In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Roermond, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor diefstal van een camper. De verdachte had op 19 mei 2010 een Volkswagen-camper weggenomen, die toebehoorde aan een benadeelde partij. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis, waarbij hij vrijspraak bepleitte en stelde dat hij recht had op de camper, omdat deze aan hem toebehoorde na de echtscheiding met zijn ex-vrouw.
Het hof heeft vastgesteld dat de camper deel uitmaakte van de huwelijksgemeenschap tussen de verdachte en zijn ex-vrouw. De ex-vrouw had de camper echter verkocht aan de benadeelde partij, waardoor de eigendom rechtsgeldig was overgegaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn eigendomsrecht had verloren en dat zijn toe-eigening van de camper wederrechtelijk was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof legde een taakstraf van 60 uren op, met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten droeg.