8.Een vertaling, gemaakt door een beëdigde vertaler, van een deskundigenrapport van Forensic Access d.d. 20 mei 2013 (kenmerk FA-2012-01584-DK2), voor zover inhoudende als bevindingen en/of conclusies van D. Kirby, vingerafdrukdeskundige (in het strafdossier los opgenomen document):
Opdracht
De opdracht was het uitvoeren van een tegenonderzoek en het schriftelijk uitbrengen van mijn bevindingen met betrekking tot de vergelijking tussen de aangetroffen vingerafdrukken (AACH0606NL) en de dactyloscopische gegevens van de verdachte (AADX8975NL).
Onderzoek
Op 23 april 2013 ontving ik, via aangetekende post, een CD-ROM met daarop twee digitale bestanden, gelabeld:
311000257936 [O] (achterzijde).jpg
311000257936 [O] (voorzijde).jpg
Bij inzage bevatten deze bestanden de voorkant en de achterkant van een standaard vingerafdrukformulier op naam van "[O]". De vingerafdrukken op dit formulier waren van goede kwaliteit en geschikt voor het maken van een vergelijking.
Op 25 april 2013 ontving ik, via e-mail, een digitaal bestand gelabeld: AACH0606NL.tif
Bij inzage bevatte dit bestand een enkele vingerafdruk.
Conclusie
Ik heb de afgebeelde vingerafdruk met het label "AACH0606NL.tif" onderzocht en vastgesteld dat er voldoende lijnvormen op de afdruk aanwezig waren voor het uitvoeren van een identificatie. Daarna heb ik deze afdruk vergeleken met de afdruk van de rechter wijsvinger op het vingerafdrukformulier op naam van "[O]" en ik heb vastgesteld dat het patroon, de lijnenstroom en alle waarneembare lijnkarakteristieken in beide afdrukken met elkaar overeen kwamen; totaal geen verschillen. Ik heb derhalve geconcludeerd dat beide vingerafdrukken van dezelfde persoon zijn.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Nu de verdachte te kennen heeft gegeven te berusten in de veroordeling door de rechtbank ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, volstaat het hof met de overweging dat op grond van de uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende DNA-match in combinatie met het aantreffen van een vingerafdruk van de verdachte, vaststaat dat de verdachte één van de drie personen is die de mislukte overval op de taxichauffeur [M] heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste en derde lid, juncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2°, en artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en wordt gekwalificeerd als:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft samen met twee mededaders een taxichauffeur proberen te overvallen.
Het slachtoffer werd in de nachtelijke uren tijdens zijn werk plotseling geconfronteerd met hevig geweld. De dader die achter de chauffeur was gezeten, heeft met een ijzeren pijp de keel van het slachtoffer dichtgedrukt, waardoor het slachtoffer geen lucht meer kreeg. De dader die naast de chauffeur zat, heeft meerdere keren met een ijzeren pijp het slachtoffer in het gezicht en op het lichaam geslagen. Een derde dader gaf het slachtoffer vuistslagen tegen zijn achterhoofd. Slechts doordat het slachtoffer erin slaagde met zijn knie op de claxon te drukken, staakten de verdachte en zijn mededaders hun geweld en vluchtten zij weg uit de taxi.
Uit de verklaringen van het slachtoffer bij de politie blijkt dat hij tijdens de overval heeft gevreesd voor zijn leven en dat hij nadien angst heeft gehad om ’s nachts als taxichauffeur te werken.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken van strafverlagende omstandigheden.
Gelet op de ernst van het door de verdachte en zijn mededaders toegepaste geweld en de psychologische gevolgen voor het slachtoffer, komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden.
Het hof zal de onttrekking aan het verkeer bevelen dan de in beslag genomen ijzeren pijp, met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Van de overige in beslag genomen voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.