant] heeft in alinea 22 van de memorie van grieven gesteld dat hij thans is aangewezen op de slaap- en verblijfplaatsen van diverse vrienden. Het hof leidt hieruit af dat de ontruiming van het gehuurde inmiddels heeft plaatsgevonden, hetgeen door Wonen [Wonen] ook is bevestigd in alinea 45 van de memorie van antwoord. Dat ontruiming al heeft plaatsgevonden neemt niet weg dat [appellant] belang heeft bij beoordeling van het onderhavige hoger beroep.
4.4.1.[appellant] heeft vijf grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Het hof zal eerst de grieven 1 en 2 gezamenlijk behandelen.
4.4.2.[appellant] betoogt door middel van grief 1 dat de kantonrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat in de woning 958 gram amfetamine is aangetroffen. In de toelichting op de grief wijst [appellant] er op dat uit nader onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is gebleken dat de partij van 958 gram wit poeder geen amfetamine betrof maar dat deze partij bestond uit coffeïne en tryptofaan. [appellant] heeft hier aan toegevoegd dat de hoeveelheid verdovende middelen die daadwerkelijk is aangetroffen dus veel geringer is dan door de kantonrechter is aangenomen. Volgens [appellant] brengt dit mee dat ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval bij weging van de over en weer betrokken belangen niet gerechtvaardigd is.
4.4.3.Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief het volgende. [appellant] heeft in de toelichting op zijn grief erkend dat een hoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen in zijn woning. Dat betreft onder meer enkele grammen cocaïne (volgens het bij memorie van antwoord overgelegde rapport van het NFI in elk geval 6,3 gram) en verschillende hoeveelheden hashish en hennep. [appellant] heeft verder niet betwist dat, zoals ook is vermeld in het door [appellant] zelf overgelegde NFI-rapport en is overwogen in het door [appellant] overgelegde vonnis in kort geding van 24 mei 2013, de aangetroffen stoffen L-triyptofaan en coffeïne als versnijdingsmiddelen voor drugs kunnen worden gebruikt. Het hof gaat ervan uit dat, gelet op de eveneens aangetroffen attributen en grondstoffen voor de bewerking en verpakking van verdovende middelen, de stoffen met dat doel in de woning aanwezig waren. Een andere verklaring voor de aanwezigheid van bijna een kilo van deze stoffen in zijn woning heeft [appellant] immers niet gegeven. Verder wijst de situatie die de politie bij de binnentreding van de woning heeft aangetroffen (zie hiervoor, rechtsoverweging 4.1 sub e) er naar het oordeel van het hof zonder meer op dat in de woning verdovende middelen, waaronder hard drugs, werden bewaard, bewerkt, verpakt en verkocht. Tevens duidt die situatie er op dat dit aan [appellant], die op dat moment aanwezig was, niet voorbij kan zijn gegaan. De verdovende middelen, verpakkingsmaterialen en apparatuur waren immers open en bloot in meerdere ruimtes van het gehuurde aanwezig. [appellant] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij niet betrokken was en niet op de hoogte was van de aangetroffen situatie. [appellant] heeft de desbetreffende stellingen van Wonen [Wonen] dus onvoldoende betwist. De omstandigheid dat de aangetroffen partij van 958 gram wit poeder niet uit amfetamine maar uit coffeïne en tryptofaan bestond, leidt dus niet tot het oordeel dat van een tekortkoming geen sprake is of tot het oordeel dat die tekortkoming van aanzienlijk geringer gewicht is. In zoverre verwerpt het hof grief 1.
4.4.4.In de toelichting op grief 2 heeft [appellant] nog aangevoerd dat andere personen kennelijk verdovende middelen uit hun tas hebben gegooid toen zij probeerden de woning ten tijde van de politie-inval te ontvluchten. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] met deze stelling zijn betrokkenheid bij de aangetroffen situatie onvoldoende betwist. Daarmee is immers niet de aanwezigheid verklaard van de diverse aan de drugshandel gerelateerde zaken zoals het sealapparaat, de drukpersen, de vacuümmachine, de weegschalen, het mondkapje, de PH-meter, enzovoort.
4.4.5.[appellant] heeft in de toelichting op grief 2 verder aangevoerd dat de verklaring van de persoon die op 17 augustus 2012 tegenover de politie heeft verklaard dat hij in de woning van [appellant] drugs heeft gekocht, ongeloofwaardig is. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] echter de verklaring van die persoon onvoldoende gemotiveerd betwist. De betreffende verklaring past immers volledig bij de situatie die de politie in de woning heeft aangetroffen en [appellant] heeft voor die situatie geen andere verklaring gegeven dan de verklaring dat vanuit de woning in drugs werd gehandeld.
4.4.6.Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat [appellant] in strijd met verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft gehandeld. Het was [appellant] bij de huurovereenkomst immers expliciet verboden om in het gehuurde handelingen te verrichten die in de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Het hof verwerpt daarom ook grief 2.
4.5.1.Met zijn grieven 3 en 4 betoogt [appellant] naar de kern genomen dat ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval bij weging van de over en weer betrokken belangen niet gerechtvaardigd is.
4.5.2.Naar het oordeel van het hof kan echter niet worden gezegd dat de tekortkoming van [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst van een zodanig bijzondere aard of geringe betekenis is dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Ook bij afweging van het woonbelang van [appellant] tegen de belangen van Wonen [Wonen] acht het hof de ontbinding van de huurovereenkomst op zijn plaats. Wonen [Wonen] heeft er een gerechtvaardigd belang bij om handel in soft drugs en hard drugs vanuit haar woningen te voorkomen, mede gelet op het risico dat dergelijke handel meebrengt voor verloedering van de woonomgeving. Dit brengt mee dat de grieven 3 en 4 geen doel treffen.