ECLI:NL:GHSHE:2013:6058

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
HD 200.098.646_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering bij woninginbraak en onware opgave van schade in verzekeringsrecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een woninginbraak die plaatsvond in de nacht van 5 op 6 december 2009, waarbij de geïntimeerde, wonende te [woonplaats], schade claimde. Interpolis betwistte de inbraak en stelde dat de geïntimeerde opzettelijk onware opgaven had gedaan over de schade. Het hof heeft in een tussenarrest van 22 januari 2013 de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van Interpolis, waarna de geïntimeerde de gelegenheid kreeg om een antwoordakte te nemen.

Tijdens de verdere beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de geïntimeerde onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om zijn stelling dat de inbraak had plaatsgevonden te onderbouwen. Het hof oordeelde dat de bewijslast bij de geïntimeerde ligt, nu Interpolis de inbraak gemotiveerd betwistte. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de inbraak daadwerkelijk had plaatsgevonden. Desondanks werd het oordeel van het hof dat de inbraak voorshands was bewezen, niet ontkracht door tegenbewijs van Interpolis.

Het hof heeft Interpolis in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de inbraak had plaatsgevonden en heeft de geïntimeerde ook de kans gegeven zijn stelling te bewijzen dat er bij de inbraak waardevolle spullen waren gestolen, waaronder een Samsung LCD TV, i-pod en i-pod speakers. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en het horen van getuigen, waarbij de raadsheer-commissaris zal optreden als voorzitter van het getuigenverhoor. De uitspraak van het hof is gedaan op 17 december 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.098.646/02
arrest van 17 december 2013
in de zaak van
Achmea Schadeverzekeringen N.V,handelend onder de naam Interpolis
,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. M. Bouman,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.P. Wolf,
als vervolg op het tussenarrest van 22 januari 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 229271/HA ZA 11-23 gewezen vonnis van 29 juni 2011 tussen Interpolis en [geïntimeerde]. Het hof zal de nummering van het tussenarrest voortzetten.

6.Het tussenarrest van 22 januari 2013

In voormeld tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van Interpolis, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zou worden gesteld een antwoordakte te nemen, onder het aanhouden van iedere verdere beslissing.

7.Het verdere verloop van de procedure

7.1.
Interpolis heeft onder overlegging van producties een akte genomen.
7.2.
De zaak (met zaaknummer: HD 200.098.646/01) is op 16 april 2013 ambtshalve geroyeerd, waarna de zaak (met zaaknummer: HD 200.098.646/02) op 3 september 2013 opnieuw is geïntroduceerd.
7.3.
[geïntimeerde] heeft onder overlegging van producties een antwoordakte genomen.
7.4.
De zaak is voor arrest geplaatst.

8.De verdere beoordeling

8.1.
[geïntimeerde] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen onder meer dat in de nacht van 5 op 6 december 2009 is ingebroken in zijn woning aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats] (hierna: de inbraak).
8.2.
Interpolis betwist voormelde stelling gemotiveerd.
8.3.1.
[geïntimeerde] voert aan dat de betwisting door Interpolis van voormelde stelling in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, met name heeft Interpolis haar recht verwerkt om de stelling te betwisten. Voorts is de betwisting in strijd met het recht van [geïntimeerde] op een eerlijk proces en de goede procesorde, aldus [geïntimeerde]. De betwisting moet derhalve worden gepasseerd, zo stelt [geïntimeerde].
Ter motivering van voormelde stellingen voert [geïntimeerde] aan dat uit het onderzoeksrapport van de heer [rapporteur] van 4 februari 2010 (hierna: het onderzoeksrapport van [rapporteur] van 4 februari 2010; prod. 1 cva) blijkt dat Interpolis toen al twijfelde of de inbraak wel had plaatsgevonden. In de brieven van Interpolis aan [geïntimeerde] van 12 maart 2010 en 9 april 2010, waarin Interpolis motiveert waarom zij weigert uit te keren, wordt echter niet vermeld dat de weigering (mede) is gebaseerd op twijfels omtrent de inbraak zelf. Interpolis heeft pas een beroep gedaan op deze grond in haar conclusie van antwoord, zo stelt [geïntimeerde]. Toen was het echter te laat om bijvoorbeeld een voorlopig getuigenverhoor te entameren en daarbij de betrokken politieagenten en slotenmaker te horen, aldus [geïntimeerde].
8.3.2.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd feiten en omstandigheden aangevoerd die de door hem gestelde (processuele) rechtsgevolgen kunnen dragen.
Wat betreft het beroep op de redelijkheid en billijkheid, met name rechtsverwerking, geldt dat de achtergrond van de wél in de brieven van 12 maart 2010 en 9 april 2010 aangevoerde afwijzingsgrond (opzettelijk onware opgave) vooral erin is gelegen dat Interpolis [geïntimeerde] niet vertrouwde. Gelet hierop heeft [geïntimeerde] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat hij er vanuit mocht gaan dat Interpolis in het verlengde van dit beroep in een later stadium niet alsnog (vanwege het gebrek aan vertrouwen in [geïntimeerde]) zich erop zou beroepen dat de inbraak niet had plaatsgevonden. Daarbij komt dat deze nieuwe afwijzingsgrond weliswaar ongeveer één jaar later dan de eerdere afwijzingsgrond(en) wordt aangevoerd (de conclusie van antwoord van 23 maart 2011), maar niets belette [geïntimeerde] om de betrokken politieagent en slotenmaker toen alsnog in een voorlopig getuigenverhoor te horen (althans dit te verzoeken. [geïntimeerde] heeft derhalve ook onvoldoende onderbouwd gesteld dat hij zodanig nadeel heeft ondervonden door de handelwijze van Interpolis, dat zijn beroep op de redelijkheid en billijkheid en/of rechtsverwerking dient te slagen.
Wat betreft de (gestelde) strijdigheid met het recht op een eerlijk proces en de goede procesorde overweegt het hof dat Interpolis het beroep dat de inbraak niet heeft plaatsgevonden in haar eerste processtuk (de conclusie van antwoord) heeft aangevoerd. Gelet hierop valt zonder nadere toelichting die ontbreekt niet in te zien dat Interpolis het recht van [geïntimeerde] op een eerlijk proces heeft geschonden, dan wel in strijd met de goede procesorde is gehandeld.
8.4.1.
[geïntimeerde] beroept zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling dat in de nacht van 5 op 6 december 2009 is ingebroken in zijn woning aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats]. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv draag [geïntimeerde] de bewijslast van deze stelling. Nu Interpolis de stelling gemotiveerd betwist, dient [geïntimeerde] deze te bewijzen.
8.4.2.
Artikel 2 sub 7 van de toepasselijke algemene voorwaarden (prod. 1 akte in hoger beroep Interpolis) bepaalt onder meer als volgt:
‘De verzekerde is verplicht om zodra hij op de hoogte is of hoort te zijn van een gebeurtenis die voor ons tot een verplichting kan leiden: (..) de schade aannemelijk te maken en, als wij daarom vragen, een schriftelijke en ondertekende verklaring aan ons te geven over het ontstaan, de aard en omvang van de schade.’Voor zover [geïntimeerde] bedoelt te stellen dat deze bepaling met zich brengt dat hij slechts aannemelijk hoeft te maken dat de inbraak heeft plaatsgevonden maar deze niet hoeft te bewijzen, wordt deze stelling verworpen. Letterlijk genomen volgt uit deze bepaling dat het aannemelijk maken enkel betrekking heeft op de schade, en niet ook op het verzekerde voorval (de inbraak). Voor een uitleg dat ook het verzekerde voorval slechts aannemelijk behoeft te worden gemaakt, heeft [geïntimeerde] te weinig gesteld.
[geïntimeerde] vraagt zich af of de door Interpolis overgelegde algemene voorwaarden wel de versie is die destijds toepasselijk was. Voor zover [geïntimeerde] hiermee bedoelt te stellen dat in het onderhavige geding niet van toepasselijkheid van de door Interpolis overgelegde algemene voorwaarden mag worden uitgegaan, wordt deze stelling verworpen. Er bestaan geen aanwijzingen dat de door Interpolis overgelegde algemene voorwaarden destijds niet toepasselijk waren, terwijl [geïntimeerde] geen andere (volgens hem wél toepasselijke) algemene voorwaarden in het geding heeft gebracht, en evenmin uitlegt waarom hij daartoe niet in staat zou zijn (hoewel het om een door hem afgesloten verzekering gaat).
8.5.1.
Hierna wordt weergegeven welke bewijsmiddelen naar het voorlopig oordeel van het hof de stelling ondersteunen dat de inbraak heeft plaatsgevonden.
8.5.2.
[geïntimeerde] verklaart (schriftelijk) dat er in de nacht van 5 op 6 december is ingebroken in zijn woning (schriftelijke verklaring van [geïntimeerde] van 2 maart 2010; prod. 2 cva). [geïntimeerde] heeft zijn woning op 5 december 2009 omstreeks 22.00 uur verlaten en deze volledig afgesloten, aldus de verklaring. Toen [geïntimeerde] op 6 december omstreeks 8.00 uur thuiskwam zag hij dat de deur van de berging, via welke je de woning kunt betreden, openstond. [geïntimeerde] – zo vervolgt hij zijn verklaring – constateerde dat er was ingebroken. Rond het slot van de bergingdeur zaten diverse krassen en het slot functioneerde niet meer naar behoren. Naderhand heeft het Woonbedrijf het slot gerepareerd, volgens [geïntimeerde] door een nieuwe cilinder te plaatsen of de oude cilinder te repareren. [geïntimeerde] heeft direct na de ontdekking van de inbraak de politie gebeld en aangifte gedaan, zo verklaart hij.
8.5.3.
Uit het proces-verbaal van aangifte van 8 december 2010 (prod. 2a en 2b inl. dagv.) blijkt dat [geïntimeerde] aangifte van de inbraak heeft gedaan. Uit dit proces-verbaal blijkt voorts dat de verbalisant van het proces-verbaal, [verbalisant], brigadier bij afdeling [woonplaats] [afdeling], op 6 december 2009 te 8.30 uur de woning van [geïntimeerde] heeft bezocht.
8.5.4.
Voorts verklaren mevrouw [getuige 1] en de heren [broer geïntimeerde] (broer [geïntimeerde]) en [getuige 2] volgens hun (ongedateerde) schriftelijke verklaringen dat zij op 5 december 2009 in de woning van [geïntimeerde] waren om Sinterklaas te vieren en dat zij de volgende dag – na een telefoontje van [geïntimeerde] – weer naar zijn woning zijn gegaan en daar hebben geholpen om op te ruimen en/of een chaos in de woning hebben waargenomen (prod. 14 inl. dagv.).
De heer [getuige 3] verklaart in zijn schriftelijke verklaring van 6 september 2010 dat hij op 6 december 2009 hoorde dat er bij [geïntimeerde] was ingebroken, en dat hij vervolgens naar hem toe is gereden om te helpen met opruimen (prod. 14 inl. dagv.)
8.5.5.
Interpolis beroept zich op de bevindingen uit het onderzoeksrapport van [rapporteur] van 4 februari 2010 dat het slot van de bergingsdeur van de woning van [geïntimeerde] na 6 december 2009 niet meer goed werkte, maar nadat het was gerepareerd wel weer goed functioneerde (zie voor een bevestiging van deze bevindingen ook de notitie van [rapporteur] van 4 februari 2013 (prod. 3 akte in hoger beroep Interpolis), de werkbon van het Woonbedrijf van 9 december 2013 (prod. 2 mva) en de brief van het woonbedrijf van 28 juni 2012 (prod. 3 mva)). Tussen partijen staat derhalve in ieder geval vast dat het slot van de bergingsdeur op of omstreeks 6 december 2009 niet goed werkte.
8.5.6.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het bovenstaande dat voorshands is bewezen dat de inbraak heeft plaatsgevonden. Het hof laat bij dit oordeel in het midden of het slot van de bergingsdeur (kort) na 6 december 2009 is gerepareerd (stelling Interpolis) of vervangen (stelling [geïntimeerde]). In ieder geval staat vast dat het op 6 december 2009 niet goed werkte.
8.6.
Naar het oordeel van het hof wordt het oordeel dat de inbraak voorshands is bewezen, onvoldoende ontkracht door tegenbewijs. De vermeldingen in het onderzoeksrapport van [rapporteur] van 4 februari 2010 dat (a) de technische recherche niet duidelijk is geworden op welke wijze de woning is betreden, en (b) de locatie van de woning in het appartementencomplex onwaarschijnlijk maakt dat de inbraak heeft plaatsgevonden (centrale toegangsdeur, gehorig, ieder appartement eigen loopbrug), zijn onvoldoende duidelijk en zwaarwegend om voormeld bewijs ontzenuwd te achten.
8.7.
Interpolis zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat in de nacht van 5 op 6 december 2009 is ingebroken in de woning van [geïntimeerde] woning aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats].
8.8.1.
[geïntimeerde] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen voorts dat bij de inbraak in zijn woning in de nacht van 5 op 6 december 2009 onder meer zijn Samsung LCD TV, i-pod en i-pod speakers zijn gestolen.
Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van voormelde stelling op [geïntimeerde]. Nu Interpolis deze stelling gemotiveerd betwist, dient [geïntimeerde] de juistheid ervan te bewijzen. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] dit bewijs niet op voorhand geleverd. Weliswaar zijn er bewijsmiddelen die duiden op de juistheid van voormelde stelling, met name (onderdelen van) de verklaringen van [geïntimeerde] (zie zijn schriftelijke verklaring van 2 maart 2010 (prod. 2 cva) en zijn verklaring volgens het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg), de verklaringen van [getuige 1], [broer geïntimeerde] en [getuige 2], en de foto’s van een TV,
i-pod en i-pod speakers in de slaapkamer van [geïntimeerde] (prod. 14 inl. dagv). Echter, er zijn ook bewijsmiddelen die dit bewijs lijken te ontkrachten en met name erop zouden kunnen duiden dat [geïntimeerde], toen hij ten overstaan van Interpolis moest aantonen dat hij een Samsung LCD TV, een i-pod en i-pod speakers in eigendom had gehad, Interpolis (opzettelijk) onjuist heeft ingelicht. Deze bewijsmiddelen bestaan met name uit (onderdelen van) de onderzoeksrapporten van [rapporteur] van 4 februari 2010 en 25 mei 2010 (zie voor dit laatste rapport prod. 3 cva), de bezorgbon van 11 januari 2010 (prod. 4 inl. dagv.), de schriftelijke verklaringen van [getuige 4]van de Harense Smid van 2 maart 2010 en 20 mei 2010 (respectievelijk bijlage 8 onderzoeksrapport van [rapporteur] van 4 februari 2010 en bijlage 1 bij onderzoeksrapport van [rapporteur] van 25 mei 2010), de brief van mr. [X.] van 10 mei 2010 (prod. 8 inl. dagv.) en de schriftelijke verklaring van [geïntimeerde] van 2 maart 2010 in combinatie met het concept hiervan (prod. 1 mvg).
8.9.
[geïntimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld zijn stelling dat bij de inbraak in zijn woning in de nacht van 5 op 6 december 2009 onder meer zijn Samsung LCD TV, i-pod en i-pod speakers zijn gestolen, te bewijzen.
8.10.
Interpolis stelt dat [geïntimeerde] een opzettelijk onware opgave van de schade heeft gedaan ter zake de Samsung LCD TV, de i-pod en de i-pod speakers.
Voormelde stelling wordt door [geïntimeerde] gemotiveerd betwist. Nu Interpolis zich beroept op de (bevrijdende) rechtsgevolgen van voormelde stelling, rust de bewijslast hiervan op haar. Aangezien [geïntimeerde] voormelde stelling gemotiveerd betwist, dient Interpolis de juistheid ervan te bewijzen. Naar het oordeel van het hof heeft Interpolis dit bewijs niet op voorhand geleverd.
Weliswaar zijn er bewijsmiddelen die erop zouden kunnen duiden dat [geïntimeerde], toen hij ten overstaan van Interpolis moest aantonen dat hij een Samsung LCD TV, een i-pod en i-pod speakers in eigendom had gehad, Interpolis (opzettelijk) onjuist heeft ingelicht. Deze bewijsmiddelen bestaan met name uit (onderdelen van) de onderzoeksrapporten van [rapporteur] van 4 februari 2010 en 25 mei 2010 (zie voor dit laatste rapport prod. 3 cva), de bezorgbon van 11 januari 2010 (prod. 4 inl. dagv.), de schriftelijke verklaringen van [getuige 4]van de Harense Smid van 2 maart 2010 en 20 mei 2010 (respectievelijk bijlage 8 onderzoeksrapport van [rapporteur] van 4 februari 2010 en bijlage 1 bij onderzoeksrapport van [rapporteur] van 25 mei 2010), de brief van mr. [X.] van 10 mei 2010 (prod. 8 inl. dagv.) en de schriftelijke verklaring van [geïntimeerde] van 2 maart 2010 in combinatie met het concept hiervan (prod. 1 mvg).
Echter, er zijn ook bewijsmiddelen die dit bewijs ontkrachten, met name (onderdelen van) de verklaringen van [geïntimeerde] (zie zijn schriftelijke verklaring van 2 maart 2010 (prod. 2 cva) en zijn verklaring volgens het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg), de verklaringen van [getuige 1], [broer geïntimeerde] en [getuige 2], en de foto’s van een TV, i-pod en i-pod speakers in de slaapkamer van [geïntimeerde] (prod. 14 inl. dagv).
8.11.
Interpolis zal alsnog in de gelegenheid worden gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] een opzettelijk onware opgave van de schade heeft gedaan ter zake de Samsung LCD TV, de i-pod en de i-pod speakers.
8.12.
Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.

9.De uitspraak

Het hof:
9.1.
laat Interpolis toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat in de nacht van 5 op 6 december 2009 is ingebroken in de woning van [geïntimeerde] woning aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats];
9.2.
laat [geïntimeerde] toe zijn stelling te bewijzen dat bij de inbraak in zijn woning in de nacht van 5 op 6 december 2009 onder meer zijn Samsung LCD TV, i-pod en i-pod speakers zijn gestolen;
9.3.
laat Interpolis toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] een opzettelijk onware opgave van de schade heeft gedaan ter zake de Samsung LCD TV, de i-pod en de i-pod speakers;
9.4.
bepaalt, voor het geval partijen of één van hen bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 7 januari 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 8 tot 16 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat partijen tevoren overleg plegen over het aantal en de persoon van de getuigen dat tegen deze datum zal worden opgeroepen en de volgorde waarin de getuigen zullen worden voorgebracht;
bepaalt dat de advocaten tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
9.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S. Riemens en L.R. van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 december 2013.