ECLI:NL:GHSHE:2013:5949

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
WR 193 - 15 - 2013
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure Enexis B.V. tegen verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van Enexis B.V. tegen de rechters Van de Loo, Ruyters en Swinkels. Het wrakingsverzoek werd ingediend door mr. P.M.J. Graus, de voormalig advocaat van de verzoeker, tijdens de zitting van de wrakingskamer op 15 november 2013. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld, maar de verzoeker heeft zijn verzoek niet nader toegelicht, ondanks herhaalde uitnodigingen van de wrakingskamer om dit te doen. De rechters Van de Loo, Ruyters en Swinkels hebben niet ingestemd met de wraking.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die het vermoeden van partijdigheid van de rechters zouden kunnen rechtvaardigen. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in twijfel trekken, maar in dit geval ontbrak het aan een deugdelijke onderbouwing van het verzoek. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat de rechters niet op de hoogte waren van de argumenten die eerder door de verzoeker waren aangevoerd in een andere wrakingskamer.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer besloten dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, omdat hij niet in staat was om zijn verzoek adequaat te onderbouwen. De beslissing is op 15 november 2013 openbaar uitgesproken en op 29 november 2013 schriftelijk bevestigd aan de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
Datum beslissing 29 november 2013
Beslissing op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)in het kader van de behandeling van het verzoek als bedoeld in artikel 36 Rv in de bij de Afdeling Civiel recht van dit hof aanhangige zaak met nummer HD 200.090.359/01 (de hoofdzaak) van:
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz,
hierna te noemen: Enexis,
tegen:
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
voormalig advocaat: mr. P.M.J. Graus,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van de mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels, die het verzoek tot wraking van de mrs. De Groot-van Dijken, Delfos-Roy en Verbunt behandelen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het wrakingsverzoek is (volgens verklaring van mr. Graus ter zitting) gedaan door hem namens zijn cliënt ter zitting van de wrakingskamer van het hof van 15 november 2013.
1.2.
De mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels hebben niet in de wraking berust.
1.3.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting van 15 november
2013 behandeld. De mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord. Namens verzoeker is mr. P.M.J. Graus ter zitting verschenen en gehoord. Mr. G.E.M.C. Reinartz, de advocaat van Enexis is als toehoorder bij de zitting aanwezig geweest. De aanwezigheid van mr. Reinartz - waartegen mr. Graus bezwaar heeft gemaakt, overigens zonder de inhoud van dat bezwaar toe te lichten - heeft de wrakingskamer gegrond op het wrakingsprotocol zoals dat voor het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geldt.
1.4.
De wrakingskamer heeft de behandeling tweemaal korte tijd geschorst. De eerste
maal om mr. Graus op zijn verzoek in de gelegenheid te stellen overleg te plegen en de tweede maal om zich in raadkamer te beraden over het verzoek van mr. Graus, naar aanleiding van zijn verklaring ter zitting dat hij zich als advocaat aan de onderhavige zaak onttrekt, om de verdere behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen een andere advocaat te benaderen om de zaak over te nemen.
1.5.
Na de tweede hervatting van de mondelinge behandeling ter terechtzitting heeft de
voorzitter mr. Graus onder opgaaf van redenen medegedeeld dat zijn aanhoudingsverzoek niet wordt gehonoreerd. Vervolgens heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en heeft de wrakingskamer aanstonds deze uitspraak gedaan.

2.Het verzoek tot wraking

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer van 15 november 2013 heeft mr. Graus het wrakingsverzoek niet toegelicht, hoewel daartoe meermaals door de wrakingskamer nadrukkelijk is uitgenodigd.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen (en dus ook een wrakingskamer), door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Ingevolge paragraaf 6.4 van het wrakingsprotocol heeft de raadsheer wiens wraking is verzocht, tot het moment van de uitspraak van de wrakingskamer, buiten aanwezigheid van de indiener van het verzoek geen contact over de zaak met leden van de wrakingskamer. Anders dan mr. Graus mogelijk veronderstelt, is deze wrakingskamer dan ook niet op de hoogte van de onderbouwing voor het wrakingsverzoek zoals ter zitting van de eerste wrakingskamer door mr. Graus gegeven.
Voor zover mr. Graus voor de onderbouwing van het verzoek heeft willen volstaan met een verwijzing naar hetgeen hij bij gelegenheid van het doen van zijn wrakingsverzoek ter zitting van de (anders samengestelde) wrakingskamer van 15 november 2013 aan dat verzoek ten grondslag heeft gelegd, gaat het hof daaraan voorbij. De onderhavige wrakingskamer heeft geen kennis van hetgeen bij de andere wrakingskamer is voorgevallen. Overigens heeft de onderhavige wrakingskamer evenmin kennis van wat de reden is geweest om voornoemde kamer van de afdeling civiel te wraken.
3.4.
Nu mr. Graus zijn verzoek tot wraking van de mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels ter zitting van deze wrakingskamer niet nader heeft toegelicht, en de wrakingskamer ook niet ambtshalve is kunnen blijken dat er sprake is van feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig of onafhankelijk zijn dan wel dat enige objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat, is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan de mrs. Van de Loo, Ruyters en Swinkels.
Deze beslissing is op 15 november 2013 gegeven, en toen ook in het openbaar door de voorzitter uitgesproken, door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, A.J.M. van Gink en P.A.G.M. Cools in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes als griffier en na op schrift te zijn gesteld op 29 november 2013 ter kennis gebracht van de mrs. Graus, Reinartz en de gewraakten.