In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De zaak betreft Stichting Woonpunt, die de huurovereenkomst met de huurder, aangeduid als [gedaagde], wenste te ontbinden vanwege het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid hennep in de woning. De huurder had de woning sinds 16 augustus 2005 gehuurd en de politie vond op 30 oktober 2010 in totaal 204 gram hennep, wat volgens de burgemeester van Heerlen een handelshoeveelheid impliceert. Woonpunt stelde dat de huurder in strijd handelde met de huurovereenkomst en de Opiumwet, en vorderde ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van de woning.
De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van Woonpunt afgewezen, omdat de tekortkoming van de huurder niet voldoende was om ontbinding te rechtvaardigen. Woonpunt ging in hoger beroep en voerde aan dat de tekortkoming, namelijk het bezit van hennep, wel degelijk ontbinding rechtvaardigde. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van hennep in de woning een tekortkoming opleverde die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, ongeacht de argumenten van de huurder over eigen gebruik en de afwezigheid van handelsactiviteiten.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis en ontbond de huurovereenkomst, waarbij de huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen acht weken na betekening van het arrest. Tevens werd de huurder veroordeeld tot betaling van huur als schadevergoeding voor het gebruik van de woning na de ontbinding. De kosten van beide instanties werden ook aan de huurder opgelegd. Het hof benadrukte dat de aanwezigheid van hennep in de woning, zelfs zonder bewijs van handel, voldoende was om de ontbinding te rechtvaardigen, gezien de ernst van de overtreding van de Opiumwet.