Uitspraak
4 oktober 2013 niet blijkt dat hij in Nederland eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Het hof gaat bij de beoordeling van de zaak dan ook uit van een zogenaamde first offender, te weten iemand die voor het eerst met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Algemeen
Hadden de camerabeelden aan derden mogen worden verstrekt en mogen worden uitgezonden?
Was er sprake van een zwaarwegend belang?
nietziet op de bescherming van de rechtspositie van de verdachte. Met andere woorden: de verdachte kan zich niet beroepen op het niet naleven van de Aanwijzing, omdat de Aanwijzing is geschreven voor de interne werkwijze van het openbaar ministerie bij de inzet van opsporingsberichtgeving als opsporingsmiddel.
naar het hof begrijpt: mondeling aan de advocaat-generaal) heeft medegedeeld dat hij, indien hem vooraf toestemming was gevraagd voor het vertonen van de hier aan de orde zijnde camerabeelden, toestemming voor verstrekking van de beelden aan Omroep Brabant zou hebben verleend.
2. Wat is opsporingsberichtgeving
4.Eisen aan inzet opsporingsberichtgeving
7. Besluitvorming, procedure en overleg
- die als doel heeft beperkt, namelijk lokaal of regionaal, aandacht voor het bericht te krijgen
10.Gebruik beeld- en geluidsmateriaal
het hof begrijpt: de wijze van publicatie).
uitvoeringvan de publicatie en verwijdering van opsporingsberichten onder verantwoordelijkheid van het R.O.O., terwijl in de bijlage 2, die de tekst heeft “aanmelden voor regionale opsporingsberichtgeving” onder het tweede aandachtstreepje is opgenomen: de zaaksofficier van justitie
bespreekte.e.a. met de persofficier van justitie/voorzitter R.O.O.
toestemming) door de (plaatsvervangend) voorzitter van het L.O.O. was dan ook niet aan de orde, zoals wel is voorgeschreven bij op voorhand als “landelijk” aangeduide zaken.
in beginsel(
toevoeging hof) een ernstige inbreuk op van de privacy van die verdachte, zelfs wanneer deze zich op de openbare weg bevond maar geen deel nam aan een publieke gebeurtenis. [5]
10 (tien) maanden.
4 (vier) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.