ECLI:NL:GHSHE:2013:6039

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
20-000101-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid aan poging moord/doodslag

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan poging tot moord en poging tot doodslag, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van deze beschuldigingen. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 19 december 2010 in Eindhoven, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen deze veroordeling gegrond verklaard, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het schietincident, ondanks dat hij kort voor het incident telefonisch contact had opgenomen met een getuige. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000101-12
Uitspraak : 17 december 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 december 2011, parketnummer 01-839809-10 en de van dat vonnis deel uit makende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 01-825153-09 en 01-825573-08, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]1974,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - medeplichtigheid aan poging tot moord (feit 1) en medeplichtigheid aan poging tot doodslag (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De eerste rechter heeft verdachte vrijgesproken van het hem onder 1. respectievelijk 2. primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord en medeplegen van poging tot doodslag, alsmede van het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 3).
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] en in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen – voor zover aan de orde –, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat het hof de integrale vordering zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vervangende hechtenis.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging, met parketnummers 01-825153-09 en 01-825573-08 heeft de advocaat-generaal de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gevorderd.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de integrale tenlastelegging – voor zover in hoger beroep aan de orde –. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen, indien het hof verdachte zou vrijspreken. Subsidiair, ingeval van enige bewezenverklaring (het hof begrijpt: ter zake het onder 1. ten laste gelegde), heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen conform het vonnis waarvan beroep op dat punt.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, hij en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een kogel heeft/hebben
afgevuurd/geschoten op/in het lichaam van [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte]op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen althans eenmaal met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd/geschoten op/in het lichaam van [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen en daar
- korte tijd voorafgaand aan dat misdrijf telefonisch te informeren naar de plaats/locatie waar [slachtoffer 1] zich op dat moment ophield/bevond, althans zijn mobiele telefoon voor dat doel beschikbaar te stellen en/of
- die informatie aangaande de vindplaats van [slachtoffer 1] (vervolgens) te delen met [medeverdachte] en/of
- samen met[medeverdachte] voornoemde [slachtoffer 1] (vervolgens) op te zoeken en/of - een (geladen) vuurwapen mee te nemen en/of een (geladen) (vuur)wapen ter hand te nemen en/of voornoemd (geladen) vuurwapen aan [medeverdachte] te geven/ter beschikking te stellen en/of
- ( vervolgens) de vluchtauto (met daarin [medeverdachte]) te besturen;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen een kogel heeft/ hebben geschoten op/in het lichaam van [slachtoffer 2] en/of in de richting van het lichaam van[slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven, ter uitvoering van het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen althans eenmaal met een vuurwapen een kogel heeft geschoten op/in het lichaam van [slachtoffer 2] en/of in de richting van het lichaam van[slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 19 december 2010 te Eindhoven opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen en daar
- korte tijd voorafgaand aan dat misdrijf telefonisch te informeren naar de plaats/locatie waar[slachtoffer 2] zich op dat moment ophield/bevond, althans zijn mobiele telefoon voor dat doel beschikbaar te stellen en/of
- die informatie aangaande de vindplaats van [slachtoffer 2] (vervolgens) te delen met [medeverdachte] en/of
- samen met [medeverdachte] voornoemde [slachtoffer 2] (vervolgens) op te zoeken en/of
- een (geladen) vuurwapen mee te nemen en/of een (geladen) (vuur)wapen ter hand te nemen en/of voornoemd (geladen) vuurwapen aan [medeverdachte] te geven/ter beschikking te stellen en/of
- ( vervolgens) de vluchtauto (met daarin [medeverdachte]) te besturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder feit 1. primair en feit 2. primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld ter zake van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde. Het verwijt dat de advocaat-generaal de verdachte maakt komt er in de kern op neer dat hij, kort voor het schietincident, telefonisch contact heeft opgenomen met [getuige 1] teneinde te informeren naar de locatie waar het latere slachtoffer [slachtoffer 1] zich bevond en dat hij [medeverdachte] vervolgens van die locatie op de hoogte heeft gebracht.
Het hof overweegt ter zake het volgende. Met de advocaat-generaal stelt het hof vast dat met het telefoonnummer 06-81822380 kort voor het incident is gebeld met[getuige 1]. Vast staat dat dit telefoonnummer op enig moment in het gebruik is geweest bij verdachte. [getuige 1] heeft in die zin bevestigend verklaard dat zij het betreffende telefoonnummer herkende als het nummer van verdachte.
Verdachte heeft evenwel ontkend het betreffende telefoontje gepleegd te hebben en heeft in dat verband een proces-verbaal overgelegd van aangifte van diefstal van zijn telefoon d.d. 5 december 2010 gepleegd door [getuige 2]. [getuige 2] verklaarde bovendien (ondersteunend aan de ontkenning van de verdachte) (dossierpagina 274) dat “die kleine” (het hof begrijpt dat daarmee wordt bedoeld [medeverdachte]) met[getuige 1] heeft gebeld.
Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat het verdachte was die telefonisch contact heeft opgenomen met[getuige 1]. Ook overigens heeft het hof geen bewijsmiddel aangetroffen waaruit zou blijken dat verdachte zijn telefoon aan een ander beschikbaar heeft gesteld teneinde inlichtingen te bekomen zoals ten laste gelegd, en vervolgens deze inlichtingen te delen met de medeverdachte[medeverdachte] dan wel hem op andere wijze, zoals ten laste is gelegd, behulpzaam is geweest. Het enkele feit dat de medeverdachte [medeverdachte] in de auto heeft gezeten die
verdachte na het incident bestuurde, acht het hof onvoldoende om tot een veroordeling voor -kort gezegd- medeplichtigheid aan poging moord te komen. Het hof is derhalve – anders dan de advocaat-generaal – van oordeel dat de verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
Het hof komt, gelet op het vorenstaande, niet toe aan beoordeling van het ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman in voorwaardelijke vorm gedaan verzoek tot nader onderzoek naar een op 20 december 2010 onder verdachte in beslag genomen telefoon.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 79.594,70, bestaande uit € 75.000,-- immateriële schade en € 4.594,70 materiële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 64.584,70, te weten € 60.000,-- aan immateriële schade (bij wijze van voorschot) en € 4.584,70 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof is van oordeel dat, nu verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, wordt vrijgesproken de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet kan worden ontvangen.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
In acht genomen het vorenstaande, komt het hof aan de beoordeling van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummers 01-825573-08 en 01-825153-09 voorwaardelijk opgelegde straffen niet toe. Het openbaar ministerie zal in die vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen tot tenuitvoerlegging, met parketnummers 01-825153-09 en 01-825573-08.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 17 december 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.