In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2013, gaat het om een hoger beroep van ouders tegen de beschikkingen van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 12 juni 2013. De ouders, aangeduid als de moeder en de vader, hebben verzocht om vernietiging van deze beschikkingen, waarin hen het ouderlijk gezag over hun kinderen, [kind 1.] en [kind 2.], was ontnomen en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg tot voogd was benoemd. De ouders voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij pedagogisch onmachtig waren en dat er geen grond was voor een gedwongen ontheffing van het ouderlijk gezag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2013 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de stichting gehoord. De ouders stelden dat zij zich in een stabiele situatie bevonden en dat de omgang met de kinderen goed verliep. Ze benadrukten dat ze de kinderen niet belasten met de gedachte dat ze weer thuis kunnen wonen, maar dat ze wel actief betrokken willen blijven bij hun opvoeding.
Het hof overwoog dat de ouders blijk gaven van een duurzame bereidheid om de kinderen in het pleeggezin te laten opgroeien. Het hof concludeerde dat, hoewel de ouders de wens koesterden om in de toekomst weer voor de kinderen te zorgen, de huidige situatie in het belang van de kinderen was. Het hof vernietigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank en wees het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ontheffing van het ouderlijk gezag af, met de overweging dat de ouders niet ongeschikt of onmachtig waren om hun zorgplicht te vervullen, zolang de kinderen in het pleeggezin verbleven.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de kinderen, en dat de ouders, ondanks hun verleden, een positieve rol kunnen blijven spelen in het leven van hun kinderen, zolang zij zich aan de gemaakte afspraken houden.